Commentaar van art. 145^31, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.05.2017

TITEL II: PERSONENBELASTING

HOOFDSTUK III: BEREKENING VAN DE BELASTING

Afdeling I: Gewoon stelsel van aanslag

Onderafdeling IIduodecies: Vermindering voor uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand

Art. 145^31, WIB 92

INHOUDSTAFEL

I. WETTEKSTEN

145^31/0

II. KB/WIB 92

145^31/1

III. INLEIDING

145^31/3

IV. LOKALISATIEREGELS

145^31/6

V. BEDOELDE BELASTINGPLICHTIGE

145^31/10

VI. BEDOELDE WONING

145^31/22

VII. BEVEILIGING TEGEN INBRAAK – BEDOELDE WERKEN

145^31/27

VIII. BEVEILIGING TEGEN BRAND – BEDOELDE WERKEN

145^31/52

IX. UITGESLOTEN UITGAVEN

145^31/59

X. IN AANMERKING GENOMEN UITGAVEN

145^31/61

XI. GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG

145^31/67

XII. HOEDANIGHEID VAN DE AANNEMER

145^31/68

XIII. TE VERVULLEN FORMALITEITEN

145^31/70

XIV. VERMELDINGEN OP DE FACTUUR OF OP DE BIJLAGE ERVAN

145^31/72

Inleiding

De commentaar van art.145^31, WIB 92, wordt bijgewerkt tot de W 08.05.2014 en is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2015.

I. WETTEKSTEN

145^31/0

(Art.145^31, WIB 92 is van toepassing in de huidige versie vanaf het aj. 2015).

Art.145^31. – Een belastingvermindering wordt verleend voor de uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand waarvan de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder is.

De belastingvermindering is niet van toepassing op uitgaven die:

a) in aanmerking genomen zijn als werkelijke beroepskosten;
b) recht geven op de in artikel 69 bedoelde investeringsaftrek;
c) in aanmerking komen voor de toepassing van de artikelen 145^25 of 145^30.

De belastingvermindering is gelijk aan 30 pct van de in het eerste lid bedoelde uitgaven.

Het totaal van de belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk niet meer dan 500 EUR (760 EUR voor het aj. 2016) per woning bedragen.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de werken met betrekking tot de uitgaven bedoeld in het eerste lid moeten voldoen.

Hij zal bij de wetgevende kamers, onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zoniet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een wetsontwerp indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van het vorige lid genomen besluiten.

De Koning bepaalt tevens de toepassingsmodaliteiten van de vermindering.

II. KB/WIB 92

Afdeling XXVundecies – Vermindering voor uitgaven voor beveiliging van een woning tegen inbraak of brand

145^31/1

Art. 63^15 tot 63^18, KB/WIB 92 zijn van toepassing voor de werken uitgevoerd vanaf 01.01.2011.

Art. 63^15. – De uitgaven voor de beveiliging van woningen tegen inbraak worden in aanmerking genomen voor zover ze zijn opgenomen in één van de volgende categorieën:

a) de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van de volgende inbraakvertragende gevelelementen:

1° specifiek inbraakwerend glas;

2° beveiligingssystemen voor deuren, ramen, luiken, garagepoorten, lichtkoepels, dakvensters, keldergaten en hekken zoals veiligheidssloten, slotbeveiligingssystemen, grendelbeveiligingssystemen en kierstandhouders;

3° gepantserde deuren en poorten;

b) de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van alarmsystemen en de componenten ervan, bedoeld in het artikel 1, § 4, van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, en betreffende de kosten die gepaard gaan met het beheer van alarmen door een in het kader van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, vergunde alarmcentrale;

c) de uitgaven betreffende de levering en plaatsing van een camerasysteem uitgerust met een registratiesysteem.

De dienstverrichtingen betreffende de uitgaven vermeld in het eerste lid, moeten worden uitgevoerd door een persoon die, op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst voor de uit te voeren werken, overeenkomstig artikel 401 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 geregistreerd is als aannemer of op grond van een overeenkomstige bepaling die van kracht is in de Lidstaat van de Europese Unie waar deze persoon is gevestigd. De dienstverrichtingen betreffende de uitgaven vermeld in het eerste lid moeten worden verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige.

Naast de voorwaarde bedoeld in het tweede lid, moeten de dienstverrichtingen betreffende de uitgaven vermeld in het eerste lid, b, worden uitgevoerd, wat de plaatsing van een alarmsysteem betreft, door een overeenkomstig de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid erkende beveiligingsonderneming, en moeten, wat het alarmbeheer betreft, deze dienstverrichtingen worden verzekerd door een in het kader van dezelfde wet vergunde alarmcentrale.

Art. 63^16. – De uitgaven voor de beveiliging van woningen tegen brand worden in aanmerking genomen voor zover ze zijn opgenomen in één van de volgende categorieën:

a) de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van waterblussers met additief van 6 kg of polyvalente poederblussers van 6 kg, conform de reeks normen NBN EN 3 "Draagbare blustoestellen", met inbegrip van het blustoestel dat wordt geplaatst voor het automatisch blussen in verwarmingslokalen op stookolie;

b) de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van deuren met een brandweerstand van "een half uur" geplaatst:

1° tussen de garage en de woning;

2° aan de binnenkant van de keuken;

3° tussen het slaap en woongedeelte van de woning;

4° aan de binnenkant van de verwarmingslokaal.

De dienstverrichtingen betreffende de uitgaven vermeld in het eerste lid moeten worden verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige.

Naast de voorwaarde bedoeld in het tweede lid, moeten de dienstverrichtingen betreffende de uitgaven vermeld in het eerste lid, b, worden uitgevoerd conform de geldende reglementering inzake de preventie van brand en ontploffing.

Art. 63^17. – De aannemer of onderneming bedoeld in artikelen 63^15 en 63^16 garandeert de conformiteit van de werken op basis van de elementen die voorkomen in bijlage IIter.

Ten dien einde moet door de aannemer of erkende onderneming uitgereikte factuur, of de bijlage ervan:

a) de woning aangeven waar de werken worden uitgevoerd;

b) de volgende formule bevatten:

"Verklaring met toepassing van artikel 6315 en/of artikel 63^16 van het KB/WIB 92 betreffende de uitgevoerde werken die zijn bedoeld in artikel 145^31van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

Ik, ondergetekende ……., bevestig dat:

- … (per maatregel de vermeldingen overnemen dien worden opgelegd door bijlage IIter van het KB/WIB 92)

- …

… (datum)

… (naam)

… (handtekening)."

