Artikel 289bis, WIB 92
Art. 289bis, § 1, tweede lid, en § 2, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2018 (art. 127 en 131, progW 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017032136)
§ 1. Aan rijksinwoners die winst of baten behalen of verkrijgen als vermeld in artikel 23, § 1, 1° en 2°, en in artikel 227, 1°, vermelde niet-inwoners die winst of baten behalen of verkrijgen als vermeld in artikel 228, § 2, 3° en 4°, wordt een belastingkrediet verleend van 10 %, met een maximum van 3.750 euro, van het meerdere van:
- het op het einde van het belastbare tijdperk bestaande positieve verschil tussen de fiscale waarde van de in artikel 41 vermelde vaste activa en het totale bedrag van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar die betrekking hebben op uitgeoefende beroepswerkzaamheden die winst of baten opbrengen;
- ten opzichte van het op het einde van één van de drie voorafgaande belastbare tijdperken bereikte hoogste bedrag van dit verschil.
Voor de berekening van het belastingkrediet wordt geen rekening gehouden met de vaste activa en de schulden in de mate dat die verband houden met werkzaamheden die inkomsten opbrengen waarvoor artikel 155 of 156 kan worden toegepast.
Het verlenen van het belastingkrediet is onderworpen aan de voorwaarde dat de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen een attest voegt waarvan het model door de Minister die bevoegd is voor het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt vastgesteld en waarbij wordt bevestigd dat hij in orde is met de betaling van zijn sociale zekerheidsbijdragen als zelfstandige.
In de gevallen vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 1° en 3°, wordt het belastingkrediet bepaald alsof er geen verandering van belastingplichtige is geweest.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden het percentage, het bedrag en de grens bepaald in het eerste lid per echtgenoot beoordeeld.
Voor de in artikel 227, 1°, vermelde niet-inwoners, wordt:
- het belastingkrediet enkel verleend wanneer de belasting is berekend overeenkomstig artikel 243/1 of 244;
- voor de berekening van het belastingkrediet rekening gehouden met de vaste activa en de schulden die verband houden met de werkzaamheden die in de belasting niet-inwoners belastbare inkomsten opleveren.
§ 2. Artikel 174/1 is van toepassing op het in paragraaf 1, eerste lid, vermelde bedrag.
§ 3. Om recht te kunnen hebben op het belastingkrediet, moet de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar waarvoor hij de verrekening vraagt, een ingevulde, gedagtekende en ondertekende opgave voegen, waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde wordt vastgesteld.