Commentaar van art. 343, WIB 92

Art. 343, WIB 92

I. WETTEKST

343/0

II. ALGEMEEN

343/1-3

III. INDIVIDUEEL DRIEJARIG AKKOORD

343/4-10

A. Aard en bedrag van de inkomsten

343/4-7

B. Akkoord van de belastingplichtige en van de administratie

343/8-10

IV. GEVALLEN WAARIN HET INDIVIDUEEL DRIEJARIG AKKOORD NIET TOEPASSELIJK IS

343/11-16

A. Door de wet uitgesloten gevallen

343/11-15

B. Andere gevallen waarin het stelsel niet mag worden toegepast

343/16

V. RICHTLIJNEN VOOR DE TOEPASSING VAN HET STELSEL

343/17-19

VI. GEVALLEN WAARIN HET INDIVIDUEEL DRIEJARIG AKKOORD OPHOUDT VAN TOEPASSING TE ZIJN

343/20-25

A. Uitoefening van een andere werkzaamheid, zetel

343/20-24

B. Verhoging of verlaging met ten minste 25 pct. van het bedrag van de winst of baten

343/25

I. WETTEKST

Nummer 343/0

Art. 343. - § 1. Op voorwaarde dat het 100.000 frank niet overtreft wordt het nettobedrag van de in artikel 23, § 1, 1° en 2° vermelde winst en baten, dat na verificatie van de aangifte voor een aanslagjaar als belastbaar wordt erkend, met een schriftelijk akkoord van de belastingplichtige en van de administratie, forfaitair in aanmerking genomen voor de vaststelling van de winst of baten over de eerstvolgende twee aanslagjaren.

§ 2. Het bepaalde in § 1 is niet van toepassing op de inkomsten :

1° van rechtspersonen, van om het even welke verenigingen, noch op de winst van de vennoten ervan;

2° van natuurlijke personen die op 31 december van het jaar vóór het aanslagjaar een boekhouding hadden overeenkomstig de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen of niet sedert ten minste drie jaar hetzelfde beroep op ononderbroken wijze uitoefenden of die, voor bedoeld aanslagjaar hebben gevraagd om hun beroepsinkomsten vast te stellen volgens forfaitaire grondslagen in overleg met een beroepsgroepering vastgesteld.

§ 3. Het bepaalde in § 1 houdt op van toepassing te zijn wanneer de belastingplichtige een andere werkzaamheid gaat uitoefenen, van beroep verandert of de zetel ervan naar elders overbrengt.

Die bepalingen houden eveneens op van toepassing te zijn, wanneer de belastingplichtige of de administratie met alle door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed, bewijst dat het nettobedrag van de winst of van de baten van het eerste of van het tweede aanslagjaar die volgen op dat waarover het akkoord is gesloten, ten minste 25 pct. minder of meer bedraagt dan het bij dat akkoord vastgestelde bedrag.

II. ALGEMEEN

Nummer 343/1

In beginsel moet het belastbare inkomen jaarlijks worden vastgesteld.

Om echter, zowel voor de belastingplichtige als voor de administratie, in sommige gevallen de werkzaamheden die uit de toepassing van dat beginsel voortvloeien te vereenvoudigen, voorziet art. 343, WIB 92 in een stelsel -hierna individueel driejarig akkoord te noemen- dat met de wederzijdse instemming van de betrokken partijen voor drie opeenvolgende aanslagjaren de onveranderlijkheid van bepaalde beroepsinkomsten huldigt.

Nummer 343/2

Het stelsel behelst geen verplichting, noch voor de administratie, noch voor de belastingplichtige. Ieder van de twee betrokken partijen heeft de mogelijkheid ter zake aan de andere partij een voorstel te doen en zowel de ene als de andere partij heeft het recht op dat voorstel niet in te gaan.

Nummer 343/3

De toepassing van het stelsel ontslaat de betrokken belastingplichtige niet van de verplichting -indien deze laatste bestaat, gelet op de bepalingen van art. 144, KB/WIB- jaarlijks een aangifte in te dienen. Hij zal alleen voor het 2e en het 3e jaar waarvoor het stelsel wordt toegepast, het bedrag van zijn beroepsinkomsten die in de overeenkomst zijn vastgelegd, niet moeten verantwoorden.

