Parlementaire vraag nr. 641 van de heer Steven Matheï van 24.09.2021

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/080 d.d. 18.03.2022, blz. 158

Belastingkrediet eenmanszaken

VRAAG (van de heer Steven Matheï)

Artikel 289bis van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 (WIB92) bepaalt dat ondernemers met een eenmanszaak die hun eigen vermogen verhogen, hiervoor een belastingkrediet kunnen krijgen. Het terugbetaalbaar belastingkrediet bedraagt 10 % met een maximum van 3.750 euro, wordt verrekend in de personenbelasting en wordt berekend op de aangroei van het eigen vermogen in vergelijking met het hoogste bedrag op het einde van één van de drie voorgaande belastbare tijdperken. Deze aangroei is het verschil tussen de fiscale waarde van de beroepsinvesteringen (de aanschaffings- of beleggingswaarde verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen) en de schulden op meer dan één jaar. Er is sprake van een aangroei wanneer de eigen middelen van het jaar hoger zijn dan het hoogste bedrag aan eigen middelen in de drie vorige jaren.

1. Hoeveel belastingplichtigen hebben in respectievelijk aanslagjaar 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 gebruik gemaakt van de maatregel zoals opgenomen in artikel 289bis van het WIB? Graag telkens een opdeling per provincie.

2. Hoeveel bedroeg het gemiddelde belastingkrediet in respectievelijk aanslagjaar 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020?

3. Wat was de mediaan van het belastingkrediet in respectievelijk aanslagjaar 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020

4. Wat was de totale kost van deze maatregel in aanslagjaar 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020?

5. Bent u van oordeel dat deze maatregel voldoende bekend is bij de betrokken belastingplichtigen? Zo ja, op welke manier wordt deze maatregel bekend gemaakt? Zo nee, welke initiatieven zullen genomen worden om de maatregel breder bekend te maken?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

1. De onderstaande tabel biedt een overzicht, voor de aanslagjaren 2016 tot en met 2020 (respectievelijk de inkomstenjaren 2015 tot en met 2019) van het aantal belastingplichtigen die van het belastingkrediet voor eigen middelen hebben genoten. Een opsplitsing per gewest is ook gegeven

Exercice d’imposition/Aanslagjaar

2016

2017

2018

2019

2020

Région flamande/Vlaams Gewest

5.330

5.740

5.712

5.757

5.870

Région wallonne/Waals Gewest

1.013

1.139

1.055

1.071

1.148

Région Bruxelles-Capitale/

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

117

144

123

147

127

Tota(a)l

6.460

7.023

6.890

6.975

7.145

2 tot 4. De volgende tabel geeft de gevraagde gegevens voor de aanslagjaren 2016 tot en met 2020.

Exercice d’imposition/Aanslagjaar

2016

2017

2018

2019

2020

Montant moyen /Gemiddeld bedrag

847,8

838,83

822,36

813,04

839,79

Montant médian/Mediaan bedrag

407,13

394,24

386,43

375,63

382,68

Coût total /Totaal kost

5.476.769,20

5.891.092,41

5.666.085,01

5.670.934,87

6.000.272,91

Montants en euros/Bedragen in euro

5. De maatregel is voldoende bekend gemaakt via de wettelijk voorgeschreven wegen, maar het nut ervan is eerder beperkt. De oorzaak van het weinige gebruik ligt voornamelijk in de aard van de keuze voor de eenmanszaak in plaats van voor een vennootschap. De eenmanszaak is de ondernemingsvorm bij uitstek voor de ondernemer die geen zware investeringen moet doen, weinig startkapitaal heeft, of over nog niet genoeg cashflow beschikt om te kiezen voor een vennootschap.

Deze maatregel dient om eigen middelen te investeren in de eenmanszaak om de fiscale waarde van de goederen die de ondernemer voor zijn beroep gebruikt te verhogen. Dit vraagt dus een hoge en directe beschikbaarheid van eigen kapitaal. Bij een hoge beschikbaarheid van eigen kapitaal, is de ondernemer meer geneigd te kiezen voor de vennootschap.

Deze (reeds oudere) maatregel is dus uitgewerkt in een filosofie die niet compatibel is met het courante gebruik van een vennootschap, zeker nu het minimumkapitaal voor de meeste vennootschapsvormen tot 0 euro is herleid bij de invoering van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.