Commentaar van art. 373, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.05.2017
TITEL VII: VESTIGING EN INVORDERING VAN DE BELASTINGEN
HOOFDSTUK VII: RECHTSMIDDELEN
Afdeling I: Administratief beroep
Art. 373, WIB 92
373/0 | |
373/1-4 | |
B. Correlatief verband tussen de nieuwe aanslag en de overbelasting | 373/5-6 |
373/7 | |
373/8-9 |
I. WETTEKST
373/0
Art. 373 - Wanneer een aanvullende aanslag voor een bepaald aanslagjaar gevestigd wordt krachtens artikel 353 of 354 en de nieuwe aanslag ten name van dezelfde belastingschuldige voor één of meer aanslagjaren een correlatieve overbelasting doet ontstaan, kan de belastingschuldige, alsmede zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van het aanslagbiljet dat de aanvullende aanslag omvat, een bezwaarschrift tegen bedoelde overbelasting indienen.
In het in artikel 302, tweede lid, bedoelde geval vangt de termijn aan vanaf de datum waarop het aanslagbiljet dat de aanvullende aanslag omvat, door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, aan de belastingplichtige werd aangeboden.
II. COMMENTAAR
A. Algemeen
373/1
Art. 373, WIB 92, verleent een uitzonderlijke bezwaartermijn om de belastingschuldige, waarvoor een belastingsupplement voor een bepaald aanslagjaar werd gevestigd, in de mogelijkheid te stellen een bezwaarschrift in te dienen tegen de overbelasting die dat supplement zou doen ontstaan voor één of meer aanslagen, die op naam van dezelfde belastingschuldige werden gevestigd en waarvoor de andere bij wet bepaalde bezwaartermijnen zouden zijn verstreken. Ook aan de feitelijk gescheiden echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, wordt deze bijzondere bezwaartermijn toegekend.
In dat geval beschikt de belastingschuldige of zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd over een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de verzending van het aanslagbiljet dat de aanvullende aanslag bevat die aan de basis van de overbelasting ligt.
Wanneer de belastingschuldige ervoor gekozen heeft om het aanslagbiljet uitsluitend via elektronische weg te ontvangen, vangt de termijn aan vanaf de datum waarop het aanslagbiljet dat de aanvullende aanslag bevat langs elektronische weg aan de belastingplichtige werd aangeboden.
373/2
Het bezwaarrecht krachtens artikel 373, WIB 92, gaat slechts in op het ogenblik van de verzending van het aanslagbiljet betreffende de supplementaire aanslag die de overbelasting heeft doen ontstaan. Een bezwaarschrift ingediend op 26.06.1952 tegen een aanslag voor het aanslagjaar 1950 waarin een overbelasting ontstond ingevolge een van ambtswege gevestigde aanslag voor het aanslagjaar 1951 (waarvan het kohier uitvoerbaar werd verklaard op 17.07.1952), werd aldus onontvankelijk verklaard wegens voorbarigheid (Brussel 19.06.1958, Hamesse).
373/3
Het bezwaarschrift zoals bepaald in artikel 373, WIB 92, is ontvankelijk, zelfs wanneer reeds vroeger in toepassing van artikel 366, WIB 92, een bezwaarschrift werd ingediend tegen de aanslag waarop het betrekking heeft en dat aanleiding heeft geven tot een beslissing ten gronde.
373/4
Bij de wet van 15.03.1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen heeft de wetgever bevestigd dat het voordeel van de uitzonderlijke bezwaartermijn eveneens toekomt aan de feitelijk gescheiden echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd.
B. Correlatief verband tussen de nieuwe aanslag en de overbelasting
373/5
Er moet een correlatief verband bestaan tussen de nieuwe aanslag en de overbelasting die voorkomt in een andere definitief geworden aanslag. Een correlatieve overbelasting impliceert dat het dezelfde belastingschuldige betreft. Daarbij is het zonder belang of die overbelasting betrekking heeft op een aanslagjaar dat de nieuwe aanslag voorafgaat of er na komt.
Voorbeeld:
Een belastingplichtige handelaar werd voor de aanslagjaren 2008 en 2009 belast op basis van de inkomsten vermeld in zijn aangiften in de personenbelasting. De aanslagambtenaar ziet die aangiften na in de maand september 2010 en stelt een onderschatting vast in de inventaris per 31.12.2007, hetgeen aanleiding geeft tot de vestiging van een aanvullende aanslag voor het aanslagjaar 2008.
De rechtzetting van de inventaris per 31.12.2007 heeft een vermindering van de belastbare winsten van het jaar 2008 tot gevolg. Op dat ogenblik is de aanslag voor het aanslagjaar 2009 echter definitief geworden.