Art. 63^18. - § 1. De belastingplichtige die het voordeel vermeld in artikel 145^31 van het genoemde Wetboek vraagt, moet de volgende documenten ter beschikking van de Federale Overheidsdienst Financiën houden:

- de facturen betreffende de leveringen en de prestaties die aan de basis liggen van de uitgaven bedoeld in artikel 145^31 van hetzelfde Wetboek;
- het betalingsbewijs van de bedragen die voorkomen op die facturen.

§ 2. Naast de voorwaarde bedoeld in § 1, moet de belastingplichtige die het voordeel van de bepalingen van artikel 145^31 van het voornoemd Wetboek vraagt, wat de levering en plaatsing van een camerasysteem uitgerust met een registratiesysteem bedoeld in artikel 63^15, eerste lid, c, betreft, het origineel of een kopie van het attest dat bewijst dat het systeem werd aangegeven bij de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals bedoeld door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, ter beschikking van de Federale Overheidsdienst Financiën houden.

BIJLAGE IIter, KB/WIB 92

145^31/2

(Bijlage IIter is van toepassing voor de werken uitgevoerd vanaf 01.01.2011).

Vermeldingen die verplicht moeten voorkomen op de factuur betreffende de uitgaven opgesomd in artikel 145/31 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met het oog op het beveiligen van een woning tegen diefstal of brand.

Maatregel 1: Beveiliging tegen diefstal

A. Aangaande de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van inbraakvertragende gevelelementen:

1° betreffende de beveiligingssystemen voor deuren, ramen, luiken, garagepoorten, lichtkoepels, dakvensters, keldergaten en hekken: de (…) aannemer bevestigt dat de beveiligingssystemen en de plaatsing ervan daadwerkelijk de weerstand verzekeren of versterken van de gevelelementen van de woning zodat een minimale weerstand wordt gewaarborgd van drie minuten aan de inbraakpogingen die worden uitgevoerd met behulp van volgende instrumenten: een schroevendraaier, een tang en een wig.

Om de weerstand van de geïnstalleerde gevelelementen te waarborgen, kan de (…) aannemer refereren aan de klasse 2 van de Europese voornormen ENV 1627 tot 1630 of elk ander voorgeschreven document dat hetzelfde prestatieniveau waarborgt in termen van inbraakwerendheid in afwachting van de publicatie van de toekomstige Europese normen EN 1627 tot 1630. De (…) aannemer zal naar deze laatste normen kunnen refereren om de weerstand van de geïnstalleerde gevelelementen te waarborgen;

2° in het bijzonder, betreffende het specifiek inbraakwerend glas: de (…) aannemer bevestigt dat het glas minstens een gelaagde kant heeft (geplaatst aan de binnenkant) conform met de klasse P4A van de Europese norm EN 356. Het glas moet worden geplaatst volgens de richtlijnen van de norm NBN S 23-002 (STS 38) of volgens de instructies van de glasfabrikanten.

B. Aangaande de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van alarmsystemen en de componenten ervan: de erkende beveiligingsonderneming bevestigt dat het geïnstalleerde materieel wordt gecertifieerd volgens het kwaliteitslabel INCERT of volgens een gelijkaardige kwaliteitsnorm voorgesteld door de sector van de veiligheidsondernemingen.

C. Betreffende de kosten die gepaard gaan met het alarmbeheer: de vergunde alarmcentrale bevestigt de aansluiting van het alarmsysteem door het ondertekenen van een schriftelijke overeenkomst.

Maatregel 2: Beveiliging tegen brand

Aangaande de uitgaven betreffende de deuren met een brandweerstand van "een half uur": de (…) aannemer bevestigt dat deze geplaatst zijn op basis van een proefprocesverbaal, waarvan alle details worden gerespecteerd. De proef is uitgevoerd volgens NBN 713-020 "Brandweerstand van bouwelementen" of EI1 30 volgens NBN EN 13501-2 "Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen – Deel 2: classificatie gebruik makend van gegevens van brandweerstandsproeven met uitsluiting van producten voor gebruik in ventilatiesystemen".

III. INLEIDING

145^31/3

De commentaar van art. 145^31, WIB 92, is bijgewerkt tot de W 08.05.2014 (BS 28.05.2014 – err. BS 27.01.2015) en is van toepassing in de huidige versie sinds het aanslagjaar 2015.

Voor een grondige analyse van de maatregel zoals die van toepassing was vanaf haar invoering door de Programmawet (I) van 27.12.2006 (BS 28.12.2006, 3de editie), van kracht vanaf het aj. 2008, zie circ. AAFisc nr. 38/2011, Ci.RH.241/587.093 d.d. 20.07.2011.

145^31/4

De zesde staatshervorming draagt de bevoegdheid in verband met de belastingvermindering voor inbraak- en brandbeveiliging over aan de gewesten. Zij bepalen welke fiscale voordelen aan de uitgaven voor inbraak- en brandbeveiliging verbonden zijn (art. 5/5, § 4, 1ste lid, 2°, BFW*).

*Wettelijke bronnen: Bijzondere wet van 16.01.1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, vaak afgekort in 'Bijzondere financieringswet, of BFW) gewijzigd door de bijzondere wet van 06.01.2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, BS 31.01.2014.

145^31/5

De drie gewesten hebben besloten om die belastingvermindering op te heffen.

- Opgeheven voor het Vlaams Gewest door art. 63, Decr.Vl. 19.12.2014 (BS 30.12.2014, ed. 1), in werking voor uitgaven vanaf 01.01.2015 (art. 108).

- Opgeheven voor het Waals Gewest door art. 12, Decr.W. 12.12.2014 (BS 29.12.2014, ed. 2), van toepassing vanaf het aanslagjaar 2016 (art. 17).

- Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door art. 13, 3°, Ord.Br. 18.12.2015 (BS 30.12.2015, ed. 2), van toepassing vanaf aanslagjaar 2017 (art. 24).

IV. LOkALISATIEREGELS

145^31/6

Het bevoegde gewest is het gewest waar de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats heeft gevestigd op 1 januari van het aanslagjaar (art. 5/1, § 2, van de bijzondere wet van 16.01.1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten).

