Artikel 321/2, WIB 92

Art. 321/2 is van toepassing voor rapporteringsperiodes van multinationale groepen of boekjaren die beginnen vanaf 01.01.2016 (art. 55 en 64, progW 01.07.2016 - B.S. 04.07.2016; Numac: 2016021055)

§ 1. Elke Belgische groepsentiteit die de uiteindelijke moederentiteit van een multinationale groep is, moet binnen 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode bij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een landenrapport indienen dat betrekking heeft op die rapporteringsperiode.

§ 2. Een Belgische groepsentiteit die niet de uiteindelijke moederentiteit van een multinationale groep is, moet binnen 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode bij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een landenrapport indienen, dat betrekking heeft op de laatst afgesloten rapporteringsperiode van de multinationale groep waarvan ze een groepsentiteit is, indien een van de volgende voorwaarden vervuld is:

- de uiteindelijke moederentiteit van de multinationale groep is in het rechtsgebied waarvan zij fiscaal inwoner is niet verplicht om een landenrapport in te dienen; of

- uiterlijk 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode heeft het rechtsgebied waarvan de uiteindelijke moederentiteit fiscaal inwoner is geen in werking zijnd kwalificerend akkoord tussen bevoegde autoriteiten waarbij België partij is; of

- de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen heeft aan de Belgische groepsentiteit laten weten dat er sprake geweest is van systematische nalatigheid vanwege het rechtsgebied waarvan de uiteindelijke moederentiteit fiscaal inwoner is.

De Belgische groepsentiteit zal aan haar ultieme moederentiteit verzoeken om haar al de nodige informatie te verschaffen teneinde te voldoen aan haar verplichtingen om een landenrapport in te dienen. Indien een Belgische groepsentiteit desondanks niet alle vereiste informatie verkregen of verworven heeft om voor de multinationale groep te rapporteren, zal de Belgische groepsentiteit een landenrapport indienen met alle verkregen of verworven informatie waarover zij beschikt, en zal zij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen ervan in kennis stellen dat de uiteindelijke moederentiteit geweigerd heeft om de vereiste informatie beschikbaar te stellen. De Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen zal alle lidstaten van de Europese Unie, alsook de Europese Commissie, op de hoogte brengen van die weigering.

Wanneer meerdere groepsentiteiten van dezelfde multinationale groep fiscaal inwoner zijn van de Europese Unie, en een of meer van de in het eerste lid uiteengezette voorwaarden vervuld zijn, mag de multinationale groep een van die groepsentiteiten aanwijzen om:

- uiterlijk 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode het landenrapport in te dienen dat betrekking heeft op de laatst afgesloten rapporteringsperiode, en

- de belastingadministratie waar het landenrapport wordt ingediend kennis te geven van het feit dat die indiening gebeurt teneinde gevolg te geven aan de indieningsvereisten die gelden voor al de groepsentiteiten van die multinationale groep die fiscaal inwoner zijn van de Europese Unie.

Wanneer een groepsentiteit niet alle informatie kan verkrijgen of verwerven die vereist is voor het indienen van een landenrapport, zal die groepsentiteit niet in aanmerking komen om te worden aangewezen als rapporterende entiteit voor de multinationale groep zoals omschreven in het voorafgaande lid. Deze regel doet geen afbreuk aan de verplichting van de groepsentiteit om de lidstaat waarvan zij inwoner is in kennis te stellen van het feit dat de uiteindelijke moedermaatschappij geweigerd heeft om de vereiste informatie beschikbaar te stellen.

§ 3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2, is een Belgische groepsentiteit niet verplicht om bij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een landenrapport in te dienen dat betrekking heeft op enige rapporteringsperiode indien de multinationale groep waarvan ze een groepsentiteit is uiterlijk 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode een landenrapport ter beschikking stelt, dat betrekking heeft op die rapporteringsperiode, via een surrogaatmoederentiteit die dat landenrapport indient bij de belastingautoriteit van het rechtsgebied waarvan zij inwoner is. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

1. het rechtsgebied waarvan de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, verplicht het indienen van een landenrapport;

2. uiterlijk 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode waarvoor het landenrapport moet ingediend worden, heeft het rechtsgebied waarvan de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is een in werking zijnd kwalificerend akkoord tussen bevoegde autoriteiten waarbij België partij is;

3. het rechtsgebied waarvan de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, heeft de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen geen kennis gegeven van een systematische nalatigheid;

4. het rechtsgebied waarvan de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, werd uiterlijk op de laatste dag van de rapporteringsperiode van die multinationale groep door de groepsentiteit die fiscaal inwoner is van dat rechtsgebied op de hoogte gebracht van het feit dat die groepsentiteit de surrogaatmoederentiteit is; en

5. er werd aan de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een kennisgeving bezorgd in overeenstemming met artikel 321/3, § 2.

§ 4. De verplichtingen in voorgaande paragrafen gelden voor multinationale groepen die, voor de rapporteringsperiode die onmiddellijk voorafgaat aan de laatste afgesloten rapporteringsperiode, een totaal van 750 miljoen euro of meer geconsolideerde bruto-groepsopbrengsten behalen zoals dat tot uiting komt in de geconsolideerde jaarrekening van die groep voor die voorafgaande rapporteringsperiode.

§ 5. Het landenrapport wordt ingediend door middel van een formulier waarvan het model en de wijze van indiening door de Koning wordt vastgesteld.