Parlementaire vraag nr. 26651 van de heer Dirk Van Mechelen van 19.09.2018
Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2017-2018, CRIV 54 COM 962 d.d. 19.09.2018, blz. 2
“ResQ”
VRAAG (van de heer Van Mechelen)
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, enkele jaren geleden werd, na nogal wat wikken en wegen en studiewerk, een systeem op poten gezet waarmee werkgevers aan hun werknemers een tegoed kunnen toekennen waarmee de werknemer diverse diensten aan huis kan laten uitvoeren, op voorwaarde dat de uitvoerders die werken factureren, waardoor zij onderworpen zijn aan de btw-regeling van 21 %, bekend als het ResQ-systeem. Het businessmodel van die organisatie is gebaseerd op een akkoord, een soort ruling, dat ResQ heeft kunnen sluiten met de RSZ en de fiscale autoriteiten, waarbij het voordeel van alle aard dat de werkgever aan zijn werknemer geeft, forfaitair belast wordt aan 8,54 euro voor toepassing van de sociale zekerheid en 3,50 euro voor het fiscale gedeelte. Die fiscale waardering is gebaseerd op artikel 18, § 3 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en de daaraan voorafgaande beslissing nr. 2013/134. Het systeem biedt volgens mij verschillende voordelen. De werkgever kan zijn werknemers belonen voor extra inspanningen op een flexibele manier. De werknemer heeft daardoor vanzelfsprekend meer koopkracht. Het systeem kan de balans tussen werk en gezin voor een stuk verbeteren. De reële economie en de daarin tewerkgestelde werknemers worden met dat systeem bovendien ondersteund, waardoor het ook een truc is om van het zwart een wit circuit te maken, waardoor de overheid het zwartwerk dus vermindert. Zoals ik reeds zei, is dat businessmodel vandaag slechts gesteund op een beslissing van de Dienst Voorafgaande beslissingen, wat eigenlijk tot een gebrekkige rechtszekerheid leidt, waardoor het businessmodel op lemen voeten staat. De vraag rijst of wij dat niet beter kunnen oplossen door een kleine aanpassing in artikel 18 van het reeds genoemd koninklijk besluit ter uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Mijnheer de minister, ziet u de voordelen van een dergelijke oplossing voor de maatschappij, voor de economie en voor de fiscale ontvangsten van de overheid in het bijzonder? Bent u bereid om dat artikel aan te passen, zodat het systeem kan overleven, of zijn er in dat verband zaken die wij misschien niet weten?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Mechelen, ik denk dat er altijd zaken zijn die wij niet weten. Een professor zei ooit dat hoe meer men weet, hoe meer men beseft wat men niet weet. Anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard gelden voor de werkelijke waarde bij de verkrijger. Bij koninklijk besluit kunnen bepaalde voordelen op een vast bedrag geraamd worden. Zo wordt de kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, werksters en dergelijke die voltijds tewerkgesteld zijn, op een jaarlijks voordeel van 5 950 euro geraamd. De discussie over flexibele verloningsvormen past in een breder maatschappelijk debat. De regering heeft door middel van de taxshift reeds maatregelen genomen om tegelijkertijd arbeid goedkoper te maken en werken lonender te maken. Een beslissing van de Dienst Voorafgaande beslissingen, de rulingcommissie, wordt uitgevaardigd binnen het vigerend wettelijk kader en is aan evaluatie onderhevig na een periode van vijf jaar. De bespreking over de verlenging van de huidige aanvraag is lopende bij die Dienst Voorafgaande beslissingen, die zoals u weet een autonome dienst is. Met betrekking tot uw specifieke vraag of wij niet beter tot een aanpassing in het wettelijk systeem kunnen overgaan, dat lijkt mij in elk geval een idee dat een verdere bespreking waard is. Zoals u weet, heeft een verordening van de rulingcommissie uiteraard ook een rechtsverzekerend karakter.
Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u weet dat de activiteiten van de groep in kwestie gestaakt zijn bij het ontbreken van een beslissing van de rulingcommissie. Ofwel valt er redelijk snel een nieuwe principiële beslissing, ofwel – ik durf daar toch op aandringen – moet het systeem wettelijk worden bekeken.