Commentaar van art. 157, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking dd. 01.04.2016
TITEL II: PERSONENBELASTING
HOOFDSTUK III: BEREKENING VAN DE BELASTING
Afdeling I: Gewoon stelsel van aanslag
Onderafdeling V: Vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan
Art. 157, WIB 92
Art. 157, WIB 92
De Com.IB 92 werd bijgewerkt tot de W 08.05.2014 en is van toepassing voor het aj. 2015.
Met het oog op een rationele indeling van de te behandelen stof, worden de art. 157 tot 168 en 175 tot 177, WIB 92, samen besproken. De hierna volgende commentaar betreft enkel de PB. Voor de Ven.B, de RPB, de BNI/nat.pers. en de BNI/ven. wordt respectievelijk verwezen naar de commentaar op de art. 218, 226, 243 en 246, WIB 92.
I. WETTEKST
157/0
Art. 157. - In zover de totale belasting op winst, baten en de in artikel 30, 2° en 3°, bedoelde bezoldigingen niet als voorheffing is geheven of in het jaar waarin het inkomen wordt verkregen niet bij voorafbetaling is voldaan, wordt ze vermeerderd met een bedrag dat wordt vastgesteld zoals bepaald in deze onderafdeling.
Het overschot van de voorafbetalingen gedaan door een echtgenoot die met toepassing van artikel 86 een gedeelte van zijn winst of baten toekent aan de meewerkende echtgenoot, komt van rechtswege toe aan de meewerkende echtgenoot.
Art. 158. - Bij het bepalen van het belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend worden de winst, baten en de in artikel 30, 2° en 3°, bedoelde bezoldigingen en de desbetreffende kosten en aftrekken afzonderlijk in aanmerking genomen en wordt de totale belasting op die inkomsten in voorkomend geval verminderd met de roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing, het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting en de belastingkredieten die op die inkomsten betrekking hebben.
Art. 159. - De vermeerdering is gelijk aan het positieve verschil tussen:
1° het belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend, vermenigvuldigd met 2,25 maal de basisrentevoet, en
2° de bedragen van de voorafbetalingen vermenigvuldigd met 3 maal, 2,5 maal, 2 maal en 1,5 maal de basisrentevoet, naargelang zij uiterlijk zijn gedaan op 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december van het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd.
Art. 160. - De vermeerdering ingevolge artikel 159 wordt tot 90 pct. van haar bedrag teruggebracht.
Art. 161. - De basisrentevoet is het, in voorkomend geval tot de lagere eenheid afgeronde, rentetarief van de marginale beleningsfaciliteit van de Europese Centrale Bank op 1 januari van het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd.
Art. 162. - Wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, kan de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit en na raadpleging van de betrokken beroepsorganisaties, een hoger of lager percentage van vermeerdering vaststellen en de groepen van belastingplichtigen aanwijzen waarvoor het aldus vastgestelde percentage van toepassing is.
Geen vermeerdering wordt toegepast op de voorafbetalingen die, onder de voorwaarden en volgens de regels bepaald ter uitvoering van artikel 167, uiterlijk binnen de maand na de bekendmaking van dat besluit in het Belgisch Staatsblad, ter voldoening van de verschuldigde belastingen worden gestort.
Art. 163. - Geen vermeerdering is verschuldigd wanneer het ingevolge de artikelen 159 en 160 berekende bedrag ervan lager is dan 1 pct. van de belasting waarop zij is berekend of 25 EUR.
Art. 164. - Geen vermeerdering is verschuldigd op de belasting op de winst, de baten en de in artikel 30, 2° en 3°, bedoelde bezoldigingen die personen als zij zich voor de eerste maal vestigen in een zelfstandig beroep, uit de uitoefening van de werkzaamheid gedurende de eerste drie jaren verkrijgen. Het jaar waarin elke werkzaamheid aanvangt wordt voor een volledig jaar geteld.
Art. 165. - Voor de toepassing van deze onderafdeling bedraagt de belasting 106 pct. van de totale belasting.
Art. 166. - Voor de toepassing van deze onderafdeling omvatten de winst, de baten en de in artikel 30, 2° en 3°, bedoelde bezoldigingen niet:
1° de vergoedingen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winst, bezoldigingen of baten;
2° de inkomsten die overeenkomstig artikel 171 zijn belast.
Art. 167. - De Koning bepaalt de voorwaarden en de regels van uitvoering van de artikelen 157 tot 166 en stelt vast welke de belastingplichtigen hiervan op straffe van verval in acht moeten nemen.
Hij stelt eveneens de bijzondere regels vast die van toepassing zijn ingeval de winst, de baten en de in artikel 30, 2° en 3°, bedoelde bezoldigingen betrekking hebben op een tijdperk van minder of meer dan twaalf maanden of op een boekjaar dat op een andere datum dan 31 december wordt afgesloten, dan wel op een seizoenwerkzaamheid.
Art. 168. - De Koning kan van de vermeerdering geheel of gedeeltelijk afzien wanneer de voorafbetalingen worden gedaan volgens de regels, onder de voorwaarden en binnen de termijnen die Hij bepaalt.
Art. 175. - Op de totale belasting, verhoogd tot 106 pct., vermeerderd met de in de artikelen 145^7, § 2, en 145^32, § 2, bedoelde vermeerderingen en verminderd met,
1° de als voorheffing, als forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting en als federaal of gewestelijk belastingkrediet verrekenbare bedragen,
2° het bedrag van de voorafbetalingen die nodig zijn om de in artikel 157 genoemde vermeerdering te vermijden,
wordt een bonificatie verleend in zover die belasting op de door de Koning vastgestelde wijze is voorafbetaald .
Art. 176. - Het gedeelte van de in artikel 157 bedoelde voorafbetalingen dat hoger is dan het in artikel 175, 2°, genoemde bedrag, komt in aanmerking als een voorafbetaling die recht geeft op bonificatie .
Art. 177. - De in artikel 175 vermelde bonificatie is gelijk aan het bedrag van de voorafbetalingen vermenigvuldigd met 1,5 maal, 1,25 maal, 1 maal en 0,75 maal de in artikel 161 vermelde basisrentevoet naar gelang zij uiterlijk op 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december van het jaar vóór dat waarvoor het aanslagjaar wordt genoemd, zijn gedaan.
II. KB/WIB 92
Afdeling XXVI. - Voorafbetalingen - Belastingvermeerdering – Bonificatie (Wetboek inkomstenbelastingen 1992, artikels 162, eerste lid, 167, 175 en 376, § 4)
157/1
Art. 64. - Overeenkomstig artikel 162, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt het vermeerderingspercentage vastgesteld in verhouding tot de basisrentevoet die in de tabel hierna is aangegeven:
Aanslagjaar | Basisrentevoet |
1993 | 9 |
1996 | 7 |
2015 | 0,75 |
2016 | 0,50 |
Art. 65. - Voor de aan de personenbelasting of de overeenkomstig artikel 227, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de belasting van niet-inwoners onderworpen belastingplichtigen die winst, baten of bezoldigingen van bedrijfsleiders behalen en die voorafbetalingen doen als vermeld in de artikelen 157 tot 166 en 175 tot 177 van hetzelfde Wetboek, worden die voorafbetalingen ten belope van het bedrag dat nodig is om de in voormeld artikel 157 bepaalde vermeerdering te vermijden, bij voorrang als in voormelde artikelen 157 tot 166 vermelde voorafbetalingen beschouwd.
Voor de berekening van die vermeerdering worden de in het vorige lid vermelde inkomsten geacht betrekking te hebben op een volledig kalenderjaar, zelfs wanneer het tijdperk van de uitoefening van de beroepswerkzaamheid waaruit de inkomsten voortkomen niet volledig samenvalt met dat kalenderjaar.
Art. 66. - ... (Betreft alleen de Ven.B. en de BNI/ven.).
Art. 67. - § 1. Voorafbetalingen als vermeld in de artikelen 157 tot 166 en 175 tot 177 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kunnen uitsluitend worden gedaan bij de 'Dienst der Voorafbetalingen' door storting of overschrijving op postrekeningen:
a) nr. 679-2002340-66, voor voorafbetalingen betreffende natuurlijke personen;
b) nr. 679-2002330-56, voor voorafbetalingen betreffende rechtspersonen.
§ 2. Voor de in § 1 vermelde stortingen of overschrijvingen mogen alleen betaalformulieren worden gebruikt:
- waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde is vastgesteld in overleg met de Minister, of zijn gedelegeerde, tot wiens bevoegdheid bpost behoort;
- die op aanvraag of ambtshalve door de 'Dienst der Voorafbetalingen' worden uitgereikt en de naam van de belastingplichtige en een registratienummer bij die dienst vermelden.
§ 3. Betalingen op de in §1 vermelde postrekeningen met vermelding van een als in § 2 bedoeld registratienummer worden geacht gedaan te zijn voor rekening van de belastingplichtige die bij de 'Dienst der Voorafbetalingen' door dat nummer is geïdentificeerd.
Art. 68. - De artikelen 139, § 3, en 142, zijn van toepassing op de stortingen of overschrijvingen van voorafbetalingen.
Art. 69. - Uit het oogpunt van de rijkscomptabiliteit, worden voorafbetalingen gelijkgesteld met de in de artikelen 270 tot 275 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde bedrijfsvoorheffing.
