Artikel 145^37, WIB 92
Onderafdeling IIoctodecies en art. 145^37, zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 (art. 43, 44 en 72, 1ste lid, W 08.05.2014 - B.S. 28.05.2014; Numac: 2014003239 - err. B.S. 27.01.2015)
§ 1. Er wordt een belastingvermindering verleend voor de volgende uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald:
- de interesten en de betalingen voor de aflossing of de wedersamenstelling van een hypothecaire lening die specifiek is gesloten om een enige woning te verwerven of te behouden;
- de bijdragen van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract definitief heeft betaald voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden en dat uitsluitend dient voor het weder samenstellen of het waarborgen van een dergelijke hypothecaire lening.
De in het eerste lid vermelde interesten, betalingen en bijdragen komen slechts voor de vermindering in aanmerking wanneer de woning waarvoor die uitgaven zijn gedaan, de eigen woning is van de belastingplichtige op het tijdstip van die uitgave.
§ 2. Het bedrag van de in paragraaf 1 bedoelde interesten, betalingenen bijdragen dat in aanmerking wordt genomen voor de belastingvermindering, mag per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 1.500 euro (basisbedrag).
Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt verhoogd met 500 euro (basisbedrag) gedurende de eerste tien belastbare tijdperken vanaf het belastbaar tijdperk waarin de leningsovereenkomst wordt afgesloten.
Het in het tweede lid vermelde bedrag wordt verhoogd met 50 euro (basisbedrag) wanneer de belastingplichtige drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin de leningsovereenkomst is afgesloten.
Voor de toepassing van het derde lid worden als gehandicapt aangemerkte kinderen ten laste voor twee gerekend.
De in het tweede en derde lid vermelde verhogingen worden niet toegepast vanaf het eerste belastbaar tijdperk waarin de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker wordt van een tweede woning. De toestand wordt beoordeeld op 31 december van dat belastbaar tijdperk.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en beide echtgenoten uitgaven hebben gedaan die recht geven op de belastingvermindering, kunnen de echtgenoten deze uitgaven vrij verdelen binnen de in de vorige leden bedoelde begrenzingen.
§ 3. De belastingvermindering wordt berekend tegen het voor de belastingplichtige hoogste belastingtarief als vermeld in artikel 130, met een minimum van 30 %. Ingeval de uitgaven die voor de vermindering in aanmerking komen, betrekking hebben op meer dan één belastingtarief, wordt voor elk deel van de bijdragen en betalingen het overeenstemmend tarief in aanmerking genomen.
§ 4. De belastingvermindering kan worden omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
1° de lening is afgesloten vóór 1 januari 2015;
2° er wordt een gemeenschappelijke aanslag gevestigd;
3° het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van de belastingplichtige bedraagt minder dan de som van het bedrag van de belastingvrije som dat hem op grond van artikel 131 wordt toegekend en het overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 bepaalde bedrag waarvoor de belastingvermindering kan worden verleend.
Het belastingkrediet wordt evenwel beperkt tot het positieve verschil tussen:
1° het bedrag van de belastingvermindering bepaald overeenkomstig de paragrafen 2 en 3, met uitzondering evenwel van de toepassing van het minimum van 30 %, voor de in paragraaf 1 vermelde uitgaven die desgevallend worden beperkt tot het overeenkomstig artikel 130 belast inkomen en 2° de som van:
- het bedrag van de belastingvermindering dat werd aangerekend op de gewestelijke opcentiemen en belastingvermeerderingen, verminderd met de gewestelijke kortingen, en op het saldo van de federale personenbelasting;
- het bedrag van de op grond van de artikelen 146 tot 154, 155 en 156 verleende belastingverminderingen;
- het bedrag van de andere gewestelijke belastingverminderingen dat werd aangerekend op de gewestelijke opcentiemen en belastingvermeerderingen, verminderd met de gewestelijke kortingen, en op het saldo van de federale personenbelasting;
- het bedrag van de in de artikelen 145^1 tot 145^16, 145^24, 145^28, 145^32 tot 145^35 en 154bis, vermelde belastingverminderingen dat werd aangerekend.
Het overeenkomstig het vorige lid bepaalde bedrag wordt bovendien beperkt tot de door de andere echtgenoot verschuldigde totale belasting.