Een belastingplichtige zal geacht worden zijn fiscale woonplaats te hebben in het gewest waar zijn woonplaats, of bij gebrek aan een woonplaats in België, zijn zetel van fortuin heeft gevestigd op 1 januari van het aanslagjaar.

145^31/7

Als op 01.01.2016 de belastingplichtige effectief in het Brusselse Gewest is gedomicilieerd, mag hij van de belastingvermindering voor de uitgaven betaald in 2015 genieten, hoewel de bedoelde woning in een ander gewest is gesitueerd.

Als hij gedomicilieerd is in een ander gewest op 01.01.2016, mag hij niet genieten van de belastingvermindering voor de uitgaven betaald in 2015, hoewel de bedoelde woning in het Brusselse Gewest is gesitueerd.

Voorbeelden

145^31/8

Jules laat veiligheidssloten plaatsen op de deuren van zijn woning gesitueerd in Namen. Hij betaalt de uitgaven in maart 2015. Op dat ogenblik is hij in het Waalse Gewest gedomicilieerd.

Eind 2015 verhuist hij naar Anderlecht waar hij zijn nieuwe woonplaats vestigt. Zijn fiscale woonplaats op 01.01.2016 is dus gesitueerd in het Brusselse Gewest. Hij heeft recht op de belastingvermindering voor die uitgaven voor het aj. 2016.

145^31/9

Marie laat deuren met een brandweerstand van 'een half uur' plaatsen tussen het slaap- en woongedeelte van haar woning. Ze betaalt de uitgaven in augustus 2015. Op dat ogenblik is zij in het Brusselse Gewest gedomicilieerd.

Eind 2015 verhuist zij naar Lennik. Haar fiscale woonplaats op 01.01.2016 is dus gesitueerd in het Vlaamse Gewest. Zij heeft dus geen recht op de belastingvermindering.

V. BEDOELDE BELASTINGPLICHTIGE

Algemeen

145^31/10

De eigenaar, de bezitter, de erfpachter, de opstalhouder, de vruchtgebruiker of de huurder mag van een belastingvermindering genieten voor de uitgaven die werkelijk tijdens het belastbaar tijdperk zijn betaald voor de beveiliging in een woning tegen inbraak of brand.

De hoedanigheid van eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder moet geapprecieerd worden op het ogenblik dat de belastingplichtige zich op vaste en definitieve wijze verbindt tegenover de aannemer.

Het feit dat de belastingplichtige niet meer de hoedanigheid van eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder heeft op het ogenblik dat hij de werken van beveiliging betaalt, sluit het toestaan van de belastingvermindering niet uit.

Verschillende eigenaars of verschillende naakte eigenaars en vruchtgebruikers

145^31/11

Wanneer de belastingplichtige die de uitgaven draagt slechts voor een gedeelte eigenaar is van de woning, wordt de belastingvermindering berekend op de uitgaven die hij zelf gedragen heeft en proportioneel verminderd tot zijn eigendomsaandeel in de woning.

Wanneer verschillende belastingplichtigen volle eigenaars, naakte eigenaars of vruchtgebruikers van eenzelfde woning zijn, rekening houdend met het feit dat het een maximumbedrag per woning is, zal dit maximumbedrag in dat geval eveneens worden verdeeld in functie van het aandeel van de belastingplichtigen in de volle eigendom, de naakte eigendom of het vruchtgebruik in de woning. Bij elke belastingplichtige wordt m.a.w. de belastingvermindering beperkt tot het maximumbedrag vermenigvuldigd met zijn aandeel gecumuleerd in de volle eigendom, de naakte eigendom of het vruchtgebruik in de woning.

Naakte eigenaar

145^31/12

De naakte eigenaar is de eigenaar van een goed waarvan het vruchtgebruik tot iemand anders behoort. Het vruchtgebruik is het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden (art. 578, BW).

In het kader van artikel 145^31, WIB 92, is de administratie van mening dat het begrip 'eigenaar' eveneens de 'naakte eigenaar' omvat (circ. nr. Ci.RH.331/601.038 d.d. 06.01.2010).

Het feit dat de naakte eigenaar de woning zelf niet betrekt vormt geen beletsel voor het toestaan van de belastingvermindering.

Indien zowel de vruchtgebruiker als de naakte eigenaar uitgaven doen die in aanmerking komen voor belastingvermindering, kunnen zij eveneens beiden de belastingvermindering verkrijgen ieder voor zijn eigen uitgaven (tot het maximumbedrag). De belastingverminderingen worden dan afzonderlijk berekend enerzijds voor de vruchtgebruiker en anderzijds voor de naakte eigenaar.

Bezitter

145^31/13

Het begrip van bezit verschilt van het louter bewonen van een woning. De bezitter van een woning is hij die, op basis van art. 2228 tot 2235 van het Burgerlijk Wetboek, als zodanig beschouwd wordt wanneer de eigenaar geen enkele daad als eigenaar meer stelt. In dat geval zal het kadastraal inkomen, op basis van art. 473, WIB 92, worden vastgesteld in hoofde van de bezitter en niet in hoofde van de eigenaar.

145^31/14

De volgende voorbeelden verduidelijken dat begrip:

- Een koppel dat feitelijk samenwoont, woont in de woning van de ouders van één van beide partners. De woning is dus de volle eigendom van de ouders. Noch een recht van bewoning noch een huurcontract werden vastgesteld. Het koppel bewoont echter de woning in volledige overeenstemming met de eigenaars die echter nog handelingen als eigenaar stellen. Het koppel dat feitelijk samenwoont, mag niet als bezitter worden beschouwd.

- Een man bezit op eigen naam een woning verworven vóór zijn huwelijk. Bij gelegenheid van het huwelijk onder het wettelijk stelsel werd de woning niet in de gemeenschap overgebracht en blijft dus de volle eigendom van die man. Zijn echtgenote heeft geen eigendomsrechten maar bewoont de familiale woning met haar echtgenoot. De getrouwde partner onder het wettelijk stelsel die niet eigenaar is mag niet als bezitter worden beschouwd.

Erfpachter

145^31/15

Erfpachtrecht is een zakelijk recht om het vol genot te hebben van een aan een ander toebehorend onroerend goed, onder gehoudenis om aan een laatstgemelde, als een erkentenis van deszelfs eigendom, een jaarlijkse pacht te voldoen, hetzij in geld, hetzij in voortbrengselen of vruchten. Het is een tijdelijk recht met een minimale duur van 27 jaar en een maximale duur van 99 jaar.