Art. 70. - Voor zover voorafbetalingen nog niet zijn verrekend met de inkomstenbelasting die verschuldigd is door de belastingplichtige op wiens naam zij door de in artikel 67 genoemde dienst zijn geboekt, of die niet zijn overgedragen aan de meewerkende echtgenoot bij toepassing van artikel 157, tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, kan die dienst:
1° eventueel door terugbetaling, alle materiële vergissingen rechtzetten die derden bewijzen te hebben begaan bij het uitvoeren van stortingen of overschrijvingen voor rekening van belastingplichtigen en waarvoor zij ten laatste op het einde van de tweede maand die volgt op het belastbare tijdperk waarop de stortingen of overschrijvingen betrekking hebben, de rechtzetting aanvragen;
2° de gestorte of overgeschreven bedragen terugbetalen, overschrijven naar de postrekening van een ontvangkantoor van de directe belastingen of overdragen naar het volgende belastbare tijdperk, wanneer de belastingplichtigen de gehele of gedeeltelijke terugbetaling, overschrijving of overdracht ervan aanvragen ten laatste op het einde van de tweede maand die volgt op het belastbare tijdperk waarop de stortingen of overschrijvingen betrekking hebben.
Art. 71. - § 1. Na het verstrijken van het belastbare tijdperk zendt de Dienst der Voorafbetalingen aan de betrokken belastingplichtigen een ontvangstbewijs van de gedane stortingen of overschrijvingen, dat hierna 'rekeninguittreksel VA' wordt genoemd.
§ 2. Vanaf de verzending van het rekeninguittreksel VA beschikt de belastingplichtige over een termijn van 1 maand om de toepassing van artikel 70 te vragen, voor zover die termijn eindigt na die welke in datzelfde artikel 70 zijn bepaald.
Daartoe moet het rekeninguittreksel VA ter vervanging worden teruggezonden aan de dienst waarvan het is uitgegaan.
§ 3. Wanneer die dienst de oorspronkelijke bestemming van de voorafbetalingen overeenkomstig artikel 70 en § 2, van onderhavig artikel, heeft gewijzigd en, in voorkomend geval, het rekeninguittreksel VA heeft vervangen, zijn de aanvankelijk gedane stortingen of overschrijvingen, in zover zij van bestemming zijn veranderd, van rechtswege nietig en worden de eraan verbonden voordelen opgeheven.
Art. 72.- ... (opgeheven vanaf het aanslagjaar 1996).
III. INLEIDING
157/2
In het stelsel van de voorafbetalingen (VA) maakt men onderscheid tussen enerzijds de VA die strekken tot het vermijden van belastingvermeerdering en anderzijds de VA die recht geven op een belastingvermindering of bonificatie.
De eerste soort van VA vindt zijn oorsprong in de art. 157 tot 168, WIB 92, die als beginsel stellen dat het gedeelte van de totale PB, verhoogd tot 106 %, dat betrekking heeft op de winst, de baten, de bezoldigingen van bedrijfsleiders en de bezoldigingen van meewerkende echtgenoten met een bepaald bedrag wordt verhoogd; de zelfstandigen kunnen die vermeerdering vermijden door VA te doen die zullen verrekend worden met de later te vestigen belasting.
De tweede soort van VA is opgenomen in de art. 175 tot 177, WIB 92, en staat een bonificatie toe aan de belastingplichtigen die het bedrag aan PB dat zij nog verschuldigd zijn na verrekening van de voorheffingen, het FBB, de BK en de VA die nodig zijn om de vermeerdering te vermijden, bij wijze van voorafbetaling voldoen.
IV. VOORAFBETALINGEN VOOR HET VERMIJDEN VAN BELASTINGVERMEERDERING (ART. 157 TOT 168, WIB 92)
A. TOEPASSINGSGEBIED
1. Algemeen
157/3
De vermeerdering is van toepassing op de totale PB, verhoogd tot 106 %, die uitsluitend betrekking heeft op de volgende beroepsinkomsten:
1. winst van nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen (art. 23, § 1, 1° en 24 tot 26, WIB 92);
2. baten van beoefenaars van vrije beroepen, ambten, posten en winstgevende bezigheden (art. 23, § 1, 2° en 27, WIB 92);
3. bezoldigingen van bedrijfsleiders (art. 30, 2° en 32, WIB 92);
4. bezoldigingen van meewerkende echtgenoten (art. 30, 3°, 33 et 33 bis, WIB 92).
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd, wordt de vermeerdering bij elke echtgenoot afzonderlijk berekend op basis van zijn eigen inkomsten; voor de toepassing van deze bepaling wordt het deel van de beroepsinkomsten dat overeenkomstig art. 87 tot 89, WIB 92, (huwelijksquotiënt) toegerekend wordt aan de echtgenoot, aangemerkt als een eigen inkomen van de echtgenoot die het toerekent en niet van de echtgenoot aan wie het wordt toegerekend (z. 157/13.1).
2. Winst, baten en bezoldigingen bedoeld in art. 30, 2° en 3°, WIB 92, die blijken uit een krachtens art. 341, WIB 92, vastgesteld indiciair tekort
157/3.1
De belastingvermeerdering wegens geen of ontoereikende voorafbetalingen is eveneens van toepassing indien de winst, baten en bezoldigingen bedoeld in art. 157, WIB 92, op basis van een krachtens art. 341, WIB 92, indiciair tekort werd vastgesteld (z. in die zin Cass., 4.5.2000, J.V., Fiscale Jurisprudentie, 2000/161).
3. Vervangingsinkomsten
157/4
Geen vermeerdering is van toepassing op de totale PB die wordt geheven op de vergoedingen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winst, bezoldigingen of baten (art. 166, 1°, WIB 92).
4. Winst en baten van een vorige beroepswerkzaamheid
157/5
Geen vermeerdering is van toepassing op de totale PB die wordt geheven op winst en baten van een vorige beroepswerkzaamheid (art. 23, § 1, 3° en 28, WIB 92). Die inkomsten zijn inderdaad niet beoogd in art. 157, eerste lid WIB 92 (zie hiervoor nr. 157/3).
5. Afzonderlijk belastbare inkomsten
157/6
Voor het begrip 'totale PB': zie nr. 157/12 hierna.
Geen vermeerdering is van toepassing op de totale PB die wordt geheven op de inkomsten bedoeld in art. 157, WIB 92, die daadwerkelijk afzonderlijk worden belast overeenkomstig art. 171, WIB 92, (art. 166, 2°, WIB 92).
Wanneer de in art. 171, WIB 92, vermelde inkomsten evenwel volgens het stelsel van volledige samentelling samen met de andere inkomsten tegen de gewone aanslagvoet worden belast omdat dit stelsel voor de belastingplichtige voordeliger uitvalt, moet de vermeerdering worden toegepast op 106 % van de totale PB met betrekking tot de inkomsten bedoeld in art. 157, WIB 92, d.w.z.:
1. het voor afzonderlijke belasting vatbaar gedeelte van de vergoedingen van alle aard die tijdens het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid zijn verkregen als compensatie of naar aanleiding van enige handeling die een vermindering van de beroepswerkzaamheid of van de eraan verbonden winst of baten tot gevolg kan hebben (art. 171, 1°, c, pro parte en 4°, b, pro parte, WIB 92);
2. de bezoldigingen van gelegenheidswerknemers in de horeca die aan een bedrijfsleider worden betaald (art. 171, 1°, e, WIB 92);
3. de inkomsten van sportbeoefenaars, scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders van sportbeoefenaars, die als baten belastbaar zijn (art. 171, 1°, i, WIB 92);
4. de meerwaarden die tijdens het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid zijn verwezenlijkt op materiële of financiële vaste activa die op het ogenblik van hun vervreemding sedert meer dan vijf jaar voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt en waarvoor niet voor de in art. 47, WIB 92, vermelde gespreide belasting is geopteerd, en op andere aandelen die sedert meer dan vijf jaar zijn verworven (art. 171, 4°, a, WIB 92);
5. de premies en vergoedingen ingesteld door de Europese Gemeenschappen als steunregeling voor de landbouwsector (art. 171, 4°, i, WIB 92);
6. de premie bedoeld in artikel 4 van het KB van 23.03.2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan, die wordt betaald aan een bedrijfsleider of aan een beoefenaar van een vrij beroep (art. 171, 4°, k, WIB 92);
7. de opzegvergoedingen en de inschakelingsvergoedingen die aan een bedrijfsleider worden betaald (art. 171, 5°, a en f WIB 92);
8. het vervroegde vakantiegeld dat aan een bedrijfsleider wordt betaald (art. 171, 6°, eerste streepje, WIB 92);
9. de 'achterstallige honoraria' (art. 171, 6°, tweede streepje, WIB 92);
10. de gewestelijke weerwerkpremie die aan een bedrijfsleider wordt betaald (art. 171, 7° WIB 92);
11. vanaf 01.01.2015: de zoogkoeienpremies en de premies in het kader van de bedrijfstoeslagrechten ingesteld door de Europese Gemeenschappen als steunregeling voor de landbouwsector (art. 171, 4 bis, WIB 92).
De in de art. 23, § 1, 3° en 28, WIB 92, vermelde winst en baten van een vorige beroepswerkzaamheid ontsnappen daarentegen steeds aan de vermeerdering, zelfs indien zij in het voordeel van de belastingplichtige 'samengeteld' worden (zie 157/5).
6. Bijzondere aanslag
157/7
In sommige gevallen (meer bepaald wegens definitief vertrek naar het buitenland - zie commentaar van art. 360, WIB 92) moet ingevolge art. 203, § 1, tweede lid, KB/WIB 92, een bijzondere aanslag worden gevestigd die verbonden is aan het aj. dat genoemd wordt naar het inkomstenjaar.
