Parlementaire vraag nr. 557 van de heer Dirk Van der Maelen van 03.07.2009
Parlementaire vraag nr. 557 van de heer Dirk Van der Maelen dd. 03.07.2009
Personenbelasting
Voordeel
Voordeel anders dan in geld behaald
Vrijgesteld inkomen
VRAAG
Het artikel 38, § 1, 11°, punten b) en c) van het WIB 1992 stellen respectievelijk individualiseerbare voordelen die niet de aard van een werkelijke bezoldiging hebben of geringe voordelen of gelegenheidsgeschenken verkregen uit hoofde van gebeurtenissen die niet rechtstreeks in verband staan met de beroepswerkzaamheid, vrij van belastingen. Wat betreft de RSZ-bijdragen is het zo dat geschenken in speciën of in de vorm van geschenkencheques die aan de werknemer worden overhandigd naar aanleiding van zijn pensionering vrijgesteld zijn van sociale bijdragen mits het bedrag ervan 35 euro per dienstjaar bij de werkgever niet wordt overschreden en in totaal minstens 105 en maximaal 875 euro bedraagt. In de administratieve onderrichtingen bij het artikel 38 van het WIB 1992 vind ik weinig precisering over de concrete toepassing van voormeld punt 11°. Binnen de brugpensioenregeling werden ter uitvoering van het Generatiepact specifieke regimes ingevoerd voor werknemers met zeer lange loopbanen, voor zware beroepen en voor werknemers die in nacht- en ploegenarbeid zitten. We hebben dat destijds gedaan omdat we wisten dat de zware arbeidsomstandigheden waarin deze mensen prestaties hebben geleverd, het voor hen vaak fysisch onmogelijk maakt om door te werken tot aan de normale pensioenleeftijd. Daardoor krijgen deze mensen, die vaak de zwaarste inzet hebben geleverd voor hun bedrijf, niet het voordeel dat hun collega's die - soms door te werken in comfortabele arbeidsomstandigheden - wél kunnen doorwerken tot aan de normale pensioenleeftijd.
1. Ben ik correct als ik vermoed dat de vrijstelling bedoeld onder artikel 38, 11°, c) WIB 1992 onder meer slaat op eenmalige afscheidspremies die door de werkgever worden toegekend naar aanleiding van een pensionering?
2. Gaat het, qua bedragen, desgevallend over de zelfde bedragen als die, die van toepassing zijn voor wat betreft de RSZ? Een geharmoniseerde toepassing ter zake is immers nogal voor de hand liggend.
3. Bent u bereid om de vrijstelling die desgevallend van toepassing is voor afscheidspremies naar aanleiding van een pensionering uit te breiden tot bruggepensioneerden die komen uit een zeer lange loopbaan, een zwaar beroep of nacht- en ploegenarbeid?
ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)
Vraag 1 De onder artikel 38, §1, eerste lid, 11, c van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) bedoelde vrijstelling is van toepassing op voordelen die een geringe waarde hebben en door een onderneming met een duidelijk sociaal doel en niet als eigenlijke bezoldiging voor geleverde prestaties aan haar personeelsleden worden toegekend. Wanneer de door het geachte lid beoogde afscheidspremies als zodanig kunnen worden aangemerkt, kunnen zij bij toepassing van voornoemde bepaling van inkomstenbelastingen worden vrijgesteld.
Vraag 2 De door het geachte lid beoogde bedragen stellen geen probleem om de betreffende geschenken in natura, in specie of in de vorm van betaalbons, die worden toegekend naar aanleiding van de pensionering van de werknemer, als een bij deze laatste vrijgesteld sociaal voordeel aan te merken.
Vraag 3 Het voorgaande geldt eveneens ingeval van volledige brugpensionering van de werknemer, met dien verstande dat in dat geval enkel de dienstjaren mogen worden gerekend gedurende dewelke de werknemer in dienst is geweest bij de werkgever tot op het ogenblik van zijn brugpensionering. In dat geval mogen er evenwel, gelet op het eenmalige karakter van de beoogde maatregel, geen dergelijke geschenken meer worden toegekend ter gelegenheid van de latere pensionering van de werknemer.