Het recht van erfpacht is geregeld door de wet van 10.01.1824 over het recht van erfpacht.

Opstalhouder

145^31/16

De opstalouder heeft een recht van opstal. Het is een zakelijk recht om gebouwen, werken of beplantingen te hebben boven of onder andermans grond (art. 1, W 10.01.1824 over het recht van opstal).

De belastingplichtige opstalhouder die eigenaar zou zijn van een woning gebouwd op andermans grond komt dus in aanmerking om de belastingvermindering te krijgen.

Vruchtgebruiker

145^31/17

Het vruchtgebruik is het recht om van een zaak waarvan een andere de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden. Het kadastraal inkomen is vastgesteld in hoofde van de vruchtgebruiker en niet in hoofde van de naakte eigenaar die er geen gebruik of genot heeft.

Huurder

145^31/18

Huur van goederen is een contract waarbij de ene partij zich verbindt om de andere het genot van een zaak te doen hebben gedurende een zekere tijd, en tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt te betalen.

De kosteloze terbeschikkingstelling van een onroerend goed voldoet niet aan die omschrijving en laat het verlenen van de belastingvermindering niet toe. Het is bijvoorbeeld het geval van de bedrijfsleiders die een woning bezitten die hen ter beschikking is gesteld door hun vennootschap.

Aangezien de uitgaven die recht geven op de vermindering normalerwijze niet door de huurder moeten worden gedragen, zal de vermindering in principe (behalve in de hierna vermelde uitzonderingen) slechts aan de huurder worden toegestaan op voorwaarde dat de factuur op zijn naam wordt opgesteld en voor zover hij de uitgaven werkelijk draagt.

Het feit dat de huurder de woning slechts voor een gedeelte van het belastbare tijdperk heeft gehuurd, is zonder gevolg; hetzelfde geldt voor de huurder die de woning op het ogenblik van de betaling van de facturen niet meer huurde.

De huurder moet deze hoedanigheid in elk geval hebben op het ogenblik dat hij zich op vaste en definitieve wijze verbindt tegenover de aannemer voor de uitvoering van de werken.

145^31/19

Wanneer een gehuurde woning wordt bewoond door belastingplichtigen, die afzonderlijk worden belast (feitelijk gezin, gehuwden of wettelijk samenwonenden die afzonderlijk worden belast, medehuurders, enz.) en slechts één van hen de hoedanigheid van huurder heeft (huurcontract alleen op zijn naam), kan de belastingvermindering slechts worden toegestaan bij deze laatste, voor zover hij effectief de uitgaven heeft gedragen. Het feit, dat de factuur op zijn naam of op naam van de andere (of van beiden) is opgesteld, is zonder gevolg.

Wanneer een gehuurde woning wordt betrokken door belastingplichtigen, die afzonderlijk worden belast en allen of bepaalden onder hen de hoedanigheid van huurder bezitten (huurcontract opgesteld op naam van allen of sommigen), kan de belastingvermindering worden toegestaan in hoofde van allen of bepaalden onder hen voor zover zij effectief de uitgaven dragen. Het feit dat de factuur op naam van de ene of van de andere (of van allen) is opgesteld, is zonder gevolg.

Als de gehuurde woning wordt betrokken door echtgenoten of wettelijk samenwonenden die gemeenschappelijk worden belast, is het feit dat de factuur op naam van één van hen (of van beiden) is opgesteld, of nog, dat de betaling door de ene of door de andere partner is gedaan, zonder gevolg. Inderdaad, in het kader van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering voor het gezin berekend en verdeeld over de belastingplichtigen in functie van hun belastbare inkomsten. In dit verband is het feit, dat het huurcontract al dan niet op de twee namen van de belastingplichtigen is opgesteld, zonder gevolg.

Huurder en eigenaar

145^31/20

Aangezien de uitgaven die recht geven op de vermindering normalerwijze niet door de huurder moeten worden gedragen, kan het zijn dat de huurder met de eigenaar overeenkomt dat de huurder de uitvoering van bepaalde werken voor zijn rekening neemt, bijvoorbeeld in ruil voor een vermindering van de huur of de verbintenis van de eigenaar om de kostprijs van de werken geheel of gedeeltelijk aan de huurder terug te betalen.

In dit geval past het om de vermindering aan de ene of de andere toe te kennen in de mate dat zij de kostprijs van de werken werkelijk hebben gedragen, ofwel door het betalen van de factuur, ofwel door de terugbetaling aan de huurder ofwel door de huur te verminderen en de bewijsstukken ervan voor te leggen (Kamer, zitting 2003-2004, Verslag van de Commissie voor de Financiën en de Begroting, Doc. 51 1196/002, blz. 6).

Betaling door een derde

145^31/21

De belastingvermindering is ook toegekend wanneer de uitgaven werden betaald door een derde die, overeenkomstig art. 1236 van het Burgerlijk Wetboek, handelt in naam en tot kwijting van de belastingplichtige. De 'derde' mag zelf niet de belastingvermindering vragen.

Het is een nieuwe positie (omdat er vroeger beschouwd was dat de belastingplichtige die aanspraak maakt op een belastingvermindering verplicht is om de bedoelde uitgaven zelf te betalen) uitgedrukt in de circulaire AAFisc 4/2016 nr. Ci.RH.331/635.466 d.d. 29.01.2016 waarvan de bepalingen van toepassing zijn, sinds de publicatie, in alle stadia van de procedure.

Voorbeelden:

- betaling van de uitgaven door de samenwonende partner die als alleenstaande wordt belast;

- betaling van de uitgaven door een familielid, al dan niet in het kader van een familiale lening;

- betaling van de uitgaven door de echtgenoot van een belastingplichtige die de belastingvermindering vraagt wanneer deze als alleenstaande wordt belast. Dit is bijvoorbeeld het geval voor gehuwden waarvan één van beide Europees ambtenaar is en die in toepassing van art. 126, § 2, 4°, WIB 92, als alleenstaanden worden belast.

VI. BEDOELDE WONING

145^31/22

Het moet gaan over een 'woning' en niet over een gebouw van een andere aard. Onder 'woning' moet worden verstaan een gebouw, of een deel van een gebouw, dat wegens zijn aard normaliter is bestemd voor bewoning door een of meerdere personen.

