Artikel 321/3, WIB 92

Art. 321/3, § 3, is van toepassing voor rapporteringsperiodes die eindigen op 31.12.2019 of later (art. 35 en 36, W 02.05.2019 - B.S. 15.05.2019; Numac: 2019012436)

§ 1. Elke Belgische groepsentiteit van een multinationale groep, die overeenkomstig artikel 321/2, § 4 een landenrapport moet indienen, zal de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen laten weten of zij de uiteindelijke moederentiteit dan wel de surrogaatmoederentiteit of de groepsentiteit overeenkomstig artikel 321/2, § 2 is, en dit uiterlijk op de laatste dag van de rapporteringsperiode van die multinationale groep.

§ 2. Wanneer een Belgische groepsentiteit van een multinationale groep, die overeenkomstig artikel 321/2, § 4 een landenrapport moet indienen, noch de uiteindelijke moederentiteit noch de surrogaatmoederentiteit is noch de groepsentiteit overeenkomstig artikel 321/2, § 2 is, zal ze uiterlijk op de laatste dag van de rapporteringsperiode van de multinationale groep de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen op de hoogte brengen van de identiteit en de woonplaats van de rapporterende entiteit.

§ 3. De in de paragrafen 1 en 2 bedoelde inlichtingen die moeten worden verstrekt door een Belgische groepsentiteit van een multinationale groep die overeenkomstig artikel 321/2, § 4 een landenrapport moet indienen, moeten worden meegedeeld binnen de in paragrafen 1 en 2 voorziene termijn voor zover deze inlichtingen verschillen van deze die werden meegedeeld met betrekking tot de voorgaande rapporteringsperiode.