De VA die de belastingplichtige tijdens het betrokken belastbare tijdperk heeft gedaan, kunnen strikt genomen niet beschouwd worden als VA die dienen om de belastingvermeerdering te vermijden, daar zij niet gedaan zijn tijdens het 'jaar vóór dat waarnaar het aj. wordt genoemd' (cfr. art. 159, 2°, WIB 92).
Rekening houdend met de geest van de wet (het aj. wordt immers met een jaar vervroegd), worden in dergelijke gevallen de volgende regels in acht genomen:
1. alle beroepsinkomsten van het belastbare tijdperk worden beschouwd als beroepsinkomsten die niet bedoeld zijn in art. 157, WIB 92 ('beroepsinkomsten zonder vermeerdering');
2. de gedane VA worden zonder meer verrekend.
De bovenbedoelde regels houden dus in dat in de beoogde gevallen nooit belastingvermeerdering wordt toegepast.
B. BELASTINGBEDRAG WAAROP DE VERMEERDERING WORDT BEREKEND
1. Principe
157/8
Bij het bepalen van het belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend, worden de winst, baten, bezoldigingen van bedrijfsleiders en bezoldigingen van meewerkende echtgenoten en de desbetreffende kosten en aftrekken afzonderlijk in aanmerking genomen en wordt de tot 106 % verhoogde totale belasting op die inkomsten in voorkomend geval verminderd met de roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing, het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting en de belastingkredieten die op die inkomsten betrekking hebben (art. 158, WIB 92).
Praktisch betekent dit dat op de bovengenoemde beroepsinkomsten volgens de gewone regels een 'fictieve aanslag' moet worden berekend.
2. Berekening van de fictieve aanslag
a) Bedrag van de beroepsinkomsten
157/9
Het bedrag van de beroepsinkomsten dat moet afgezonderd worden met het oog op de berekening van de vermeerdering is het nettobedrag van de winst, baten, bezoldigingen van bedrijfsleiders en bezoldigingen van meewerkende echtgenoten (in hoofde van elke echtgenoot), met uitzondering van de vergoedingen tot herstel van een tijdelijke derving van winst, baten en bezoldigingen (zie 157/4), van de afzonderlijk belaste inkomsten (zie 157/6) en van de inkomsten behaald door beginnende zelfstandigen (zie 157/37 tot 56).
Voor de berekening van de vermeerdering wordt ook het nettobedrag in aanmerking genomen van de tot vermeerdering aanleiding gevende inkomsten van buitenlandse oorsprong, zelfs indien zij bij dubbelbelastingverdrag vrijgesteld zijn.
Om het nettobedrag van de in aanmerking te nemen inkomsten vast te stellen mag echter niet zonder meer gesteund worden op de netto-inkomsten zoals zij opgenomen zijn in de belastbare grondslagen waarop de om te slane belasting met betrekking tot het gezamenlijk belastbaar inkomen berekend wordt.
Daar die inkomsten volgens art. 158, WIB 92, afzonderlijk in aanmerking moeten genomen worden, moet het nettobedrag van die inkomsten vastgesteld worden precies alsof de belastingplichtige geen andere inkomsten had.
Dit houdt in dat het brutobedrag van die inkomsten 'met vermeerdering' verminderd moet worden (cfr. art. 23, § 2, WIB 92) met:
1. de erop betrekking hebbende beroepskosten;
2. de economische vrijstellingen (art. 67 tot 77, WIB 92) bv. de investeringsaftrek;
3. de beroepsverliezen die tijdens het belastbare tijdperk zijn geleden en de beroepsverliezen van vorige belastbare tijdperken.
157/10
Wat de weerslag van de aanrekening van de beroepsverliezen daarop betreft, gelden dezelfde modaliteiten als die welke in 87/13 tot 21 uiteengezet zijn.
157/11
Het aldus vastgestelde bedrag mag niet verminderd worden met de van het totale netto-inkomen aftrekbare bestedingen als bedoeld in art. 104, 1° en 2°, WIB 92, (onderhoudsuitkeringen en 'retroactief gedeelte van onderhoudsuitkeringen').
b) Berekening van de totale PB
Regel
157/12
Op de overeenkomstig 157/9 tot 11 vastgestelde netto-beroepsinkomsten wordt de totale belasting volgens de gewone modaliteiten berekend.
Het gaat om de som van de federale PB en de gewestelijke PB die overblijft na verrekening van de federale en de gewestelijke verminderingen (en dus ook na toepassing van de verminderingen voor inkomsten van buitenlandse oorsprong van 50 % en van 100 %).
Er worden daarentegen geen verminderingen (federale en gewestelijke) toegepast waarvan het bedrag bepaald wordt op basis van inkomsten die niet aan vermeerdering onderworpen zijn of waarvan de toekenning aan het bestaan van dergelijke inkomsten onderhevig is. Worden derhalve niet in aanmerking genomen:
- de gewestelijke vermindering voor gewone interesten, bedoeld in art. 145^43, WIB 92,
- de vermindering berekend tegen het tarief van 12,5 %, bedoeld in art. 145^44, WIB 92,
- de verminderingen (federale en gewestelijke) voor bijkomende interesten, bedoeld in art. 145^45 en 526, § 1, WIB 92.
Limiet
157/13
Wanneer de overeenkomstig 157/12 berekende totale belasting groter is dan de werkelijke totale belasting betreffende de beroepsinkomsten 'met vermeerdering', wordt de vermeerdering berekend op de werkelijke totale belasting.
Voor de eigenlijke omslag van de belasting over de beroepsinkomsten 'met vermeerdering' mogen die inkomsten uiteraard niet in aanmerking genomen worden zoals zij overeenkomstig 157/9 tot 11 vastgesteld zijn en overeenkomstig 157/12 als berekeningsgrondslag hebben gediend, maar wel zoals zij opgenomen zijn in de belastbare grondslagen waarop de belasting met betrekking tot het gezamenlijk belastbaar inkomen werkelijk berekend is.
Modaliteiten die van toepassing zijn voor een gemeenschappelijke aanslag
157/13.1
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, wordt de belasting die als grondslag dient voor de berekening van de vermeerdering per echtgenoot afzonderlijk vastgesteld en op de volgende manier berekend:
1. de totale belasting van elk van de echtgenoten wordt berekend overeenkomstig 157/12, volgens de gewone regels, uitsluitend rekening houdend met de aan vermeerdering onderworpen beroepsinkomsten;
2. wanneer de totale belasting van de twee echtgenoten samen, berekend zoals in 1., groter is dan de werkelijke totale belasting van de twee echtgenoten betreffende de inkomsten ‘met vermeerdering’, wordt de werkelijke totale belasting van elk van de echtgenoten in aanmerking genomen;
3. indien een deel van de beroepsinkomsten van een echtgenoot aan de andere echtgenoot werd toegerekend overeenkomstig art. 87 tot 89, WIB 92 (huwelijksquotiënt), dan wordt dat deel aangemerkt als een eigen inkomen van de echtgenoot die het toerekent. De totale belasting van elk van de echtgenoten, zoals bepaald in 1. of 2., moet dus op de volgende wijze worden aangepast:
a) de totale belasting van de echtgenoot die het huwelijksquotiënt heeft ontvangen, wordt verminderd met het gedeelte van die belasting dat betrekking heeft op het toegerekende huwelijksquotiënt;
b) dat bedrag wordt toegevoegd aan de totale belasting van de echtgenoot die het huwelijksquotiënt heeft toegekend.
3. Verrekening van de voorheffingen
a) Algemeen
157/14
Art. 158, WIB 92, stelt dat bij het bepalen van het belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend, de totale belasting met betrekking tot de afzonderlijk in aanmerking genomen winst, baten, bezoldigingen van bedrijfsleiders en van de meewerkende echtgenoten moet worden verminderd met de RV, de BV, het FBB en de BK die op die inkomsten betrekking hebben.
Onder totale belasting met betrekking tot de verschillende inkomsten wordt het op 106 % ervan gebrachte bedrag verstaan.
De verschillende verrekenbare bestanddelen zijn:
- de werkelijke en fictieve roerende voorheffing betreffende inkomsten van roerende goederen en kapitalen met beroepskarakter: RV/roer.-bedrijf, FRV/roer.-bedrijf;
- de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen van bedrijfsleiders, zomede op sommige andere inkomsten (zie 157/15 tot 18): BV/dir., BVL;
- het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting betreffende inkomsten van roerende goederen en kapitalen (andere dan dividenden), wanneer die goederen en kapitalen voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt: FBB;
- het belastingkrediet bedoeld in art. 289bis, WIB 92: BK Investeringen;
- het belastingkrediet bedoeld in art. 289ter, WIB 92, dat proportioneel betrekking heeft op de aan de vermeerdering onderworpen inkomsten die begrepen zijn in de activiteitsinkomsten zoals bepaald in art. 289ter, § 1, tweede lid, WIB 92: BK lage activiteitsinkomsten;
- het belastingkrediet bedoeld in art. 289ter/1, WIB 92, berekend op de verminderingen van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen toegekend op de bezoldigingen van bedrijfsleiders: BK werkbonus.
De hiervoor vermelde bestanddelen die betrekking hebben op beroepsinkomsten van een echtgenoot, mogen niet in mindering worden gebracht van de tot 106 % verhoogde totale PB op de beroepsinkomsten van de andere echtgenoot.
Er moet niet worden nagegaan of het FBB bij de berekening van de eigenlijke aanslag al dan niet, overeenkomstig art. 290, 2°, WIB 92, beperkt werd tot de belasting Staat met betrekking tot de beroepsinkomsten;voor de berekening van de vermeerdering moet steeds het in beginsel verrekenbare bedrag in mindering worden gebracht.