145^31/23

Een gebouw waarin een beroepsactiviteit wordt uitgeoefend, maar waarvan blijkt dat het nog steeds kan worden beschouwd als een gebouw dat door zijn aard normaal bestemd is om te worden bewoond, wordt beschouwd als een woning.

145^31/24

Zijn geen woningen in de zin van wat voorafgaat:

- gebouwen die uit hun aard volledig beroepsmatig zijn, bijvoorbeeld een atelier, een winkel, enz.;

- kamers in gemeenschappelijke gebouwen (kloosters, klinieken, hospitalen, …);

- kamers voor studenten of seizoenarbeiders.

Het gebouw bestemd aan het verhuren van kamers voor studenten of seizoenarbeiders mag echter in aanmerking komen, voor zover het gebouw de aard van een woning blijft behouden.

145^31/25

Het is niet vereist dat de belastingplichtige die woning zelf betrekt. Die woning mag dus verhuurd worden aan een derde voor zover dit gebouw de aard van een woning blijft behouden.

145^31/26

De ouderdom van de woning is zonder belang. De werken mogen met name plaatsvinden in een woning in aanbouw.

VII. BEVEILIGING TEGEN INBRAAK – BEDOELDE UITGAVEN

145^31/27

De art. 63^15, KB/WIB 92, somt op beperkende wijze de uitgaven met voor de beveiliging van een woning tegen inbraak die recht geven op de belastingvermindering. Die tekst is van toepassing voor de werken uitgevoerd vanaf 01.01.2011.

Die uitgaven moeten worden verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige (art. 63^15, 2de lid, KB/WIB 92).

a. Levering en de plaatsing van inbraakvertragende gevelelementen

1. Specifiek inbraakwerend glas

145^31/28

Het glas heeft minstens een gelaagde kant (geplaatst aan de binnenkant) conform met de klasse P4A van de Europese norm EN 356. Het glas moet worden geplaatst volgens de richtlijnen van de norm NBN S 23-002 (STS 38) of volgens de instructies van de glasfabrikanten (bijlage IIter KB/WIB 92, maatregel 1, A, 2).

2. Beveiligingssystemen voor deuren, ramen, luiken, garagepoorten, lichtkoepels, dakvensters, keldergaten en hekken zoals veiligheidssloten, slotbeveiligingssystemen, grendelbeveiligingssystemen en kierstandhouders

145^31/29

De beveiligingssystemen voor deuren, ramen, luiken, garagepoorten, lichtkoepels, dakvensters, keldergaten en hekken en de plaatsing ervan moet daadwerkelijk de weerstand verzekeren of versterken van de gevelelementen van de woning zodat een minimale weerstand wordt gewaarborgd van drie minuten aan de inbraakpogingen die worden uitgevoerd met behulp van volgende instrumenten: een schroevendraaier, een tang en een wig (bijlage IIter, KB/WIB 92, maatregel 1, A, 1, § 1).

Om de weerstand van de geïnstalleerde gevelelementen te waarborgen, kan de aannemer refereren aan de klasse 2 van de Europese voornormen ENV 1627 tot 1630 of elk ander voorgeschreven document dat hetzelfde prestatieniveau waarborgt in termen van inbraakwerendheid in afwachting van de publicatie van de toekomstige Europese normen EN 1627 tot 1630. De aannemer zal naar deze laatste normen kunnen refereren om de weerstand van de geïnstalleerde gevelelementen te waarborgen (bijlage IIter, KB/WIB 92, maatregel 1, A, 1, § 2).

145^31/30

Per administratieve tolerantie, wanneer een elektrisch aangedreven garagepoort uitgerust is met een motor met een anti-ophefsysteem, dan wordt die motor voor de helft aangemerkt als een beveiligingssysteem. Dienovereenkomstig komt de helft van de uitgave voor de motor in aanmerking voor de hier bedoelde belastingvermindering.

Omdat de belastingvermindering 30 % bedraagt (50 % vóór het aj. 2013), mag dus 15 % (25 % vóór het aj. 2013) van de totale waarde van de motor in aanmerking worden genomen voor de belastingvermindering (Bericht inzake de belastingvermindering voor uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak, BS 28.07.2009, blz. 51189).

145^31/31

Dezelfde bepaling is van toepassing voor de motor met anti-ophefssysteem van een rolluik.

145^31/32

De aandacht wordt erop gevestigd dat de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van specifieke inbraakbeveiligingssystemen zoals veiligheidssloten, slotbeveiligingssystemen, grendelbeveiligingssystemen en kierstandhouders, die oorspronkelijk werden geïnstalleerd of later worden aangebracht op deuren, ramen, luiken, garagepoorten, lichtkoepels, dakvensters, keldergaten en hekken recht kunnen geven op de belastingvermindering en niet de elementen waarop ze worden geïnstalleerd.

145^31/33

Zijn dus uitgesloten van de toepassing van deze belastingvermindering, de uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van volgende gevelelementen als zodanig:

- deuren,

- ramen,

- luiken,

- garagepoorten (althans wat de poort zelf betrekt voor de elektrisch aangedreven (sectionale) poorten),

- lichtkoepels,

- dakvensters,

- keldergaten,

- hekken.

145^31/34

De beveiligingssystemen voor deuren, ramen, luiken, garagepoorten, lichtkoepels, dakvensters, keldergaten en hekken, die door de maatregel beoogd worden, moeten aan de woning zelf zijn aangebracht. Dit blijkt uit de tekst van bijlage IIter aan het KB/WIB 92 die voorziet voor de aannemer de verplichting om te bevestigen dat de beveiligingssystemen en de plaatsing ervan daadwerkelijk de weerstand verzekeren of versterken van de gevelelementen van de woning.

Een hek of beveiligde poort (bijvoorbeeld) los van de woning (zoals een beveiligde poort van een garage die los staat van de woning) wordt dus niet beoogd.

145^31/35

Een paumelle (specifieke scharnier die pas van elkaar kan worden genomen wanneer de deur ver genoeg open is) wordt als een specifiek beveiligingssysteem beschouwd zoals veiligheidssloten, slotbeveiligingssystemen, grendelbeveiligingssystemen en kierstandhouders en kan dus recht geven op de vermindering indien de bovenstaande weerstandsvoorwaarden vervuld zijn.

145^31/36

De veiligheidsgeleiders (geleiders die versterkt, beveiligd zijn) van rolluiken kunnen eveneens beschouwd worden als een specifiek beveiligingssysteem dat recht kan geven op de belastingvermindering indien alle voorwaarden worden gerespecteerd.