III. INDIVIDUEEL DRIEJARIG AKKOORD

A. AARD EN BEDRAG VAN DE INKOMSTEN

Nummer 343/4

Voor de toepassing van het stelsel kunnen uitsluitend in aanmerking komen, de winst (art. 23, § 1, 1°, WIB 92) en de baten (art. 23, § 1, 2°, WIB 92), op voorwaarde dat het als belastbaar erkende nettobedrag ervan 100.000 F niet overtreft.

Nummer 343/5

Onder "nettobedrag van de in artikel 23, § 1, 1° en 2°, WIB 92, bedoelde winst en baten" moet worden verstaan, het brutobedrag van die inkomsten, verminderd met de beroepskosten die op deze inkomsten betrekking hebben (art. 23, § 2, 1°, WIB 92).

Nummer 343/6

De winst en baten waarvan het belastbare netto-bedrag 100.000 F niet overtreft, kunnen voor de toepassing van het stelsel in aanmerking komen, ongeacht het bedrag van de bezoldigingen, pensioenen of renten als bedoeld in art. 23, § 1, 4° of 5°, WIB 92 of van de andere inkomsten die de belastingplichtige zou hebben behaald (zie evenwel 343/22).

Nummer 343/7

Voorts moeten de echtgenoten die een onderscheiden beroepswerkzaamheid uitoefenen, voor de toepassing van art. 343, WIB 92 ls afzonderlijke belastingplichtigen worden beschouwd.

Aldus zal, wanneer het belastbare nettobedrag van de winst of baten van de echtgenoten die een onderscheiden beroepswerkzaamheid uitoefenen, respectievelijk bv. op 75.000 F en op 60.000 F wordt bepaald, het stelsel van het individueel driejarig akkoord voor elk van hen mogen worden toegepast.

B. AKKOORD VAN DE BELASTINGPLICHTIGE EN VAN DE ADMINISTRATIE

1. Drukwerk 276 M

Nummer 343/8

Het akkoord tussen de belastingplichtige en de administratie moet schriftelijk worden vastgelegd.

Daartoe dient een formulier 276 M te worden gebruikt dat in duplo wordt opgesteld en waarvan het ene exemplaar in het aanslagdossier wordt bewaard en het andere aan de belastingplichtige wordt overhandigd.

2. Ambtenaren die bevoegd zijn om het akkoord af te sluiten

Nummer 343/9

Alleen de ambtenaren met ten minste de graad van Hfd.cr., met inbegrip van de ambtenaren die met de functie van Hfd.cr. zijn belast, hebben de bevoegdheid om de overeenkomst aan te gaan.

3. Draagwijdte van het akkoord

Nummer 343/10

Het akkoord tussen de administratie en de belastingplichtige aangaande de "reconductie" van het belastbare nettobedrag van de winst en baten voor de volgende twee aanslagjaren, moet door de twee partijen, dus ook door de administratie, worden nageleefd tenzij zich één van de in art. 343, § 3, WIB 92 bedoelde gevallen voordoen (zie 343/20 tot 25).

IV. GEVALLEN WAARIN HET INDIVIDUEEL DRIEJARIG AKKOORD NIET TOEPASSELIJK IS

A. DOOR DE WET UITGESLOTEN GEVALLEN

Nummer 343/11

Het stelsel van het individueel driejarig akkoord mag, volgens art. 343, § 2, WIB 92, niet worden toegepast op de hierna vermelde inkomsten :

1. Inkomsten van rechtspersonen, van om het even welke verenigingen, noch op de winst van de vennoten ervan

Nummer 343/12

Van het genot van de bepalingen van art. 343, § 1, WIB 92, zijn uitdrukkelijk de inkomsten uitgesloten van enigerlei vennootschap of vereniging met of zonder rechtspersoonlijkheid, zomede de inkomsten van de vennoten, deelgenoten of leden van die vennootschappen en verenigingen.