Wanneer een BK werkbonus werd berekend op de verminderingen van de sociale bijdragen toegekend zowel op de bezoldigingen van bedrijfsleiders onderworpen aan vermeerdering als op de bezoldigingen van werknemers, en het bedrag ervan werd beperkt overeenkomstig art. 289ter/1, derde lid, WIB 92, dan wordt die werkbonus aangemerkt als bij voorrang voortkomend uit de verminderingen van de sociale bijdragen toegekend op de bezoldigingen van bedrijfsleiders.
b) BV op de bezoldigingen van bedrijfsleiders
157/15
Voor de berekening van de vermeerdering, moet de totale belasting met betrekking tot de winst, de baten, de bezoldigingen van bedrijfsleiders en van de meewerkende echtgenoten worden verminderd met de BV die overeenkomstig de officiële schalen verschuldigd is op de bezoldigingen van bedrijfsleiders, op voorwaarde evenwel dat die voorheffing werkelijk aan de bron is gestort.
157/16
De vennootschappen mogen, in overleg met hun bedrijfsleiders, op de aan deze laatsten toegekende bezoldigingen hogere belastingbedragen inhouden dan die vastgesteld in de schalen van de BV en in de onderrichtingen die de toepassing ervan regelen.
Om evenwel als BV voor de toepassing van art. 158, WIB 92, in aanmerking te kunnen komen, moeten de aanvullende inhoudingen, overeenkomstig 'hoofdstuk VIII - Aanvullende inhoudingen' van Bijlage III bij het KB/WIB 92:
1. gedaan worden op alle vaste en veranderlijke bezoldigingen die de vennootschap in de loop van het jaar aan de verkrijgers betaalt of toekent;
2. binnen de gestelde termijn bij de bevoegde ontvanger van de belastingen worden gestort; de loutere inhouding aan de bron kan niet volstaan;
3. bovendien:
- ofwel een eenvormig gedeelte vertegenwoordigen van de verschuldigde BV berekend volgens het barema BV van toepassing op de bedrijfsleiders met betrekking tot de inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 januari van het inkomstenjaar,
- ofwel het verschil vertegenwoordigen tussen het bedrag dat voor het hele jaar wordt berekend tegen een forfaitair percent en de voormelde BV.
c) BV op presentiegelden van leden van provincie-, en gemeenteraden, enz.
157/17
Voor de berekening van de vermeerdering moet de totale belasting eveneens worden verminderd met de BV die is ingehouden op de presentiegelden van de leden van provincie- of gemeenteraden, van de agglomeratieraden, van raden voor maatschappelijk welzijn, van beheerscomités van openbare instellingen of lichamen, enz.
157/18
Dezelfde regel moet eveneens worden toegepast wat de BV betreft die, overeenkomstig de gegevens van de officiële schalen inzake BV en de onderrichtingen die de toepassing ervan regelen, te goeder trouw bij de bron is ingehouden en gestort op bezoldigingen die later als winst, baten of bezoldigingen van bedrijfsleiders worden beschouwd.
Goede trouw mag ter zake worden aangenomen indien, op het tijdstip van de storting van de BV, uit fiscaal oogpunt normaal twijfel kon bestaan over de indeling van de inkomsten. Twijfel mag evenwel niet worden ingeroepen indien de belastingplichtige is ingelicht over het administratieve standpunt, tenzij daaromtrent een betwisting bestaat (administratief beroep of voorziening bij het gerecht).
d) Opmerkingen
157/19
De roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing en de belastingkredieten die verband houden met niet in art. 157, WIB 92, vermelde inkomsten, of die geen verband houden met inkomsten, mogen niet worden afgetrokken bij de vaststelling van het totale belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend. Het gaat om:
- de RV/roer.-privé, FRV/roer.-privé, RV/div., FRV/div., BV/div., BVL;
- het BK lage activiteitsinkomsten dat proportioneel betrekking heeft op de niet aan vermeerdering onderworpen inkomsten die begrepen zijn in de 'activiteitsinkomsten';
- het BK werkbonus berekend op de verminderingen van sociale bijdragen betreffende de bezoldigingen van werknemers. Er wordt opgemerkt dat wanneer het daadwerkelijk toegerekende BK werkbonus werd berekend op de verminderingen van sociale bijdragen toegekend zowel op de bezoldigingen van bedrijfsleiders die aan vermeerdering onderworpen zijn als op de bezoldigingen van werknemers, en het bedrag ervan werd beperkt overeenkomstig art. 289ter/1, derde lid, WIB 92, dat BK werkbonus aangemerkt wordt als bij voorrang voortkomend uit de verminderingen van de sociale bijdragen toegekend op de bezoldigingen van bedrijfsleiders;
- de BK energie, BK kinderen ten laste, BK dienstencheques en BK woonbonus.
157/19.1
Bij gebrek aan een wettelijke bepaling die hierin uitdrukkelijk voorziet, kan de woonstaatheffing uit art. 2, § 1, 10°, WIB 92, evenmin worden afgetrokken, ongeacht of die al dan niet samenhangt met inkomsten bedoeld in art. 157, WIB 92.
4. Voorbeelden (aj. 2015)
Voorbeeld 1
157/20
Alleenstaande zonder gezinslasten.
Netto-inkomsten van onroerende goederen (geïndexeerd en met 40 % verhoogd KI) :
1.904,00
Netto beroepsinkomsten:
- Bezoldigingen werknemer: 36.787,63
- Winst: 20.000,00
Totaal netto-inkomen (in dit geval gelijk aan GBI): 58.691,63
Verrekenbare voorheffing (BVL): 12.000,00
* *
Berekening van de werkelijke totale belasting over de inkomsten met vermeerdering
- Basisbelasting op 58.691,63 : |
|
- Belasting op de belastingvrije som (7.070,00): | |
- Om te slane belasting = belasting Staat | 22.990,82 |
- Federale belasting: | |
gereduceerde belasting Staat (= belasting Staat x 74,010 %): |
|
- Gewestelijke belasting (= Gereduceerde belasting Staat x 35,117 %): 17.015,51 x 35,117 % = |
|
Totale belasting: | 22.990,85 |
Gedeelte van de totale belasting met betrekking tot de inkomsten met vermeerdering: 22.990,85 x 20.000 / 58.691,63 = |
|
*
* *
Belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend
- In aanmerking te nemen beroepsinkomsten: | 20.000,00 |
- Basisbelasting op 20.000: |
|
- Belasting op de belastingvrije som (7.350,00): |
|
- Belasting Staat | 4.492,50 |
- Federale belasting: |
|
- Gewestelijke belasting (= gereduceerde belasting Staat x 35,117 %): 3.324,90 x 35,117 % = | |
Totale belasting: | 4.492,51 |
Aangezien de aldus berekende totale belasting (4.492,51 euro) lager is dan het gedeelte van de werkelijke totale belasting met betrekking tot de inkomsten met vermeerdering (7.834,46 euro), wordt ze voor de berekening van de vermeerdering in aanmerking genomen.
In aanmerking te nemen resultaat: | 4.492,51 |
Verhoging tot 106 %: 4.492,51 x 106 % = | 4.762,06 |
Belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend: | 4.762,06 |
Voorbeeld 2
157/21
Echtpaar zonder gezinslasten.
Partner 1:
Netto-inkomsten van onroerende goederen (geïndexeerd en met 40 % verhoogd KI):
2.380,00
Nettowinst: 40.000,00
Uitgaven voor pensioensparen: 800,00.
Partner 2:
Bezoldigingen werknemer (nettobedrag): 20.000,00
Vaststelling van het GBI
Partner 1 | Partner 2 | |
Netto onroerende inkomsten: | 2.380,00 | |
Netto bedrijfsinkomsten: - winst: - bezoldigingen werknemer: | 40.000,00 | 20.000,00 |
Totaal netto-inkomsten = GBI: | 42 380,00 | 20 000,00 |
Berekening van de werkelijke totale belasting over de inkomsten met vermeerdering
Partner 1 | Partner 2 | |||
- Basisbelasting op 42.380,00 : 14.287,50 + (42.380,00 – 37.750) x 50 % = |
|
| ||
- Belasting op de belastingvrije som | | | ||
- Om te slane belasting = belasting Staat: | 14.835,00 | 4.492,50 | ||
- Federale belasting: gereduceerde belasting Staat (= belasting Staat x 74,010 %): |
|
| ||
Gereduceerde federale belasting: | | |||
Saldo federale belasting: | 10.739,38 | 3.324,90 | ||
- Gewestelijke belasting (= gereduceerde belasting Staat x 35,117 %): |
|
| ||
- Totale belasting: | 14.595,01 | 4.492,51 | ||
Gedeelte van de totale belasting met betrekking tot de inkomsten met vermeerdering: 14.595,01 x (40.000/42.380)= |
|
| ||
Totaal: 13.775,38 + 0,00 = | 13.775,38 |
*
* *
Belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend
Partner 1 | Partner 2 | |
In aanmerking te nemen beroepsinkomsten: | 40. 000,00 | |
Huwelijksquotiënt (10.200): | -10.200,00 | +10.200,00 |
Rest: | 29.800,00 | 10.200,00 |
- Basisbelasting: |
|
|
- Belasting op de belastingvrije som: | | |
Om te slane belasting = belasting Staat: | 8.942,50 | 788,50 |
- Federale belasting: |
|
|
Gereduceerde federale belasting: |
| |
Saldo federale belasting | 6.378,34 | 583,57 |
- Gewestelijke belasting (= gereduceerde belasting Staat x 35,117 %): | 2.324,16 |
|
Totale belasting: | 8.702,50 | 788,50 |
Aangezien de aldus berekende totale belasting van de beide echtgenoten (8.702,50 euro + 788,50 euro = 9.491 euro) lager is dan de werkelijke totale belasting met betrekking tot de inkomsten met vermeerdering (13.775,38 euro), wordt ze voor de berekening van de vermeerdering in aanmerking genomen. | ||
- Overdracht van de totale PB met betrekking tot het huwelijksquotiënt (cfr. 157/13.1, 3°): | | |
- In aanmerking te nemen resultaat: | 9.491,00 | 0,00 |
- Verhoging tot 106 %: | 10.060.46 | 0,00 |
Belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend: |
|
|
C. BEREKENING VAN DE VERMEERDERING
1. Principes
157/22
De vermeerdering is gelijk aan het positieve verschil tussen:
1. het belastingbedrag waarop de vermeerdering berekend moet worden, vermenigvuldigd met 2,25 maal de basisrentevoet, en
2. de bedragen van de VA vermenigvuldigd met 3 maal, 2,5 maal, 2 maal en 1,5 maal de basisrentevoet, naargelang zij uiterlijk zijn gedaan op 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december van het jaar vóór dat waarnaar het aj. wordt genoemd (art. 159, WIB 92).
