Parlementaire vraag nr. 350 van mevrouw Kattrin Jadin van 28.03.2013

Parlementaire vraag nr. 350 van mevrouw Kattrin Jadin dd. 28.03.2013

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2012-2013, QRVA 53/112 dd. 13.05.2013, blz. 45

Auteursrechten

Roerende voorheffing

Inhouding van de RV

Inhouding van 15 %

Aangifteplicht

Aangifte in de PB

VRAAG

Bij de opmaak van de begroting 2013 heeft de regering besloten het tarief van de roerende voorheffing op auteursrechten van 15 naar 25 procent op te trekken. Dat nieuws heeft voor beroering gezorgd bij de kunstenaars, en zowel de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten als de beroepsorganisaties van journalisten hebben de regering gevraagd die beslissing te herbekijken. Daarvoor voeren ze de volgende argumenten aan: kunstenaars hebben het, onder meer door de dalende cd-verkoop en de piraterij, steeds moeilijker om van hun werk te leven, en bovendien heeft de sector reeds sterk te lijden onder de crisis, aangezien de overheid steeds minder geld uittrekt voor cultuur. In die context bieden de opbrengsten van de auteursrechten de kunstenaars vaak de mogelijkheid in nieuwe projecten te investeren en zo de continuïteit van hun activiteiten te verzekeren. Voor sommige kunstenaars zouden de auteursrechten de helft van hun inkomen vormen. De jongste begrotingsjaren werd een dergelijke belastingverhoging niet doorgevoerd omdat men de creatieve sector een duwtje in de rug wilde geven. Nu is het dus wel zover.

1. Waarom heeft de regering beslist een nieuwe begrotingsmaatregel op te leggen aan een sector die ze tot nu toe wilde beschermen?

2. Als deze maatregel na uw overleg met de stakeholders wel degelijk wordt doorgevoerd, zou de negatieve impact ervan op de culturele creatie dan gecompenseerd kunnen worden door een andere vorm van steun aan de kunstenaars ?

ANTWOORD (van de heer Geens, Minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken)

Het op de inkomsten uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, zoals beoogd in artikel 17, § 1, 5° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), voor de personenbelasting geldende tarief bleef gehandhaafd op 15 % (dit overeenkomstig artikel 80, a, van de programmawet van 27 december 2012 tot vervanging van artikel 171, 2°bis, WIB 92). Voor wat betreft de inhouding van de roerende voorheffing werd het belastingtarief op de eerste schijf vastgesteld op 15 %, hetgeen overeenkomt met het bedrag bedoeld in artikel 37, 2e lid, WIB 92 en op 25 % op het gedeelte van die inkomsten dat voormeld grensbedrag overschrijdt (cfr. artikel 269, 1 ° en 4 °, WIB 92, zoals vervangen bij artikel 84 van de voormelde programmawet). Deze bepalingen zijn van toepassing op inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 januari 2013. Het bedrag bedoeld in artikel 37, 2e lid, WIB 92 bedraagt 37.500 euro (basisbedrag geïndexeerd tot 56.450 euro voor het aanslagjaar 2014, inkomsten van het jaar 2013). De aandacht wordt gevestigd op het feit dat deze inkomsten, overeenkomstig artikel 313, WIB 92, verplicht vermeld moeten worden in de aangifte in de personenbelasting en dat de ingehouden roerende voorheffing een verrekenbaar en in voorkomend geval terugbetaalbaar element vormt voor het gedeelte dat de verschuldigde belasting overschrijdt. Bovendien werd er niets gewijzigd aan het op dergelijke inkomsten van toepassing zijnde fiscale regime en werd er geen enkele beslissing inzake auteursrechten genomen tijdens de besprekingen met betrekking tot de begrotingscontrole, afgesloten eind maart 2013.