Commentaar van art. 416, WIB 92

Art. 416, WIB 92

I. Wettekst

416/0

II. Principe en doel

416/1-3

III. Berekening van de verschuldigde nalatigheidsinteresten

416/4

I. WETTEKST

Nummer 416/0

Art. 416. - In afwijking van artikel 414 en onverminderd de toepassing van de artikelen 444 en 445, is op het gedeelte van de belasting dat proportioneel verband houdt met de krachtens artikel 47, § 6, belastbaar geworden meerwaarden een overeenkomstig artikel 414 berekende nalatigheidsinterest verschuldigd vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan.

II. PRINCIPE EN DOEL

Nummer 416/1

Uit art. 47, § 6, WIB 92, volgt dat, bij gebrek aan herbelegging van de verkoopprijs in de passende vorm en binnen de gestelde termijn, de niet-monetaire meerwaarde of het gedeelte daarvan dat nog niet is belast wordt aangemerkt als een winst of baat van het belastbare tijdperk waarin die termijn is verstreken (zie ter zake de commentaar op art. 47, WIB 92).

Nummer 416/2

Met het art. 416, WIB 92, beoogt de wetgever het voordeel teniet te doen dat een belastingplichtige voor een bepaald aj. bekomt door de belasting op een deel van zijn inkomen te verdagen via het bekomen van een tijdelijke vrijstelling van de meerwaarde.

Er is geoordeeld dat niet mag worden geduld dat de gunstmaatregel zou worden gebruikt om de belastingheffing en de betaling straffeloos uit te stellen.

Nummer 416/3

Wanneer voorlopig vrijgestelde meerwaarden belastbaar worden doordat niet tijdig is belegd, zijn aldus NI verschuldigd vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aj. wordt genoemd waarvoor de vrijstelling is verleend, ongeacht voor welk aj. de aanslag wordt gevestigd.

III. BEREKENING VAN DE VERSCHULDIGDE NALATIGHEIDSINTERESTEN

Nummer 416/4

Art. 416, WIB 92, bepaalt dat de NI moet worden berekend overeenkomstig de in art. 414, WIB 92, opgenomen algemene principes.

De NI bedraagt dus 1 % per kalendermaand tot 30.9.1986 en 0,8 % per kalendermaand vanaf 1.10.1986. De berekeningsbasis moet eveneens worden afgerond tot het lagere duizendtal en er zijn geen NI verschuldigd indien ze geen 100 F bedragen of indien de berekeningsbasis ervan lager is dan 5.000 F.

In afwijking van art. 414, WIB 92 zijn de NI evenwel verschuldigd vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aj. wordt genoemd waarvoor de vrijstelling is toegestaan.