Artikel 145^42, WIB 92

Art. 145^42 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 (art. 49 en 72, 1ste lid, W 08.05.2014 - B.S. 28.05.2014; Numac: 2014003239 - err. B.S. 27.01.2015)

Dit artikel is van toepassing op de in de artikelen 145^39 vermelde uitgaven wanneer die:

1° hypothecaire leningen betreffen die zijn aangegaan:

a) vanaf 1 januari 1993 en vóór 1 januari 2005 om een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen die bij het afsluiten van de lening de enige woning was van de belastingplichtige;

b) vanaf 1 januari 2005 om een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen die bij het afsluiten van de lening de enige woning was van de belastingplichtige, terwijl voor dezelfde woning nog een hypothecaire lening in aanmerking komt voor de aftrek van interesten van hypothecaire leningen of voor het bouwsparen;

2° levensverzekeringscontracten betreffen die uitsluitend dienen voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een in 1° vermelde hypothecaire lening.

In die gevallen:

1° komen de in artikel 145^39, eerste lid, 2°, bedoelde betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van hypothecaire leningen, in afwijking van artikel 145^40, § 2, tweede lid, voor de belastingvermindering in aanmerking voor zoverre ze betrekking hebben op de eerste schijf van respectievelijk 50.000 euro (basisbedrag), 52.500 euro (basisbedrag), 55.000 euro (basisbedrag), 60.000 euro (basisbedrag) en 65.000 euro (basisbedrag) van het aanvangsbedrag van de voor de enige woning aangegane leningen, naargelang de belastingplichtige geen, een, twee, drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin de leningsovereenkomst is gesloten;

2° wordt de belastingvermindering, in afwijking van artikel 145^39, tweede lid, berekend tegen het overeenkomstig artikel 145^37, § 3, bepaalde tarief voor:

- de in artikel 145^39, eerste lid, 1°, bedoelde premies voor individuele levensverzekeringen die uitsluitend een in artikel 145^39, eerste lid, 2°, bedoelde lening waarborgen of wedersamenstellen, voor zover die betrekking hebben op de overeenkomstig het 1° bepaalde bedrag van de eerste schijf van de leningen;

- de in artikel 145^39, eerste lid, 2°, bedoelde betalingen ter aflossing of wedersamenstelling van hypothecaire leningen.

Voor de leningen die zijn aangegaan vóór 1 januari 2001 bedraagt de in het tweede lid, 1°, vermelde eerste schijf respectievelijk 2.000.000 BEF, 2.100.000 BEF, 2.200.000 BEF, 2.400.000 BEF en 2.600.000 BEF. Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig artikel 178 zoals het van toepassing was voor het aanslagjaar verbonden met het belastbaar tijdperk waarin de lening werd aangegaan en vervolgens omgezet in euro.

Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, b, wordt verstaan onder:

1° aftrek voor interesten van hypothecaire leningen: het voordeel bedoeld in artikel 104, 9°, zoals het bestond voor het werd gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2004 en op grond van artikel 526 van toepassing is gebleven, en in artikel 145^45;

2° bouwsparen: de verhoogde vermindering bedoeld in de artikelen 145^17 tot 145^20, zoals ze bestonden voordat ze werden opgeheven bij artikel 400 van de programmawet van 27 december 2004 en op grond van artikel 526 van toepassing zijn gebleven, in artikel 145^41, tweede lid, 3°, of in het tweede lid.