145^31/37

Daarentegen zijn onder andere beveiligde luchtroosters, systemen voor toegangscontrole, automatische slagbomen en gemotoriseerde hekken niet opgenomen in art. 63^15, KB/WIB 92, onder de toegelaten elementen en geven zij bijgevolg geen recht op de belastingvermindering. Bovendien worden automatische slagbomen en gemotoriseerde hekken in principe niet aan de woning zelf geplaatst.

3. Gepantserde deuren en poorten

145^31/38

Geen technische voorwaarde is vastgesteld wat de gepantserde deuren en poorten betreft.

145^31/39

Wat de garages die geïntegreerd in een woning betreft, mag de totaliteit van de uitgave voor de gepantserde garagepoort in aanmerking komen voor de belastingvermindering.

145^31/40

Gepantserde deuren en poorten geplaatst in de gemeenschappelijke delen van een woongebouw kunnen in principe elke huurder/eigenaar die uitgaven gedaan heeft, recht geven op de belastingvermindering.

b. Levering en plaatsing van alarmsystemen en de componenten ervan

145^31/41

Alarmsystemen zijn systemen bestemd om misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen of vast te stellen.

Het gaat om alarmsystemen en de componenten ervan als bedoeld in het art. 1, § 4, van de wet van 10.04.1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, zoals gewijzigd door de wet van 17.08.2013 'tot creatie van het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen en tot wijziging van de wet van 10.04.1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid (geciteerd als 'ITS-kaderwet')'.

145^31/42

Het geïnstalleerde materieel moet worden gecertifieerd volgens het kwaliteitslabel INCERT of volgens een gelijkaardige kwaliteitsnorm voorgesteld door de sector van veiligheidsondernemingen (bijlage IIter KB/WIB 92, maatregel 1, B).

INCERT is een kwaliteitslabel voor de alarmsystemen tegen inbraak en vloeit uit een conformiteitcertificatie van de alarmcentrale met het 'Reglement voor de certificatie van een alarmcentrale' en met de technische nota T 020 uitgegeven door het CEB-BEC (Belgisch Elektronisch Comité).

De uitgaven voor het onderhoud van de alarmsystemen, zelfs als ze nodig zijn voor het verkrijgen van de certificatie, geven geen recht op de belastingvermindering, omdat ze niet worden opgenomen in de beperkende lijst van de toegelaten uitgaven voorzien in art. 63^15, KB/WIB 92.

145^31/43

Zowel het plaatsen als het vervangen van een alarmsysteem wordt bedoeld.

145^31/44

Het toevoegen van bijkomende elementen aan een bestaand systeem (bv. bijkomende raamcontacten) kan beschouwd worden als de 'plaatsing van componenten van alarmsystemen' en recht geven op de vermindering.

145^31/45

Komen onder meer niet in aanmerking:

- het onderhoud van het alarmsysteem (bv. het vervangen van de voeding of de batterijen;

- de herstelling van het alarmsysteem of de componenten ervan.

c. Kosten die gepaard gaan met het beheer van alarmen door een vergunde alarmcentrale

145^31/46

Alarmcentrales zijn de centrales bestemd om misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen of vast te stellen. Het beheer van alarmcentrales omvat het geheel van handelingen die deel uitmaken van de opvolging van signalen uitgaande van een alarmsysteem. Dit zijn voornamelijk de controle van deze signalen, de interpretatie ervan, de verificatie of het wel om een echt alarm gaat, de verwittiging van de gebruiker van het bewaakte pand of van hun contactpersoon, zonodig van de politie- en hulpdiensten en gebruikelijk ook de aansturing van de bewakingsagenten die een interventie na alarm uitvoeren.

145^31/47

De alarmcentrale moet vergund zijn in het kader van de wet van 10.04.1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

145^31/48

Die alarmcentrale moet de aansluiting van het alarmsysteem bevestigen met een ondertekende, schriftelijke overeenkomst (bijlage IIter, KB/WIB 92, maatregel 1, C).

145^31/49

Een persoon die zijn beheerscontract met een alarmcentrale vervangt door een nieuw contract met een andere vergunde alarmcentrale, kan de vermindering bekomen (mits uiteraard aan de andere terzake geldende voorwaarden is voldaan).

d. Levering en plaatsing van een camerasysteem uitgerust met een registratiesysteem

145^31/50

Het systeem moet aangegeven zijn bij de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals bedoeld door de wet van 08.12.1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, BS 18.03.1993 (https://www.privacycommision.be).

145^31/51

Videoparlofonen met opnamesysteem kunnen recht geven op de voornoemde vermindering indien alle terzake geldende voorwaarden zijn voldaan.

VIII. BEVEILIGING TEGEN BRAND – BEDOELDE WERKEN

145^31/52

Art. 63^16, KB/WIB 92, somt op beperkende wijze de uitgaven op die recht geven op de belastingvermindering.

Deze dienstverrichtingen moeten worden uitgevoerd conform de geldende reglementering inzake de preventie van brand en ontploffing (art. 63^16, 3de lid, KB/WIB 92).

Ze moeten worden verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige (art. 63^16, 2de lid, KB/WIB 92).

a. Levering en plaatsing van waterblussers met additief of poederblussers

145^31/53

Worden meerbepaald bedoeld, de waterblussers met additief van 6 kg of de polyvalente poederblussers van 6 kg, conform de reeks NBN EN 3 'Draagbare blustoestellen', met inbegrip van het blustoestel dat wordt geplaatst voor het automatisch blussen in verwarmingslokalen op stookolie (art. 63^16, 1ste lid, a, KB/WIB 92).

145^31/54

Het onderhoud van blussers wordt niet beoogd.

145^31/55

Niets verhindert dat uitgaven met betrekking tot de levering en plaatsing van door de belastingplichtige gehuurde blussers recht kunnen geven op de belastingvermindering.

De uitgaven die betrekking hebben op andere dienstverrichtingen die begrepen zijn in het huurcontract (bv. het onderhoud) komen niet in aanmerking voor de belastingvermindering. In dat geval moet in de factuur een opsplitsing worden gemaakt tussen de uitgaven die overeenstemmen met de huur van de blussers en de andere uitgaven.

