Artikel 145^33, WIB 92
Art. 145^33, § 2, tweede lid (vervangen), treedt in werking op de dag van bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad en is van toepassing op de giften gedaan vanaf 01.01.2024 (art. 67 en 69, W 28.12.2023 - B.S. 29.12.2023; Numac: 2023048795)
Art. 145^33, § 1, tweede lid (vervangen), treedt in werking op de dag van bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad en is van toepassing op de giften gedaan vanaf 01.01.2024 (art. 66 en 69, W 28.12.2023 - B.S. 29.12.2023; Numac: 2023048795)
§ 1. Er wordt een belastingvermindering verleend voor de volgende in het belastbaar tijdperk werkelijk betaalde uitgaven:
1° giften in geld:
a) aan de instellingen die binnen het toepassingsgebied vallen van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, of van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden van de Franse Gemeenschap, aan de hogescholen die binnen het toepassingsgebied vallen van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 20 december 2013 tot bekrachtiging van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, of van het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, of van het bijzonder decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 21 februari 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool, aan de erkende universitaire ziekenhuizen of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte alsook aan de rechtspersonen onder de vorm van een stichting, die door voormelde erkende universitaire ziekenhuizen of gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte specifiek worden opgericht voor het beheer van de gelden ontvangen in het kader van liefdadigheid, waaronder de giften in geld;
b) aan koninklijke academiën, aan het "Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Fonds fédéral de la Recherche scientifique - FFWO/FFRS", aan het "Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen - FWO", aan het "Fonds de la Recherche scientifique - FNRS - FRS-FNRS", alsmede aan instellingen voor wetenschappelijk onderzoek die erkend zijn door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde en door de minister tot wiens bevoegdheid het beleid en de programmatie inzake wetenschap behoren of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend, uitgezonderd de instellingen die rechtstreeks verbonden zijn met een politieke partij of lijst;
c) aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn alsook samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid tussen enkel openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
d) aan door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde erkende culturele instellingen die in België zijn gevestigd en waarvan het invloedsgebied één van de gemeenschappen of het gehele land bestrijkt, of aan culturele instellingen die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, waarvan het invloedsgebied een deelstaat of een gewest van de betrokken Staat of het gehele land bestrijkt en die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
e) aan instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan en die, na advies van de raadgevende instellingen van de Staat of van de Gemeenschappen tot wiens bevoegdheid die bijstand behoort, worden erkend door de bevoegde organen van de Staat of van de Gemeenschappen waaronder die instellingen ressorteren en, voor de toepassing van de belastingwet, door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
f) aan het Rode Kruis van België of aan een nationale afdeling van het Rode Kruis in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, aan de Koning Boudewijnstichting, aan het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen - België - Stichting naar Belgisch recht, aan het Paleis voor Schone Kunsten, aan de Koninklijke Muntschouwburg en aan het Nationaal Orkest van België;
g) aan de gewestelijke rampenfondsen en hun administratieve organen voor fondsenwerving, aan de provinciale rampenfondsen, evenals aan instellingen voor hulpverlening aan slachtoffers van natuurrampen, en die hiertoe zijn erkend door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
h) aan beschutte werkplaatsen die, ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, opgericht of erkend zijn door de gewestregering of door de bevoegde instelling of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
i) aan instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu en die als dusdanig erkend zijn door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde en de minister tot wiens bevoegdheid het leefmilieu behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
j) aan instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben, waarvan het invloedsgebied het gehele land, één van de gewesten of de Duitstalige Gemeenschap bestrijkt en die door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde erkend zijn of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
k) aan VZW's waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren, die de erkenning hebben gekregen bedoeld in artikel 5 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren of in artikel D.32 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek en die voldoen aan de voorwaarden door de Koning vastgesteld op voorstel van de minister van Financiën of aan gelijkwaardige verenigingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
l° aan instellingen die zich bezig houden met duurzame ontwikkeling in de zin van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling en die als dusdanig erkend zijn door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde en de minister tot wiens bevoegdheid de Duurzame Ontwikkeling behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
2° giften in geld aan instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden die als dusdanig erkend zijn door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde en door de minister tot wiens bevoegdheid de ontwikkelingssamenwerking behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
3° giften in geld aan door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde en door de minister van Buitenlandse zaken erkende verenigingen en instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen of aan gelijkwaardige verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;
4° giften aan Rijksmusea en, op voorwaarde dat de giften voor hun musea worden bestemd, giften aan Gemeenschappen en Gewesten, provincies, gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn:
a) ofwel in geld;
b) ofwel in de vorm van kunstwerken waarvan de minister van Financiën overeenkomstig § 4 erkent dat zij behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten.
