Parlementaire vraag nr. 5568 van de heer Chabot van 22.02.2005

VRAAG 05/5568
Beknopt Verslag, Kamercommissie Financiën, Com 505, blz. 20-22
Aftrek onderhoudsuitkering - Terbeschikkingstelling gezinswoning
VRAAG
In het geval van feitelijke scheiding of echtscheiding gebeurt het steeds vaker dat een van de echtgenoten de beschikking krijgt over de gezinswoning. Naar verluidt aanvaardt de belastingadministratie vaak niet dat degene die de gezinswoning verlaat, de waarde van het gebruik van de gezinswoning of de hypothecaire renteaflossingen als onderhoudsgeld aftrekt. Wanneer voor de rechtbank beroep wordt aangetekend krijgt de belastingplichtige doorgaans gelijk en wordt de aftrekbaarheid erkend.
Volgens de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, vindt het ter beschikking stellen van de gezinswoning haar juridische grondslag in artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek. Het gaat hier inderdaad om een toepassing van de verplichting van iedere echtgenoot om naar zijn vermogen in de lasten van het huwelijk bij te dragen. Treedt uw administratie dat standpunt bij?
Wordt het ter beschikking stellen van de gezinswoning stelselmatig niet als onderhoudsgeld in aanmerking genomen? Zo het niet om een stelselmatige beslissing gaat, op grond waarvan wordt de gezinswoning al dan niet als onderhoudsgeld aanvaard? Wordt een onderscheid gemaakt naargelang het om een rechterlijke beslissing dan wel om een onderling akkoord tussen de vroegere echtgenoten gaat? Kregen uw diensten onderrichtingen om ervoor te zorgen dat al die dossiers op dezelfde manier worden beoordeeld? Hoe wordt het bedrag van het onderhoudsgeld berekend? Het ter beschikking stellen van de gezinswoning biedt vaak een uitweg uit moeilijke situaties. Welke maatregelen zal uw administratie in het licht van die vaststelling nemen? Zal ze zich soepeler opstellen of is een regelgevend initiatief noodzakelijk?
ANTWOORD (van de heer Reynders, minister van Financiën)
Worden overeenkomstig artikel 104, 1° WIB 92 als aftrekbare bestedingen aangemerkt, 80 pct. van de uitkeringen die de belastingplichtige regelmatig heeft betaald aan personen die niet deel uitmaken van zijn gezin, wanneer ze zijn betaald ter uitvoering van een verplichting op grond van de artikelen 203, 203bis, 205, 205bis, 206, 207, 213, 221, 223, 301, 303, 306, 307, 307bis, 308, 311bis, 334, 336, 339bis, 364, 370, 475bis of 475quinquies van het Burgerlijk Wetboek en van de artikelen 1258, 1271, 1280, 1288 of 1306 van het Gerechtelijk Wetboek, zomede 80 percent van de kapitalen die zulke uitkeringen vervangen
Het kosteloos ter beschikking stellen van een woning kan als een werkelijk betaalde onderhoudsuitkering worden beschouwd. De waarde van een dergelijke "uitkering in natura" kan aan de hand van het jaarlijkse bedrag van de mogelijke huur worden bepaald. Daaruit volgt dat de onderhoudsuitkering in geval van het ter beschikking stellen van een woning niet systematisch wordt geweigerd. De kwalificatie gebeurt op grond van de feitelijke omstandigheden of van een gerechtelijke beslissing. Het lijkt me dan ook niet wenselijk het standpunt van de administratie te versoepelen of enig wetgevend initiatief ter zake te nemen.