157/23
De aldus berekende vermeerdering wordt tot 90 % van haar bedrag teruggebracht (art. 160, WIB 92).
157/24
Bovendien is geen vermeerdering verschuldigd wanneer het ingevolge 157/22 en 23 berekende bedrag ervan lager is dan 1 % van de belasting waarop zij is berekend of 25 euro (te indexeren basisbedrag = 40 euro voor de aj. 2015 en 2016 - art. 163, WIB 92).
157/25
Tenslotte is geen vermeerdering verschuldigd op de belasting op de winst, de baten, de bezoldigingen van bedrijfsleiders of bezoldigingen van meewerkende echtgenoten, die personen die zich voor de eerste maal vestigen in een zelfstandig beroep, uit de uitoefening van de werkzaamheid gedurende de eerste drie jaren verkrijgen. Het jaar waarin elke werkzaamheid aanvangt wordt voor een volledig jaar geteld (art. 164, WIB 92) (z. 157/37 tot 56).
157/26
Voor de berekening van de vermeerdering worden de winst, baten, bezoldigingen van bedrijfsleiders en bezoldigingen van meewerkende echtgenoten steeds geacht betrekking te hebben op een volledig kalenderjaar, zelfs wanneer het tijdperk van de uitoefening van de beroepswerkzaamheid waaruit die inkomsten voortkomen niet volledig met dat kalenderjaar samenvalt (art. 65, tweede lid, KB/WIB 92).
2. Basisrentevoet
157/27
De in 157/22, 2° bedoelde basisrentevoet is het, in voorkomend geval tot de lagere eenheid afgeronde, rentetarief van de marginale beleningsfaciliteit van de Europese Centrale Bank op 1 januari van het jaar vóór dat waarnaar het aj. wordt genoemd (art. 161, WIB 92).
Wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, kan evenwel bij koninklijk besluit een hoger of lager percentage van vermeerdering worden vastgesteld (art. 162, eerste lid, WIB 92).
157/28
De basisrentevoet die van toepassing is, per aanslagjaar:
Aanslagjaar | Rentevoet | KB tot wijziging van de rentevoet voor sommige aanslagjaren |
2009 | 5 | - |
2010 | 3 | - |
2011 tot 2014 | 1 | - |
2015 | 0,75 | KB 24.02.2014 |
2016 | 0,50 | KB 02.03.2015 |
3. Eigenlijke berekening
a) Algemeen
157/29
De berekening van de vermeerdering geschiedt in drie stadia:
- in het eerste stadium wordt de globale vermeerdering berekend die in beginsel verschuldigd is wanneer geen enkele VA verricht is;
- in het tweede stadium worden de voordelen gewaardeerd die aan de gedane VA verbonden zijn;
- in het derde stadium tenslotte wordt het bedrag van de werkelijk toepasselijke vermeerdering vastgesteld.
b) Globale vermeerdering
157/30
De globale vermeerdering is gelijk aan het belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend, vermenigvuldigd met 2,25 maal de basisrentevoet.
157/31
De globale vermeerdering is dus gelijk aan het belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend, vermenigvuldigd met:
- 2,25 x 1 % = 2,25 % voor de aj. 2011 tot 2014;
- 2,25 x 0,75 % = 1,69 % voor het aj. 2015;
- 2,25 x 0,5 %=1,125 % voor het aj. 2016.
c) Aan de voorafbetalingen verbonden voordelen
157/32
Het bedrag van de aan de VA verbonden voordelen is gelijk aan de som van de volgende producten:
VA 1 x 3 x basisrentevoet .......
VA 2 x 2,5 x basisrentevoet +.......
VA 3 x 2 x basisrentevoet +.......
VA 4 x 1,5 x basisrentevoet +.......
Totaal bedrag van de voordelen: =.......
waarbij VA 1, VA 2, VA 3 en VA 4 het bedrag vertegenwoordigen van de VA die uiterlijk op de volgende tijdstippen van het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, zijn gedaan:
VA 1: VA gedaan uiterlijk op 10 april;
VA 2: VA gedaan uiterlijk op 10 juli;
VA 3: VA gedaan uiterlijk op 10 oktober;
VA 4: VA gedaan uiterlijk op 20 december.
157/33
Indien een vervaldatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt, wordt de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag verschoven.
157/34
Voor de aj. 2009 tot 2016 is het bedrag van de aan de VA verbonden voordelen gelijk aan de som van de onderstaande producten:
Aj. 2009 | Aj. 2010 | Aj.2011 - 2014 | Aj. 2015 | Aj. 2016 | |
Bedrag van VA 1 x | 15 % | 9 % | 3 % | 2,25 % | 1,50 % |
Bedrag van VA 2 x | 12,5 % | 7,5 % | 2,5 % | 1,88 % | 1,25 % |
Bedrag van VA 3 x | 10 % | 6 % | 2 % | 1,5 % | 1,00 % |
Bedrag van VA 4 x | 7,5 % | 4,5 % | 1,5 % | 1,13 % | 0,75 % |
Die percenten komen feitelijk overeen met de volgende producten : de basisrentevoet (zie 157/28) respectievelijk vermenigvuldigd met 3, met 2,5, met 2 en met 1,5.
d) Werkelijk toepasselijke vermeerdering
157/35
De uiteindelijk verschuldigde vermeerdering is gelijk aan 90 % van het positieve verschil tussen het bedrag van de globale vermeerdering en het totaal van de aan de VA verbonden voordelen (zie evenwel 157/36 e.v. voor de gevallen waarin geen vermeerdering verschuldigd is).
4. Gevallen waarin geen vermeerdering is verschuldigd
a) Geen vermeerdering voor geringe verschillen
157/36
Krachtens art. 163, WIB 92, is geen vermeerdering verschuldigd wanneer het bedrag van die vermeerdering lager is dan 1 % van de belasting waarop zij berekend is ofwel 25 euro (te indexeren basisbedrag).
Door 'bedrag van de vermeerdering' wordt verstaan: het positieve verschil tussen de globale vermeerdering en het totaal van de voordelen verbonden aan de gedane VA, verschil beperkt tot 90 %.
Is dit bedrag lager dan 25 euro, dan is er geen vermeerdering verschuldigd. Bedraagt het 25 euro of meer, dan moet het vergeleken worden met de belasting die als grondslag dient van de berekening ervan, d.w.z. met 106 % van de belasting op de in art. 157, WIB 92, bedoelde inkomsten, in voorkomend geval verminderd met de op die inkomsten betrekking hebbende voorheffingen, het FBB en de BK, om te bepalen of het al dan niet 1 % bereikt van de belasting die als grondslag dient van de berekening ervan (zie voorbeelden 2 en 3 in 157/60 en 61).
Dit bedrag van 25 euro wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, §§ 1 en 3, eerste lid, 2°, WIB 92. De geïndexeerde bedragen die van toepassing zijn voor de aj. 2009 tot 2016 staan hieronder vermeld.
Basisbedrag | Aj. 2009 tot 2011 | Aj. 2012 tot 2016 |
25 euro | 30 euro | 40 euro |
b) Vrijstelling voor beginnende zelfstandigen
Principe
157/37
Overeenkomstig art. 164, WIB 92, is elke natuurlijke persoon die zich voor de eerste maal in een zelfstandig beroep vestigt, voor een periode van drie jaar geen belastingvermeerdering (die normaal verschuldigd zou zijn indien geen VA zijn verricht) verschuldigd.
Hierna wordt uitgelegd:
- wat moet worden verstaan onder een eerste vestiging als zelfstandige;
- hoe het bewijs hiervan kan worden geleverd;
- op welk tijdstip de vestiging in een gereglementeerd vrij beroep wordt geacht plaats te hebben;
- voor welke aanslagen de gunstmaatregel wordt toegepast;
- welke inkomsten niet aan vermeerdering onderworpen zijn.
Eerste vestiging als zelfstandige
157/38
Art. 164, WIB 92, vindt zijn oorsprong in art. 1, KB nr. 6 van 15.02.1982 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen inzake aanmoediging van de vestiging van de jongeren als zelfstandige.
Volgens het verslag aan de Koning dat het voormeld KB nr. 6 van 15.02.1982 voorafgaat, zijn de personen waarop de maatregel van toepassing is dezelfde als die waarvan sprake is in de W 04.08.1978 tot economische heroriëntering.