Krachtens artikel 373, WIB 92, kan de betrokken belastingplichtige alsnog de ontheffingen bekomen waarop hij wegens voormelde rechtzetting recht heeft, op voorwaarde dat hij bij de bevoegde directeur der belastingen een gemotiveerd bezwaarschrift indient tegen de aanslag gevestigd voor het aanslagjaar 2009. Dit bezwaar moet ingediend worden binnen de termijn van drie maanden te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van het aanslagbiljet waarmee de aanvullende aanslag voor het aanslagjaar 2008 werd gevestigd.
In dat geval kan het bezwaarschrift dat binnen de bij artikel 373, WIB 92, bepaalde termijn wordt ingediend, slechts leiden tot de vernietiging van de overbelasting die voor deze aanslag bestaat ingevolge de rechtzetting van de inventaris per 31.12.2007.
373/6
Er is geen correlatief verband zoals bedoeld in nr. 373/5 wanneer de overbelasting niet ingevolge het vestigen van een belastingsupplement aan het licht is gekomen, maar doordat de belastingplichtige ter gelegenheid van het vorderen van het supplement het bestaan aanvoert van beroepskosten die voor een vorig aanslagjaar in mindering moesten worden gebracht. Het bezwaarschrift tegen een dergelijke overbelasting moet worden ingediend binnen de termijnen bepaald bij artikel 371, WIB 92 (Brussel, 27.10.1964, SV 'Belfina', Bull. 447, blz. 2092, Antwerpen 30.05.2001, fisconetplus).
C. Vertrekpunt van de uitzonderlijke bezwaartermijn
373/7
Ingevolge de wet van 19.05.2010 (BS van 28.05.2010) vangt de uitzonderlijke bezwaartermijn aan te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van het aanslagbiljet dat de aanvullende aanslag bevat (zie nr. 371/11 en 12).
Zoals voor artikel 371, WIB 92, heeft die wetswijziging tot doel het standpunt te bevestigen dat de administratie al had aangenomen ingevolge het arrest van 19.12.2007 van het Grondwettelijk Hof (nr. 162/2007).
In de in artikel 302, 2de lid, WIB 92, bedoelde gevallen, begint de termijn te lopen op de dag dat het aanslagbiljet, dat het belastingsupplement bevat, ter beschikking wordt gesteld van de belastingplichtige door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt.
D. Correlatieve overbelasting ingevolge een rechtzetting die evenwel geen aanleiding geeft tot een belastingsupplement
373/8
Tijdens het onderzoek door de Commissie van Financiën van de Senaat van de tekst die art. 30, W. 08.03.1951 (thans artikel 373, WIB 92) is geworden, hebben verscheidene leden van de senaat volgend amendement ingediend:
Art. 30. - …, na de woorden 'binnen een termijn van zes maanden met ingang van de verzendingsdatum van het aanslagbiljet dat het supplement omvat' in te voegen de woorden 'of van het bericht tot wijziging van een belastinggrondslag, zelfs indien dat bericht geen supplement omvat' (Senaat, zitting 1950-1951, doc. nr. 163, blz. 5 en doc. nr. 175, blz. 2).
Zij hebben hun voorstel gerechtvaardigd door erop te wijzen dat, indien de rechtzetting van de inkomsten door de administratie geen nieuwe aanslag tot gevolg heeft, de belastingplichtige geen aanspraak kan maken op de uitzonderlijke bezwaartermijn, vermits hij geen aanslagbiljet zal ontvangen (Id., Parl. Hand., zitting van 27.02.1951, blz. 886, 1ste kolom).
Het voormeld amendement werd ingetrokken nadat de minister van Financiën in de commissie (Senaat) en gedurende de parlementaire besprekingen had verklaard dat het bericht van wijziging voor de toepassing van artikel 30, W. 08.03.1951 (thans artikel 373, WIB 92), zou worden gelijkgesteld met het aanslagbiljet, wanneer dat bericht geen belastingsupplement tot gevolg zou hebben (Senaat, zittijd 1950-1951, doc. nr. 162, blz. 53; id. Parl. Hand., zitting van 01.03.1951, blz. 941, 1ste kolom).
373/9
Om de wil van de wetgever te eerbiedigen en om elke betwisting over de aanvangsdatum van de bezwaartermijn in die speciale gevallen te vermijden, moet de ambtenaar, die de fiscale toestand van een belastingplichtige naziet, met een aangetekende brief de uitslag van zijn onderzoek aan de betrokkene ter kennis brengen. Dit gebeurt zodra het onderzoek beëindigd is en voor zover het aanleiding kan geven tot een rechtzetting die geen vestiging van een aanslag of van een bijkomende aanslag tot gevolg zal hebben maar die ipso facto de oorzaak zou kunnen zijn van een correlatieve vermindering van de grondslag van de belasting vorderbaar van dezelfde persoon voor de vroegere of latere aanslagjaren. Daartoe moet een voor echt verklaard en gedagtekend afschrift van de kennisgeving bij het dossier van de belastingplichtige worden gevoegd en dat het rangnummer draagt van de stukken van het aanslagdossier.