Parlementaire vraag nr. 305 van mevrouw Pieters van 08.03.2004


VRAAG 04/305

Vraag nr. 305 van mevrouw Pieters dd. 08.03.2004


Vr. en Antw., Kamer, 2004-2005, nr. 094, blz. 16764-16765

Abnormale of goedgunstige voordelen - Binnenlandse en buitenlandse vennootschap

VRAAG

Krachtens de bepalingen van artikel 207, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 mag geen aftrek worden verricht op het gedeelte van de winst dat voortkomt van «abnormale of goedgunstige voordelen » vermeld in artikel 79 WIB 1992, noch op de grondslag van de bijzondere afzonderlijke aanslag op niet-verantwoorde kosten ingevolge artikel 219 WIB 1992, noch op het gedeelte van de winst die bestemd is voor de uitgaven bedoeld in artikel 198, eerste lid, 12°, WIB 1992.

Dit artikel verwijst onder andere naar artikel 79 WIB 1992 dat stelt dat beroepsverliezen niet worden afgetrokken van het gedeelte van de winst of de baten dat voortkomt uit «abnormale of goedgunstige voordelen » die de belastingplichtige, in welke vorm of door welk middel ook, rechtstreeks of onrechtstreeks heeft verkregen uit een onderneming ten aanzien waarvan hij zich rechtstreeks of onrechtstreeks in enige band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt (= artikel 53, eerste lid, WIB - oud, gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 28 december 1990).

Terzake rijzen nog steeds de volgende algemene praktische vragen :

1.
a) Mag men ervan uitgaan dat inzake vennootschapsbelasting voor de toepassing van dit gedeeltelijk aftrekverbod waarvan sprake in eerstgenoemd artikel 207, tweede lid, WIB 1992 het gaat om zowel abnormale of goedgunstige voordelen behaald door «Belgische» als door «buitenlandse » vennootschappen, ondernemingen of zelfstandigen ? Of gaat het alleen om Belgische firma's, bedrijven en handelaars ?

b) Wat was dienaangaande de bedoeling van de toenmalige wetgever?

2.
a)
Hoe dient het begrip «abnormale of goedgunstige voordelen» te worden omschreven of gedefinieerd ?

b) Mag men zich hierbij afstemmen op het administratief commentaar op artikel 26 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992?

3. Kan u op principieel vlak uw algemene ziens- en handelwijze meedelen voor de aanslagjaren 2003 en vorige in het licht van de wettelijke bepalingen van de artikelen 79 en 207, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 159 van de gecoördineerde Grondwet?

ANTWOORD (vice-eerste minister en minister van Financiën, 20.09.2005)

Het geachte lid beoogt blijkbaar de toepassing van artikel 207, tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) zoals het bestond voor de aanslagjaren 2003 en vorige, waaruit moet worden besloten dat een administratief of een gerechtelijk geschil in een welbepaald concreet geval wordt bedoeld.

Ik kan het geachte lid meedelen dat inzake vennootschapsbelasting het bedoelde aftrekverbod van toepassing is op de abnormale of goedgunstige voordelen die zijn verkregen.

Het artikel 32, § 1, tweede lid van de samengeordende wetten (huidig artikel 79, WIB 1992), ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 13 juli 1959 tot bestrijding van de fiscale ontwijking, had tot doel winstverschuivingen tussen verbonden ondernemingen tegen te gaan door het verijdelen van de combinatie waarbij een welvarende vennootschap of een industrieel met belangrijke winst zich meester maakt van een onderneming, waarvan het bestaan door op de balans voorkomende verliezen bedreigd is en door allerlei middelen (inzonderheid aankopen tegen overdreven prijzen of verkopen tegen spotprijzen) aan deze laatste zoveel mogelijk winst overdraagt, die aldus in de begunstigde onderneming kan worden opgeslorpt door de verliezen van het belastbare tijdperk en van vorige belastbare tijdperken ( Parl. St., Kamer, 1961-1962, nr. 264/1, blz. 72-73).

Voor het overige kan ik voor wat betreft de begrippen «abnormale of goedgunstige voordelen» het geachte lid verwijzen naar de administratieve commentaar op het artikel 26, WIB 1992 en de rechtspraak hieromtrent. De onderrichtingen van 26/ 16 en 17 van de administratieve commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn mutatismutandis van toepassing met betrekking tot de artikelen 79 en 207, tweede lid, WIB 1992. Bovendien moet het abnormale of goedgunstige karakter van die voordelen worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden die eigen zijn aan elk geval afzonderlijk.