Het begrip 'eerste vestiging' is weliswaar in de wet van 04.08.1978 niet gedefinieerd, maar wel in de KB’s 23.06.1981, 26.06.1981 en 04.09.1981 tot wijziging en aanvulling van het KB 10.10.1978 houdende uitvoering van art. 1, 2, 5, 7, 10 en 12, W 04.08.1978 tot economische heroriëntering, en die respectievelijk gelden voor het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Krachtens elk van die KB’s kan de aanmoedigingsmaatregel bijgevolg enkel worden toegestaan aan de natuurlijke persoon die voor de eerste maal een zelfstandig beroep gaat uitoefenen als hoofdberoep:
- ofwel in de vorm van een eenmanszaak;
- ofwel als zaakvoerder of bestuurder van een nieuw opgerichte vennootschap,
en op voorwaarde dat hij uit dien hoofde onderworpen is aan het sociaal statuut der zelfstandigen.
Onder zaakvoerder of bestuurder van een nieuw opgerichte vennootschap wordt verstaan de zaakvoerder of bestuurder die ofwel wordt aangesteld in de oprichtingsakte van de vennootschap, ofwel wordt benoemd tijdens de eerste algemene vergadering die op de oprichting volgt.
157/39
Er kan dus voor de toepassing van art. 164, WIB 92, slechts van een eerste vestiging als zelfstandige sprake zijn, wanneer een belastingplichtige voor de eerste maal als hoofdberoep:
- een onderneming of een vrij beroep begint;
- een mandaat van zaakvoerder, bestuurder enz. in een nieuw opgerichte vennootschap uitoefent en uit dien hoofde aan het sociaal statuut der zelfstandigen is onderworpen (zie ook Cass., 02.03.1990, Van de Velde - Meeus, Bull. 704, blz. 855 en Antwerpen, 18.10.1993, C.L., Fiscale Jurisprudentie, 94/210).
Als een zelfstandig hoofdberoep wordt aangemerkt, elk zelfstandig beroep dat meer dan 50 % van de totale beroepswerkzaamheid van de betrokkene omvat. De werkzaamheid van een 'helpend' gezinslid van een zelfstandige (zie 23/253) wordt fiscaal niet als een zelfstandig beroep aangemerkt, daar de inkomsten ervan als gewone bezoldigingen belastbaar zijn.
157/40
Het is van weinig belang dat de betrokkene al dan niet een premie voor eerste vestiging heeft ontvangen of dat hij, vóór zijn aankomst in het land, in het buitenland reeds een beroep als zelfstandige heeft uitgeoefend.
157/41
Ook ambachtslieden, landbouwers en tuinders komen voor de vrijstelling van vermeerdering in aanmerking.
Zaakvoerders, bestuurders, enz. die onderworpen zijn aan de sociale zekerheid voor werknemers en niet aan het sociaal statuut der zelfstandigen komen niet in aanmerking voor de toepassing van deze bepaling. De bezoldigingen van bedrijfsleiders zijn onderworpen aan de BV, ongeacht of ze al dan niet in aanmerking komen voor de toepassing van de gunstregeling uit art. 164, WIB 92.
157/41.1
Er is gevonnist dat de bedoeling van de wetgever bij de invoeging van art. 89, § 9bis, WIB (thans art. 164, WIB 92) erin bestond nieuwe zelfstandigen die werken voor eigen rekening of die voor de eerste maal een bestuurdersfunctie of een daarmee gelijkgestelde functie opnemen in nieuw opgerichte vennootschappen van de vrijstelling van belastingvermeerdering te laten genieten. Een mandaat als volksvertegenwoordiger kan daarmee geenszins worden gelijkgesteld (Gent, 28.11.1996, J.D. en M.M., niet gepubliceerd).
157/41.2
Er is eveneens gevonnist dat een jonge geneesheer die na het beëindigen van zijn studies, gedurende enkele maanden een humanitaire activiteit heeft uitgeoefend in het buitenland, in het kader van de regeling inzake voorafbetalingen niet kan worden beschouwd om tijdens voormelde periode een eerste vestiging in België te hebben gehad, zelfs indien de inkomsten van die activiteit in België werden ontvangen of belastbaar zijn (Luik, 12.01.2000, P.R., Fiscale Jurisprudentie, 2000/46).
157/42
Het feit dat de betrokkenen voorheen een bijberoep als zelfstandige hebben uitgeoefend of 'helpende gezinsleden van zelfstandigen' (zie 157/39) zijn geweest, vormt geen beletsel voor de toepassing van art. 164, WIB 92.
157/42.1
Voor de meewerkende echtgenoten die bezoldigingen hebben verkregen zoals bedoeld in art. 30, 3° en 33, WIB 92, en die dus niet zelf een nieuwe onderneming of een vrij beroep zijn begonnen, is de in aanmerking te nemen datum van eerste vestiging deze waarop de beroepsactiviteit is begonnen van de echtgenoot die de bezoldigingen aan de meewerkende echtgenoot toekent.
Bewijs van de eerste vestiging
157/43
De eerste vestiging als zelfstandige moet door de betrokken belastingplichtige worden aangetoond. In principe kan het bewijs door alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed, geleverd worden.
157/44
In de praktijk zal het vereiste bewijs evenwel het best kunnen worden geleverd door middel van een attest van het sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen waarbij de belastingplichtige is aangesloten. Uit dit attest zal blijken sedert welke datum hij voor het eerst tot het sociaal statuut der zelfstandigen is toegetreden in hoofdberoep.
Indien het fonds niet bij machte is de datum mee te delen waarop de betrokkene voor de eerste maal bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen aansloot in hoofdberoep, kan hij zich nog wenden toe het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ - Willebroekkaai 35 te 1000 Brussel, http://www.inasti.be).
157/45
Hoewel het bewijs van de eerste vestiging overeenkomstig 157/44 mag worden geleverd, is de administratie bevoegd aan te tonen, met het oog op de niet-toepassing van art. 164, WIB 92, dat zelfs vóór de inschrijving in hoofdberoep, de zelfstandige beroepswerkzaamheid in kwestie niet meer kon beschouwd worden als bijkomstig in verhouding tot het geheel van de beroepswerkzaamheden van de betrokkene (z. in die zin Luik, 28.11.1990, Hauben, Bull. 716, blz. 1400).
157/46
Indien de belastingplichtige geen attest kan voorhouden waarop vermeld staat wanneer hij voor het eerst tot het sociaal statuut van zelfstandigen in hoofdberoep is toegetreden en indien hij evenmin het door haar aangevraagd inschrijvingsnummer in het handelsregister kenbaar kan maken, faalt hij in de bewijslast dat hij in het desbetreffende jaar voor de eerste maal bij een sociaal verzekeringsfonds is aangesloten in hoofdberoep. Bijgevolg kan hij geen vrijstelling van VA verkrijgen op grond van art. 164, WIB 92 (eerste vestiging als jonge zelfstandige) (Antwerpen, 17.02.1998, B.P., Fiscale Jurisprudentie, 98/136).
Vestiging in een gereglementeerd vrij beroep
157/47
Wat betreft de beoefenaars van een gereglementeerd vrij beroep, heeft de administratie steeds de stelling verdedigd dat men pas kan geacht worden zich in dat beroep te hebben gevestigd nadat aan alle voorwaarden is voldaan die de toegang tot dat beroep regelen, inzonderheid wat de opgelegde stages betreft (met als gevolg dat de tijdens dergelijke stages verkregen beroepsinkomsten nooit recht geven op de vrijstelling van belastingvermeerdering wegens geen of ontoereikende VA).
157/48
In zijn arrest van 22.01.1992 inzake Fabbricotti (Jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles 1992, blz. 355) heeft het hof van beroep te Luik er evenwel aan herinnerd dat een advocaat wettelijk moet geacht worden zich in dat beroep gevestigd te hebben vanaf zijn inschrijving op de lijst van de stagiairs, daar art. 428, Ger.W bepaalt dat de titel van advocaat vanaf dat tijdstip kan gevoerd worden en art. 439 van hetzelfde wetboek evenzeer aantoont dat een advocaat-stagiair in beginsel als een volwaardig advocaat moet worden beschouwd wat zijn eigenlijke activiteit, nl. het pleiten, betreft.
De administratie heeft zich aangesloten bij de zienswijze van het voornoemde hof.
Hieruit volgt dat voor advocaten de in art. 164, WIB 92, bepaalde termijn van 3 jaar begint te lopen vanaf het tijdstip van hun inschrijving op de lijst van de stagiairs (en niet meer vanaf het tijdstip van hun inschrijving op de tabel van de Orde der Advocaten).
Dit standpunt wordt bevestigd door het Hof van Cassatie in zijn arrest van 20.01.2000 inzake V.S. dat bepaalt dat art. 89, § 9bis, WIB (thans art. 164, WIB 92) niet toelaat dat de belastingplichtige die zich voor de eerste maal in een zelfstandig beroep vestigt, vrij het tijdstip mag kiezen waarop de voormelde wetsbepaling moet worden toegepast. Enkel de eerste vestiging in een zelfstandig beroep is bepalend. Het arrest bepaalt dat eenieder die is ingeschreven op de lijst van de stagiairs het beroep van advocaat uitoefent. De appelrechters die beslissen dat de eerste vestiging van verweerder niet zijn inschrijving op de lijst van de advocaten-stagiairs is, maar wel zijn inschrijving op het tableau, schenden art. 89, § 9bis, WIB (thans art. 164, WIB 92).