145^31/56

De vermindering is verleend aan elke huurder/eigenaar die werkelijke uitgaven hebben gedaan voor de plaatsing van blussers die aan de vereiste voorwaarden voldoen in de gemeenschappelijke delen van het woongebouw.

b. Levering en plaatsing van deuren met een brandweerstand van 'een half uur'

145^31/57

De deuren met een brandweerstand van 'een half uur' moeten geïnstalleerd worden:

  1. tussen de garage en de woning;
  2. aan de binnenkant van de keuken;
  3. tussen het slaap- en woongedeelte van de woning;
  4. aan de binnenkant van het verwarmingslokaal (art. 63^16, 1ste lid, b, KB/WIB 92).

145^31/58

De aannemer bevestigt dat de voornoemde deuren met een brandweerstand geplaatst zijn op basis van een proefprocesverbaal, waarvan alle details worden gerespecteerd. De proef is uitgevoerd volgens NBN 713-020 'Brandweerstand van bouwelementen' of EI1 30 volgens NBN EN 13501-2 'Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen – Deel 2: classificatie gebruik makend van gegevens van brandweerstandsproeven met uitsluiting van producten voor gebruik in ventilatiesysteem' (bijlage IIter, KB/WIB 92, maatregel 2).

IX. UITGESLOTEN UITGAVEN

145^31/59

Geen belastingvermindering voor de uitgaven voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand mag verleend worden wanneer:

- de uitgaven die betrekking hebben op het gedeelte van de woning dat door de belastingplichtige wordt gebruikt voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid zijn in aanmerking genomen:

* voor de bepaling van de verantwoorde beroepskosten,
* of voor de investeringsaftrek vermeld op art. 69, WIB 92;

- die uitgaven geven recht op de belastingvermindering voor de uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand (art. 145^31, 2de lid, c, WIB 92);

- die uitgaven geven recht op de aftrek van de uitgaven voor het onderhoud en de restauratie van beschermde monumenten en landschappen (art. 145^36, 2de lid, c, WIB 92);

- die uitgaven geven recht op de belastingvermindering voor de uitgaven voor dakisolatie (art. 145^47, 2de lid, c, WIB 92).

(Bij gebrek aan een vernieuwing van het KB tot vastlegging van de zones voor positief grootstedelijk beleid, mag in feite de belastingvermindering voor de uitgaven voor de vernieuwing van woningen gesitueerd in zulke zones niet meer verleend worden).

145^31/60

Die uitsluitingen gebeuren op een evenredig basis. De uitgave is uitgesloten in de mate op het feit dat een van de voormelde voordelen werkelijk is verkregen. Niets belet derhalve dat de uitgaven die het voorwerp uitmaken van eenzelfde factuur, voor een deel recht geven, op de vermindering voor dakisolatie en voor een ander deel voor de vermindering voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand, bijvoorbeeld.

X. IN AANMERKING GENOMEN UITGAVEN

Algemeen

145^31/61

De belastingvermindering wordt verleend voor de uitgaven (gefactureerde bedragen BTW inbegrepen) die effectief door de belastingplichtige zijn betaald tijdens het belastbaar tijdperk en dit onafhankelijk van het ogenblik van uitvoering van de werken of de datum van de factuur.

Bepaling van het belastbaar tijdperk

145^31/62

Het in aanmerking te nemen belastbaar tijdperk is het jaar waarin de belastingplichtige de bedoelde betalingen heeft uitgevoerd en niet het jaar waarin de bankinstelling van de begunstigde deze bedragen effectief ontvangt of deze effectief ter beschikking van deze laatste heeft gesteld.

In geval van betaling met een bankoverschrijving is het dus de datum waarop deze betaling effectief in mindering is gebracht van de rekening van de belastingplichtige die in aanmerking moet worden genomen. In geval van een verschil tussen de werkelijke debetdatum en de valutadatum, moet de werkelijke datum behouden worden.

Bijvoorbeeld: een overschrijving van een voorschot op 31.12.2014 (datum waarop de rekening wordt gedebiteerd). Indien alle voorwaarden voldaan zijn, kan dit voorschot in aanmerking komen voor de belastingvermindering die van toepassing is voor het inkomstenjaar 2014 zelfs al heeft de aannemer dit bedrag pas begin 2015 op zijn rekening zien toekomen.

Voorschot

145^31/63

De betaling van een voorschotfactuur betreffende de werken ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand mag in aanmerking komen voor de belastingvermindering op voorwaarde dat het voorschot door de aannemer definitief is verworven in overeenkomst met de artikelen 1235 tot 1248 van het Burgerlijk Wetboek, en op voorwaarde dat de werken uitgevoerd zijn op het ogenblik van de indiening van de aangifte in de inkomstenbelasting.

Indien de werken op dat moment nog niet zijn uitgevoerd, mag de belastingplichtige geen belastingvermindering voor het betaalde voorschot.

Hij zal evenwel nadat de werken zullen zijn uitgevoerd en de documenten bedoeld in art. 63^17, KB/WIB 92, zullen zijn opgesteld en uitgereikt, een rechtzetting van zijn belastingaangifte kunnen vragen. Een dergelijke rechtzetting kan evenwel slechts gebeuren binnen de bezwaartermijnen die zijn opgenomen in het WIB 92.

Voordelen gekregen van andere publieke overheden

145^31/64

Het feit dat deze uitgaven het voorwerp hebben uitgemaakt van een financiële tussenkomst (premie, subsidie, terugbetaling, …), in voorkomend geval, van de gewestelijke of lokale overheden, heeft geen enkele weerslag op de toepassing van de belastingvermindering.

Beheerder van een gebouw

145^31/65

Wanneer de werken zijn uitgevoerd in een appartementsgebouw door tussenkomst van de beheerder van het gebouw, zijn het de betalingen die door de beheerder werden gedaan die in aanmerking komen, zelfs wanneer deze werden gedaan door middel van een gemeenschappelijk fonds, gestijfd door bijdragen van de eigenaars.

Betaling aan de aannemer door de bank

145^31/66

Indien de bank rechtstreeks de werken op de rekening van de aannemer betaalt, op voorlegging van de factuur op naam van de belastingplichtige, handelt zij in naam en tot kwijting van de belastingplichtige. Deze betaling is beschouwd als een betaling in de zin van artikel 1236 van het Burgerlijk Wetboek en kan bijgevolg in aanmerking komen voor de belastingvermindering ten name van de belastingplichtige. Het is m.a.w. niet vereist dat de bank de geleende bedragen eerst op de rekening van de belastingplichtige overschrijdt.