2. Inkomsten van natuurlijke personen die op 31 december van het jaar vóór het aanslagjaar een boekhouding hadden overeenkomstig de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen

Nummer 343/13

Daar het doel van art. 343, § 1, WIB 92 erin bestaat de bezwaren van de jaarlijkse vaststelling van de inkomsten in zekere mate op te heffen, is het logisch dat de belastingplichtigen die een boekhouding voeren waaruit de werkelijke winsten kunnen worden afgeleid, de toepassing van die bepalingen niet kunnen doen gelden.

Hoewel in de wet sprake is van een overeenkomstig de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen gevoerde boekhouding, dient men zich ter zake te richten naar de interpretatie opgenomen in de commentaar op art. 340, WIB 92 wat de boekhouding van de handelaars betreft.

3. Inkomsten van natuurlijke personen die niet sedert ten minste drie jaar hetzelfde beroep op ononderbroken wijze uitoefenden

Nummer 343/14

Aangezien een voldoende stabiliteit van het basisinkomen wenselijk is, is een zeker blijvend karakter in de uitoefening van eenzelfde beroep vereist.

4. Inkomsten van natuurlijke personen die voor het bedoelde aanslagjaar hebben gevraagd om hun beroepsinkomsten vast te stellen volgens forfaitaire grondslagen van aanslag, in overleg met een beroepsgroepering vastgesteld, overeenkomstig art. 342, § 1, 2e lid, WIB 92

Nummer 343/15

Het stelsel mag in beginsel worden toegepast voor belastingplichtigen die in hun aangifte niet gevraagd hebben te worden belast volgens forfaitaire grondslagen van aanslag, beoogd in art. 342, § 1, 2e lid, WIB 92; het mag eveneens worden toegepast voor degenen die, na in hun aangifte de toepassing van de forfaitaire grondslagen te hebben gevraagd, aannemen te worden belast op hun werkelijke inkomsten, bepaald volgens de ter plaatse gedane vaststellingen.

B. ANDERE GEVALLEN WAARIN HET STELSEL NIET MAG WORDEN TOEGEPAST

Nummer 343/16

Benevens in de in de wet opgesomde gevallen (zie 343/11 tot 15), mag het individueel driejarig akkoord evenmin worden toegepast :

1° voor personen die een beroep uitoefenen dat aan snelle toestandsschommelingen onderhevig is of wier winst en baten van het ene tot het andere jaar niet een zekere gelijkmatigheid vertonen;

2° in gevallen waarin er ernstige twijfel nopens de juistheid van het aangegeven bedrag van de winst of baten bestaat, zelfs indien de Hfd.cr. op het ogenblik van het onderzoek niet over voldoende concrete gegevens beschikt om dit inkomen te verhogen;

3° in gevallen waarin een beroepsverlies of een abnormale uitgave in mindering van de winst of baten is gebracht of wanneer het inkomen door andere ongewone omstandigheden werd beïnvloed;

4° indien de belastingplichtige een vergoeding voor herstel van oorlogsschade aan bedrijfsgoederen zou kunnen genieten; vóór het akkoord wordt gesloten, dienen de belastingplichtigen schriftelijk te verklaren geen schuldvordering meer te bezitten wegens een vergoeding voor herstel van oorlogsschade aan bedrijfsgoederen. Blijkt die verklaring later onjuist te zijn, dan moet het geval aan het Hoofdbestuur worden onderworpen, dat zal nagaan of het akkoord kan worden opgezegd.

V. RICHTLIJNEN VOOR DE TOEPASSING VAN HET STELSEL

Nummer 343/17

Het individueel driejarig akkoord mag eventueel slechts worden toegepast nadat de aangifte aan een grondig onderzoek ter plaatse is onderworpen.

Het is inderdaad noodzakelijk de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen bij de vaststelling van het inkomen dat voor de volgende twee ajren ongewijzigd in aanmerking zal worden genomen.

Behoudens uitzonderlijke omstandigheden moet dat onderzoek echter geen aanleiding geven tot opzoekingen en nasporingen buiten verhouding tot de belangrijkheid van het bedrijf : het moet de taxatieambtenaar alleen in staat stellen de aanslag te vestigen op grondslagen die redelijk zijn.