Inzake stage hebben de architecten-stagiairs een gelijkaardig statuut als de advocaten-stagiairs, d.w.z. dat zij volledig als architecten worden beschouwd en verantwoordelijk zijn voor hun beroepsdaden en dat hun inschrijving op de tabel van de Orde aan het einde van de stage hen toelaat de uitoefening van hun beroep 'verder te zetten'. Daarom is beslist dat ook voor deze categorie de in art. 164, WIB 92, bepaalde termijn van drie jaar begint te lopen vanaf het tijdstip van hun inschrijving op de lijst van de stagiairs (en niet meer vanaf het tijdstip van hun inschrijving op de tabel van de Orde der Architecten).
157/49
Onderstaande tabel geeft het het tijdstip weer vanaf wanneer de beoefenaar van een gereglementeerd vrij beroep geacht wordt zich in een zelfstandig beroep te hebben gevestigd.
Beroep | Tijdstip van vestiging in een zelfstandig beroep |
Advocaat | Inschrijving op de lijst van de stagiairs. |
Notaris | Aanstelling bij KB in een bepaalde standplaats. |
Architect | Inschrijving op de lijst van de stagiairs. |
Geneesheer-specialist | Toekenning van het identificatienummer van de specialisatie door het RIZIV. |
Bedrijfsrevisor | Eedaflegging. |
Accountant | Inschrijving op de deellijst van externe accountants van het Instituut van de accountants en belastingconsulenten. |
Belastingconsulent | Inschrijving op de deellijst van externe belastingconsulenten van het Instituut van de accountants en belastingconsulenten. |
Boekhouder | Inschrijving op de lijst van de stagiairs-boekhouders of op de lijst van stagiairs-boekhouders-fiscalisten van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten. |
157/50
De belastingplichtigen zijn van de vrijstelling van vermeerdering uitgesloten indien zij voorheen reeds een ander zelfstandig beroep als hoofdberoep hebben uitgeoefend, zoals bv. een notaris die vroeger zelfstandig advocaat was, een bedrijfsrevisor die voorheen zelfstandig accountant of belastingconsulent was, een geneesheer-specialist die vroeger een praktijk van huisarts had enz.
Er wordt evenwel geen rekening gehouden met de eventueel in het buitenland als zelfstandige uitgeoefende activiteit wanneer een belastingplichtige zich voor de eerste maal in België komt vestigen (bv.: een Nederlandse advocaat die zich in België komt vestigen en hier zijn inschrijving aan de balie vraagt).
157/51
De datum van eerste vestiging van beoefenaars van een gereglementeerd vrij beroep stemt niet noodzakelijk overeen met de datum van toetreding tot het sociaal statuut der zelfstandigen i.v.m. datzelfde beroep.
In een dergelijk geval moet het bewijs van die vestiging door de betrokkene op een andere wijze worden geleverd, meer bepaald door aan te tonen op welk tijdstip de gebeurtenis die vermeld is in de tabel sub 157/49 zich heeft voorgedaan.
Aanslagen waarvoor geen belastingvermeerdering wordt toegepast
157/52
De vrijstelling van belastingvermeerdering geldt voor drie opeenvolgende jaren, te beginnen met het jaar van de eerste vestiging als zelfstandige (dat dus voor een volledig jaar wordt geteld).
157/53
...
Inkomsten die niet aan vermeerdering onderworpen zijn
157/54
De vrijstelling van vermeerdering geldt voor alle beroepsinkomsten die een beginnende zelfstandige heeft verkregen tijdens de periode van 3 jaar (zie 157/52), zelfs indien die inkomsten geheel of gedeeltelijk voortkomen van een ander beroep dan dat waarin hij zich voor de eerste maal als zelfstandige heeft gevestigd.
157/55
In de sub 157/54 bedoelde gevallen is de vermeerdering evenmin van toepassing op de belasting die slaat op het gedeelte van de beroepsinkomsten dat de zelfstandige aan zijn meewerkende echtgenoot toekent bij toepassing van art. 86, WIB 92.
157/56
De vermeerdering blijft echter wel van toepassing op de belasting op de inkomsten die de echtgenoot uit één of meer eigen zelfstandige beroepen verkrijgt, tenzij hij eveneens aan de vrijstellingsvoorwaarden voldoet.
c) Mogelijkheid tot uitbreiding van de niet-toepassing van de vermeerdering
157/57
Art. 168, WIB 92, machtigt de Koning geheel of gedeeltelijk af te zien van de in de art. 157 tot 160, WIB 92, bedoelde vermeerdering van belasting, wanneer de VA worden gedaan volgens de regels, onder de voorwaarden en binnen de termijnen die Hij bepaalt.
157/58
Tot op heden is van de door art. 168, WIB 92, geboden mogelijkheid nog geen gebruik gemaakt.
5. Voorbeelden (aj. 2015)
Voorbeeld 1
157/59
Een alleenstaande handelaar, zonder gezinslasten, behaalde een nettowinst van 30 000,00 euro. Hij heeft geen enkele VA gedaan.
Berekening van de vermeerdering, in euro
Totale belasting op 30.000: | 9.032,50 |
Belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend: |
|
Globale vermeerdering: |
|
Voordelen VA: nihil | - |
Verschil: | 161,81 |
Tot 90 % herleide vermeerdering: |
|
Voorbeeld 2
157/60
Zelfde gegevens als in voorbeeld 1. De belastingplichtige heeft in 2014 echter de volgende VA gedaan:
- VA 1: 700 euro
- VA 2: 800 euro
- VA 3: 1.500 euro
- VA 4: 1.000 euro
Totale belasting op 30.000: | 9.032,50 | ||
Belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend: |
| ||
Globale vermeerdering: | 161,81 | ||
Voordelen VA : VA 2: 800 x 1,88 % = VA 3: 1.500 x 1,50 % = VA 4: 1.000 x 1,13 % = |
15,04 22,50 11,30 | ||
- 64.59 | |||
Verschil | 97,22 | ||
Herleid tot 90 % : |
|
Aangezien dit tot 90 % herleide positieve verschil (87,50 euro) lager is dan 1 % van de berekeningsgrondslag van de vermeerdering (9.574,45 euro x 1 % = 95,74 ), is er in dit geval geen vermeerdering verschuldigd.
Voorbeeld 3
157/61
De netto-inkomsten van een zelfstandige zonder gezinslasten bedragen 10 000,00 euro. Hij heeft een VA 1 van 100 euro gedaan:
Totale belasting op 10.000 : | 728,50 |
Belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend: |
|
Globale vermeerdering: | 13,05 |
Voordeel VA 1: |
|
Verschil: | 10,80 |
Herleid tot 90 %: |
|
Aangezien de vermeerdering kleiner is dan 40 euro, wordt ze tot nul herleid.
V. VOORAFBETALINGEN DIE OP EEN BONIFICATIE RECHT GEVEN (ART. 175 TOT 177, WIB 92)
A. BETROKKEN BELASTINGPLICHTIGEN
157/62
De bonificatie als bedoeld in de art. 175 tot 177, WIB 92, kan aan alle aan de PB onderworpen belastingplichtigen (werknemers, gepensioneerden, renteniers, enz.) worden verleend, maar indien het zelfstandigen betreft, kan de bonificatie slechts worden verleend voor het gedeelte van de VA dat niet is aangewend om de vermeerdering te vermijden.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag op naam van de beide echtgenoten wordt gevestigd, wordt de bonificatie bij elke echtgenoot afzonderlijk berekend op basis van zijn eigen inkomsten, de voorheffingen, enz. die in zijn hoofde toerekenbaar zijn en van de VA die hij in eigen naam heeft verricht.
B. TOEPASSINGSGEBIED
157/63
Een bonificatie wordt verleend op de totale PB, verhoogd tot 106 %, verhoogd met de vermeerderingen bedoeld in art. 145^7, § 2, en 145^32, § 2, WIB 92 (terugnemingen van belastingverminderingen voor werkgeversaandelen en voor uitgaven voor een ontwikkelingsfonds) en verminderd met de als voorheffing, als FBB en als federaal of gewestelijk BK verrekenbare bedragen, alsook - in voorkomend geval - met het bedrag van de VA die nodig zijn om belastingvermeerdering te vermijden, in zover die belasting is voorafbetaald.
Bij afwezigheid van een wettelijke bepaling die hierin uitdrukkelijk voorziet, kan de aldus vastgestelde belasting niet worden verminderd met de woonstaatheffing bedoeld in art. 2, § 1, 10°, WIB 92.
157/64
Dit heeft tot gevolg dat de bonificatie ook wordt toegestaan bij voorafbetaling van de belasting die betrekking heeft op inkomsten van onroerende goederen, inkomsten van roerende goederen en kapitalen, diverse inkomsten en op afzonderlijk belaste inkomsten, alsook:
- van de belasting betreffende de beroepsinkomsten van beginnende zelfstandigen waarop geen belastingvermeerdering is verschuldigd mits aan de in art. 164, WIB 92, gestelde voorwaarden is voldaan (zie wat dit laatste punt betreft, 157/37 tot 56);
- van de belastingvermeerderingen bedoeld in 145^7, § 2, en 145^32, § 2, WIB 92, (terugnemingen van belastingverminderingen voor werkgeversaandelen en voor uitgaven voor een ontwikkelingsfonds).
157/64.1
Onder totale belasting moet worden verstaan: de som van de federale PB en de gewestelijke PB die overblijft na de verrekening van de federale en de gewestelijke verminderingen (en dus ook na toepassing van de verminderingen voor buitenlandse inkomsten van 50 % en van 100 %).
