Parlementaire vraag nr. 120 van de heer Servais Verherstraeten van 17.11.2010

Personenbelasting

Hypothecaire lening

Kapitaalaflossing van een hypothecaire lening

Bouwsparen

Lange termijnsparen

Toekenningsvoorwaarden van de belastingvermindering

Eigenaar

Erfpacht

VRAAG

In de praktijk blijken kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening in het "bouwsparen" (krediet "enige" woning, aangegaan vóór 1 januari 2005) of in het "langetermijnsparen" (krediet niet-enige woning, ongeacht de datum) enkel voor belastingvermindering in aanmerking te komen indien de belastingplichtige die de lening heeft aangegaan, ook de eigenaar is van de woning waarop de lening betrekking heeft. Op die manier komen volgens de administratie de kapitaalaflossingen in hoofde van een "erfpachter" niet voor vermindering in aanmerking. Artikel 145^1, 3°, WIB 1992 dat handelt over de belastingvermindering voor kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening, stelt nochtans enkel dat om in aanmerking te komen voor de belastingvermindering, de lening moet aangegaan zijn voor het "bouwen", "verwerven" of "verbouwen" van een woning. Er wordt nergens gespecificeerd dat dit in de hoedanigheid van "eigenaar" zou moeten zijn. In het kader van de woonbonus (artikel 104, 9°, en artikelen 115 en 116 WIB 1992) kan volgens de administratie de erfpachter de aftrek dan weer wel toepassen. Nochtans moet ook hier de doelstelling van de lening het "verwerven" of "behouden" van een woning zijn, en ook hier duiden de wetsartikels niet de hoedanigheid aan van de ontlener (te weten: eigenaar of vruchtgebruiker of opstalhouder of erfpachter). En wat blijkt uit artikel 244, tweede lid, van het WIB 1992? In de belasting van de "niet-inwoners" is er niet alleen recht op belastingvermindering voor de kapitaalaflossing van een hypothecaire lening in hoofde van de eigenaar, maar ook in hoofde van de "bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker". Het is toch niet te begrijpen dat voor de "niet-inwoner"-erfpachter er wel recht op vermindering bestaat, maar niet voor de belastingplichtige "inwoner". Ook zeer vreemd is dat wanneer een belastingplichtige op een in erfpacht genomen grond, een woning laat bouwen of aankoopt, hij wel eigenaar wordt van die woning, en dit voor de duur van zijn erfpachtrecht. Daaruit volgt dat de kapitaalaflossingen van de hypothecaire lening die hij in voorkomend geval voor het bouwen, het verwerven of het verbouwen van die woning heeft afgesloten, wel voor de belastingvermindering in aanmerking komen. Tenslotte zou ik er ook willen op wijzen dat vanuit maatschappelijk oogpunt het onderscheid tussen "eigenaar" en "erfpachter" irrelevant zou moeten zijn. Het is de taak van de overheid om mensen te stimuleren om een woning te "verwerven".

1. In het kader van de woonbonus kan de erfpachter zijn bestedingen gelinkt aan het hypothecair krediet wel inbrengen. Voor het bouwsparen of het langetermijnsparen kan dit volgens de administratie niet. Wat zijn de redenen voor dit onderscheid?

2. a) Hoe verklaart u de discriminatie van de belastingplichtige "inwoner" ten opzichte van de "niet-inwoner"-erfpachter?

b) Overweegt u maatregelen te nemen om deze discriminatie op te heffen?

3. De verwerver van een woning gelegen op een in erfpacht genomen grond kan wel genieten van bouwsparen. a) Waarom kan deze erfpachter dit wel en de erfpachter van een woning niet?

b) Hoe valt dat onderscheid maatschappelijk te verantwoorden?

4. In het licht van alle boven aangehaalde elementen, lijkt het onrechtvaardig de erfpachter van een woning van de vermindering bouwsparen of langetermijnsparen uit te sluiten.

a) Wat is uw mening hierover?

b) Zou u overwegen om ook voor de erfpachter van een woning de belastingvermindering voor kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening mogelijk te maken?

ANTWOORD

1. en 3. Overeenkomstig de artikelen 104, 9°, en 115 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kunnen de interesten en kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening die specifiek is gesloten om een in artikel 12, § 3, van datzelfde Wetboek bedoelde enige woning te verwerven of te behouden in aanmerking komen voor de aftrek voor enige en eigen woning. De in artikel 12, § 3, van dat Wetboek bedoelde woning is inzonderheid de door de belastingplichtige betrokken woning waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is. Op basis van die wettelijke bepalingen moet dan ook worden besloten dat de aftrek voor enige en eigen woning van toepassing kan zijn op de interesten en kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening die specifiek is gesloten voor het verwerven of behouden van een woning waarvan de kredietnemer erfpachter is. Wat de verminderingen voor het langetermijnsparen en het bouwsparen betreft, is er noch in artikel 145^1, 3°, van hetzelfde Wetboek, noch in artikel 145^7, 2°, van dat Wetboek, zoals dat artikel bestond vóór het werd opgeheven door artikel 400, van de Programmawet van 27 december 2004 en zoals het van toepassing blijft op grond van artikel 526, § 2, van dat Wetboek, sprake van de in het voornoemde artikel 12, § 3, bedoelde woning. Voor de toepassing van die belastingverminderingen bestaat er dan ook geen enkele reden om af te wijken van de algemeen aanvaarde interpretatie dat alleen de eigenaar van de woning op die verminderingen aanspraak kan maken. Ter zake kan inzonderheid worden verwezen naar het cassatiearrest van 17 mei 1996 inzake Terache-Lefranc. Aangezien de erfpachter geen eigendomsrecht heeft op een door hem in erfpacht genomen woning kan hij ook geen aanspraak maken op een belastingvermindering voor de kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening die hij voor het verkrijgen van het erfpachtrecht van die woning heeft aangegaan. In tegenstelling tot de erfpachter van een woning is de erfpachter van een grond die daarop een woning bouwt, voor de duur van zijn erfpachtrecht wel eigenaar van die woning. Als hij voor het bouwen of verbouwen van die woning een hypothecaire lening aangaat, kunnen de kapitaalaflossingen van die lening dan ook voor belastingvermindering in aanmerking worden genomen voor zover aan alle andere voorwaarden ter zake is voldaan.

2. en 4. Er lijkt op het vlak van de belastingvermindering voor langetermijnsparen en bouwsparen inderdaad een verschil in behandeling te bestaan tussen rijksinwoners en niet-inwoners die erfpachter zijn van een woning. Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven om na te gaan hoe dit verschil in behandeling kan worden opgeheven. Bovendien heb ik mijn administratie gevraagd om te onderzoeken of het aangewezen is om ook de erfpachters van een woning in aanmerking te laten komen voor de belastingvermindering voor kapitaalaflossingen.