Nummer 343/18

De Hfd.cr. dient eventueel op eigen initiatief aan de belastingplichtige het nodige voorstel te doen om art. 343, § 1, WIB 92 toe te passen. Van dat voorstel, alsmede van het eraan gegeven gevolg, moet in het verificatieverslag melding worden gemaakt.

Nummer 343/19

De voorgaande richtlijnen sluiten in, dat het eerste van de drie jaren waarop het akkoord betrekking kan hebben steeds een aj. moet zijn waarvoor de belastingplichtige niet van het indienen van een aangifte in de PB of in de BNI ontslagen was ingevolge art. 306,1e lid, WIB 92.

VI. GEVALLEN WAARIN HET INDIVIDUEEL DRIEJARIG AKKOORD OPHOUDT VAN TOEPASSING TE ZIJN

A. UITOEFENING VAN EEN ANDERE WERKZAAMHEID, VERANDERING VAN BEROEP OF OVERBRENGING VAN DE ZETEL

Nummer 343/20

Volgens art. 343, § 3, 1e lid, WIB 92, houdt het individueel driejarig akkoord op van toepassing te zijn wanneer de belastingplichtige, in de loop van de twee jaren waarvoor het belastbare nettobedrag van de winst of van de baten ingevolge het akkoord ongewijzigd zou moeten worden behouden, een andere werkzaamheid gaat uitoefenen, van beroep verandert of de zetel ervan naar elders overbrengt.

Nummer 343/21

Onder "andere werkzaamheid" dient o.m. het beoefenen van een nieuwe bedrijvigheid te worden verstaan, zelfs indien de vorige werkzaamheid verder wordt uitgeoefend.

Nummer 343/22

Ook wanneer de belastingplichtige in het 2e of het 3e jaar waarop het akkoord betrekking heeft een werkzaamheid als bezoldigde aanvangt dient te worden geacht dat hij "een andere werkzaamheid gaat uitoefenen". Aldus zal bv. de reconductie van de winst vervallen wanneer een handelaar loontrekker wordt en de handel, waarvoor dit stelsel werd aangenomen, door hem of door zijn echtgenote wordt verder gezet. In de eerste eventualiteit wordt er inderdaad een "andere werkzaamheid" uitgeoefend, terwijl er in de tweede eventualiteit "verandering van beroep" is. Die interpretatie is niet strijdig met het bepaalde in 343/6 waar wordt verondersteld dat de betrokkene reeds bezoldigingen genoot in het jaar waarvan de inkomsten tot het akkoord hebben geleid.

Nummer 343/23

Elke overbrenging van de zetel van het beroep naar een andere plaats zelfs binnen dezelfde gemeente, maakt eveneens een einde aan de toepassing van het akkoord.

Nummer 343/24

De stopzetting wegens overlijden of om enige andere oorzaak, van het beroep of het bedrijf waarop een individueel driejarig akkoord betrekking heeft, maakt geen einde aan de toepassing van dat akkoord voor het jaar van de stopzetting.

Niettemin mag, in dergelijk geval, het belastbare nettobedrag van de winst of baten dat voor het jaar van de stopzetting in aanmerking moet(en) worden genomen, pro rata temporis worden bepaald, met inachtneming van het in het akkoord opgenomen bedrag en van de werkelijke duur van de beroepswerkzaamheid tijdens dat jaar.

B. VERHOGING OF VERLAGING MET TEN MINSTE 25 PCT. VAN HET BEDRAG VAN DE WINST OF BATEN

Nummer 343/25

Krachtens art. 343, § 3, 2e lid, WIB 92 vervalt het individueel driejarig akkoord eveneens wanneer de belastingplichtige of de administratie, met alle bewijsmiddelen van het gemeen recht behalve de eed, bewijst dat het nettobedrag (zie 343/5) van de winst of van de baten van het eerste of van het tweede aj. die volgen op dat waarover het akkoord is gesloten, ten minste 25 pct. minder of meer bedraagt dan het bij dat akkoord vastgestelde bedrag.

Aangaande de bewijsmiddelen die de administratie kan aanvoeren, wordt verwezen naar de commentaar op art. 340, WIB 92.