XI. GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG

145^31/67

In geval van een gemeenschappelijke aanslag, is het feit dat de factuur op naam van de ene of de andere echtgenoot (of beiden) is opgesteld of dat de betaling werd gedaan door de ene of de andere echtgenoot, zonder belang.

Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd wordt de belastingvermindering voor alle belastingplichtigen evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belastbare inkomsten van de beide echtgenoten (d.w.z. volgens het belastingtarief toegepast op het belastbaar inkomen van elke belastingplichtige).

Dit houdt in dat de belastingvermindering omgedeeld wordt onder beide echtgenoten, zelfs wanneer slechts één van de gezamenlijk belaste echtgenoten eigenaar is van de woning waarin de werken werden uitgevoerd.

XII. HOEDANIGHEID VAN DE AANNEMER

145^31/68

De levering en de plaatsing van de materialen moeten door een aannemer gebeuren.

Wanneer de belastingplichtige zijn materialen of apparaten zelf aankoopt en ze daarna door een aannemer laat plaatsen, kunnen alleen de uitgaven m.b.t. de plaatsing voor de vermindering in aanmerking komen.

Art. 401, WIB 92, dat de registratie van aannemers regelde, is opgeheven (art. 18, van de wet van 07.11.2011 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 10.11.2011, 3de ed.) omdat het Europees Hof van Justitie oordeelde dat de registratieplicht strijdig is met het vrije verkeer van diensten. Die opheffing is in werking getreden op 01.09.2012 (art. 2, KB 03.08.2012, BS 10.08.2012).

Deze aanpassingen betekenen niet dat de belastingplichtige zijn eigen werken in aanmerking mag nemen. Het is alleen niet meer vereist dat de aannemer geregistreerd is.

145^31/69

Voorwaarden voor sommige ondernemingen:

- de onderneming die de plaatsing van een alarmsysteem doet, moet overeenkomstig de wet van 10.04.1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid erkende beveiligingsonderneming zijn;

- de onderneming die zich bezighoudt met het alarmbeheer, moet ook overeenkomstig de wet van 10.04.1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid vergunde alarmcentrale zijn.

De 'Lijst van de erkende beveiligingsondernemingen' is opgesteld door de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en kan op www.vigilis.ibz.be geraadpleegd worden.

De 'Lijst van de vergunde alarmcentrales' is opgesteld door de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en kan ook op www.vigilis.ibz.be geraadpleegd worden.

Indien de werken van de plaatsing van een alarmsysteem gedaan worden door een bouwpromotor, dient die laatstgenoemde (op de factuur of op de bijlage ervan) te attesteren dat de uitvoerder van de werken wel dergelijk een geregistreerde onderneming is; hij zal ook de volledige identiteit en het registratienummer van deze laatste moeten meedelen en hij zal er eveneens over moeten waken dat de verplichte vermeldingen op de factuur of op de bijlage ervan vermeld zijn.

XIII. TE VERVULLEN FORMALITEITEN

145^31/70

De belastingplichtige die het voordeel van de belastingvermindering vraagt, moet sommige documenten ter beschikking van de FOD Financiën houden (art. 63^18, KB/WIB 92). Het gaat om:

- de facturen betreffende de leveringen en de prestaties die aan de basis liggen van de beoogde uitgaven;

- de betalingsbewijzen van de bedragen die voorkomen op die facturen;

- het origineel of een kopie van het attest dat bewijst dat het systeem van camera’s uitgerust met een registratiesysteem werd aangegeven bij de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals bedoeld door de wet van 08.12.1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (BS 18.03.1993).

145^31/71

Wanneer de werken werden uitgevoerd in een appartementsgebouw met tussenkomst van de beheerder van het gebouw, moet de belastingplichtige ter beschikking van de FOD Financiën houden:

- een door de beheerder eensluidend verklaarde kopie van de facturen betreffende de werken die aan de basis liggen van de bedoelde uitgaven;

- het bewijs van betaling, door de beheerder, van de bedragen die voorkomen op die facturen;

- een attest van de beheerder met een becijfering van het aandeel van de belastingplichtige in de bedoelde uitgaven;

- wat de levering en plaatsing van een camerasysteem uitgerust met een registratiesysteem betreft, een door de beheerder eensluidend verklaarde kopie van het attest dat bewijst dat het systeem werd aangegeven bij de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

XIV. VERMELDINGEN OP DE FACTUUR OF OP DE BIJLAGE ERVAN

145^31/72

De aannemer of de onderneming garandeert de goede conformiteit van de werken (art.63^17, KB/WIB 92).

De door de geregistreerde aannemer of erkende onderneming uitgereikte factuur, of de bijlage ervan, moet:

a. de woning aangeven waar de werken worden uitgevoerd;
b. de volgende formule bevatten:

'Verklaring met toepassing van artikel 63^15 en/of artikel 63^16, van het KB/WIB 92, betreffende de uitgevoerde werken die zijn bedoeld in artikel 145^31 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Ik, ondergetekende (…), bevestig dat:

… (per maatregel de vermeldingen overnemen die worden opgelegd door bijlage IIter van het KB/WIB 92 – zie nummer 145^31/2)

… (datum)

… (naam)

… (handtekening).'

145^31/73

Indien het attest van de aannemer (of erkende onderneming) geen uitgaven betreft als bedoeld in de art. 63^15 of 63^16, KB/WIB 92, of indien de uitgevoerde werken wel beoogd zijn door de maatregel, maar de aannemer (of erkende onderneming) verklaart niet dat deze werken voldoen aan de technische voorwaarden voorzien in de bijlage IIter, KB/WIB 92 (de tekst met betrekking tot deze technische voorwaarden moet voorkomen in het afgeleverde attest), kan de belastingvermindering niet worden toegekend.

Het spreekt voor zich dat het gebruik van onduidelijke termen of een technisch jargon of geglobaliseerde facturen die niet zijn gedetailleerd, het de administratie niet mogelijk maakt de in art. 63^15 of 63^16, KB/WIB 92, bedoelde uitgaven te herkennen.

Het is dus de verantwoordelijkheid van de aannemer om attesten op te stellen die duidelijk de uitgevoerde werken vermelden en die de technische voorwaarden opgenomen in bijlage IIter, KB/WIB 92, overnemen.