De belastingvermindering voor de in het eerste lid vermelde giften wordt verleend op voorwaarde dat zij ten minste 25 euro (basisbedrag) bedragen en worden gerechtvaardigd door een attest dat de instanties zoals bedoeld in het eerste lid, 1° tot 4°, verplicht zijn af te leveren aan de belastingplichtige die deze heeft gedaan.
De belastingvermindering is gelijk aan 45 % van de werkelijk gedane giften.
Het totale bedrag van de giften waarvoor de vermindering wordt verleend mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 10 % van het totale netto-inkomen, met uitsluiting van de inkomsten die overeenkomstig artikel 171 worden belast, noch meer bedragen dan 250.000 euro (basisbedrag).
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.
§ 2. De Koning bepaalt de verplichtingen en de formaliteiten die de begiftigden moeten vervullen opdat de giften voor de belastingvermindering in aanmerking kunnen komen.
In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, moeten de giften bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot 3°, aan verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte niet gerechtvaardigd zijn door een attest. De belastingplichtige moet echter het bewijs ter beschikking houden van de administratie dat de gift effectief betaald werd en dat de vereniging of instelling uit een andere lidstaat gelijkwaardig is aan een in hetzelfde artikel bedoelde Belgische vereniging of instelling en, in voorkomend geval, dat de vereniging of instelling uit een andere lidstaat op vergelijkbare wijze is erkend, dit wil zeggen volgens dezelfde voorwaarden als de in paragraaf 3, eerste en tweede lid, bedoelde voorwaarden.
§ 3. De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze waarop de in § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, g, i tot l, 2° en 3°, vermelde verenigingen en instellingen die in België zijn gevestigd, worden erkend.
Wanneer een vereniging of instelling meer dan één van de in de voornoemde bepalingen vermelde activiteiten uitoefent, moet zij, voor elk van die activiteiten, voldoen aan de voorwaarden om te kunnen worden erkend.
Wanneer de vereniging of instelling binnen haar activiteiten één activiteit uitoefent die wordt vermeld in § 1, eerste lid, 1°, d of j, moet zij door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde worden erkend.
§ 4. De minister van Financiën erkent dat de kunstwerken bedoeld in § 1, eerste lid, 4°, b, behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten en stelt hun geldwaarde vast. De belastingvermindering wordt verleend voor de aldus vastgestelde geldwaarde.
De bijzondere commissie bedoeld in artikel 83/4 van het Wetboek der successierechten geeft de minister van Financiën een bindend advies over:
1° de vraag of de aangeboden kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of internationale faam genieten;
2° de ontvankelijkheid van de schenking;
3° de geldwaarde van het aangeboden kunstwerk.
De kosten van de schatting worden voorgeschoten door de belastingplichtige.
De erkenning door de minister van Financiën en de vastgestelde geldwaarde bedoeld in het eerste lid, gelden voor een termijn van zes maanden vanaf de kennisgeving van die erkenning en die geldwaarde, bij aangetekende zending, aan de belastingplichtige.
De kosten van de schatting van het kunstwerk worden aan de belastingplichtige terugbetaald zodra hij het bewijs heeft geleverd dat de schenking binnen de in het voorgaande lid gestelde termijn is verricht.
De Koning stelt de nadere regels vast betreffende het voorschot en de terugbetaling van de schattingskosten.
§ 5. De door de minister van Financiën aangewezen afgevaardigde brengt jaarlijks, in het raam van de delegatie, verslag uit bij die minister over de instellingen die tijdens het voorafgaande jaar zijn erkend.