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en een gedeelte van de beroepsinkomsten van een echtgenoot werd, overeenkomstig art. 87 tot 89, WIB 92 (huwelijksquotiënt), toegerekend aan de andere echtgenoot, dan moet de totale belasting van de echtgenoten die als basis dient voor de berekening van de bonificatie als volgt worden aangepast:
a) de totale belasting van de echtgenoot die het huwelijksquotiënt heeft gekregen, wordt verminderd met het deel van die belasting dat betrekking heeft op het toegerekende huwelijksquotiënt;
b) dat bedrag wordt toegevoegd aan de totale belasting van de echtgenoot die het huwelijksquotiënt heeft toegekend.
157/65
In de in 157/7 bedoelde gevallen (bijzondere aanslag inzonderheid gevestigd wegens definitief vertrek naar het buitenland), geven de VA die de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk heeft gedaan evenwel geen recht op bonificatie om dezelfde redenen als die welke in dat nr. zijn uiteengezet.
C. BEREKENING VAN DE BONIFICATIE
1. Principes
157/66
De bonificatie is gelijk aan het bedrag van de VA vermenigvuldigd met 1,5 maal, 1,25 maal, 1 maal en 0,75 maal de in 157/27 en 28 vermelde basisrentevoet naargelang die VA uiterlijk op 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december van het jaar vóór dat waarnaar het aj. wordt genoemd, zijn gedaan.
De vervaldagen zijn dezelfde als voor de VA die nodig zijn om de belastingvermeerdering te vermijden (zie 157/22).
157/67
Indien een vervaldag op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag verschoven.
157/68
De basisrentevoet is dezelfde als die welke voor de berekening van de belastingvermeerdering bedoeld in de art. 157 tot 160, WIB 92, is vastgesteld ter uitvoering van art. 161, WIB 92, d.w.z. de in voorkomend geval tot de lagere eenheid afgeronde rentevoet van de marginale beleningsfaciliteit van de Europese Centrale Bank op 1 januari van het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd.
Wanneer, overeenkomstig art. 162, WIB 92, een KB bepaalt dat die basisrentevoet voor een bepaald aj. wordt verhoogd of verlaagd, geldt het gewijzigde percent ook als basis voor de berekening van de bonificatie bedoeld in de art. 175 tot 177, WIB 92.
De toepasselijke basisrentevoeten van de recentste aanslagjaren zijn in 157/28 vermeld.
157/69
Voor de aj. 2011 tot 2016 is het bedrag van de bonificatie in principe gelijk aan de som van de onderstaande producten.
Aj. 2009 | Aj. 2010 | Aj. 2011 tot 2014 | Aj. 2015 | Aj. 2016 | |
VA 1 x | 7,5 % | 4,5 % | 1,5 % | 1,13 % | 0,75 % |
VA 2 x | 6,25 % | 3,75 % | 1,25 % | 0,94 % | 0,63 % |
VA 3 x | 5 % | 3 % | 1 % | 0,75 % | 0,50 % |
VA 4 x | 3,75 % | 2,25 % | 0,75 % | 0,56 % | 0,38 % |
Die percenten komen feitelijk overeen met de volgende producten: de basisrentevoet respectievelijk vermenigvuldigd met 1,5, met 1,25, met 1 en met 0,75.
2. Voorafbetalingen
157/70
De belastingplichtige bepaalt vrij het aantal, het bedrag en de datum van de VA die hij doet.
Indien hij reeds gekend is bij het Ontvangkantoor van de voorafbetalingen ontvangt hij spontaan een uitnodiging met een betalingsformulier.
3. Beperking van de bonificatie
157/71
Voor de berekening van de bonificatie, mogen de gedane VA slechts in aanmerking worden genomen ten belope van het bedrag van de totale PB, verhoogd tot 106 %, verhoogd met de vermeerderingen bedoeld in art. 145^7, § 2, en 145^32, § 2, WIB 92 (terugnemingen van belastingverminderingen voor werkgeversaandelen en voor uitgaven voor een ontwikkelingsfonds) en verminderd met de als voorheffing, als FBB en als BK verrekenbare bedragen, alsook met de VA die nodig zijn om de vermeerdering te vermijden.
Indien het totaal van de gedane VA kleiner is dan dit maximumbedrag, worden zij volledig in aanmerking genomen voor het berekenen van de bonificatie.
Is het totaal van de gedane VA evenwel groter dan dat maximumbedrag, dan moet het totale bedrag van de in aanmerking te nemen VA tot dit maximumbedrag beperkt worden, waarbij het gedeelte van de VA dat geen recht geeft op bonificatie geacht wordt in de laatst gedane VA begrepen te zijn. In geval van beperking moet de bonificatie dus in eerste instantie berekend worden op de VA 1, vervolgens op de VA 2 enz. tot het maximumbedrag aan VA bereikt is.
4. Zelfstandigen
157/72
De VA van zelfstandigen die nodig zijn om de in de art. 157 tot 160, WIB 92, bedoelde vermeerdering te vermijden, worden bij voorrang aangewend; alleen het saldo geeft recht op bonificatie in de zin van de art. 175 tot 177, WIB 92.
157/73
Voor de berekening van de bonificatie (art. 175, 2° en 176, WIB 92) moet geen rekening gehouden worden met art. 163, WIB 92, dat bepaalt dat geen vermeerdering verschuldigd wanneer het bedrag ervan lager is dan 1 % van de belasting waarop zij berekend is of 25 euro (te indexeren basisbedrag = 40 euro voor de aj. 2015 en 2016).
Beide bepalingen hebben immers betrekking op twee totaal verschillende situaties:
- art. 163, WIB 92, betreft de 'zelfstandige' wiens VA in geringe mate lager zijn dan die welke normalerwijze nodig zijn om elke belastingvermeerdering te vermijden;
- art. 175, 2° en 176, WIB 92, hebben betrekking op de natuurlijke persoon die niet alleen de belasting op zijn beroepsinkomsten als 'zelfstandige' voorafbetaalt, maar bovendien hetzelfde doet voor de totaliteit of een gedeelte van de belasting op zijn andere inkomsten.
Een VA kan niet tegelijkertijd aanleiding geven tot twee onderscheiden voordelen: enerzijds het vermijden van een normaal toepasselijke vermeerdering (art. 157 tot 160, WIB 92) en, anderzijds, een daadwerkelijke belastingvermindering of bonificatie (art. 175 tot 177, WIB 92).
Het is overigens in die zin dat het aan het KB nr. 10 van 15.02.1982 voorafgaand advies van de Raad van State moet worden begrepen. Dat advies stipt aan dat art. 89, § 9, WIB (nu art. 163, WIB 92), alleen betrekking heeft op de belastingvermeerdering.
157/74
Voor de berekening van de vermeerdering worden de beroepsinkomsten van zelfstandigen steeds geacht betrekking te hebben op een volledig kalenderjaar, zelfs indien de periode waarin de beroepswerkzaamheden zijn uitgeoefend waaruit die inkomsten voortspruiten, niet volledig met dat kalenderjaar samenvalt (bv. bij begin of stopzetting van de beroepswerkzaamheid of indien het boekjaar niet met het kalenderjaar samenvalt). De vervaldagen (zie 157/66) gelden derhalve voor alle natuurlijke personen.
D. VOORBEELDEN (aj. 2015)
Voorbeeld 1
157/75
Totale belasting: | 8.584,21 |
VA 1: | 4.000,00 |
Verrekende voorheffingen, BK en FBB (met |
|
Er zijn geen inkomsten met vermeerdering. |
Berekening van de bonificatie
1° Maximumbedrag aan VA dat recht geeft op bonificatie. | |||
Totale belasting: | 8.584,21 | ||
Verhoging tot 106 %: 8.584,21 x 106 % = | 9.099,26 | ||
Verrekende voorheffingen, BK en FBB: | - 6.000,00 | ||
Maximumbedrag aan VA dat recht geeft op bonificatie: | 3.099,26 | ||
2° Bonificatie. | |||
In aanmerking te nemen VA 1: 4.000,00, te beperken tot 3.099,26 |
Bonificatie:
VA 1: 3.099,26 x 1,13 % = | 35,02 |
Voorbeeld 2
157/76
Zelfde gegevens als in voorbeeld 1, maar de belastingplichtige heeft de volgende VA gedaan:
- VA 1: | 1.500,00 |
- VA 2: | 1.000,00 |
Totaal: | 2.500,00 |
Berekening van de bonificatie
Aangezien het totaal van de VA (2 500,00) kleiner is dan het maximumbedrag van 3 099,26, geven de gedane VA integraal recht op bonificatie.
Bedrag van de bonificatie: | |
- VA 1: 1.500,00 x 1,13 % | 16,95 |
- VA 2: 1.000,00 x 0,94 % | 9,40 |
Totaal: | 26,35 |
Voorbeeld 3
157/77
Totale belasting: | 3.250,00 |
Terugneming van belastingvermindering voor werkgeversaandelen: | 530,00 |
Gedane VA: | |
- VA 1: | 500,00 |
- VA 2: | 250,00 |
- VA 3: | 250,00 |
- VA 4: | 250,00 |
Verrekende voorheffingen, BK en FBB: | 2 900,00 |
Er zijn geen inkomsten met vermeerdering. |
Berekening van de bonificatie
1° Maximumbedrag aan VA dat recht geeft op bonificatie. | |||
Totale belasting: | 3.250,00 | ||
Verhoging tot 106 %: 3.250,00 x 106 % = | 3.445,00 | ||
Terugneming van belastingvermindering voor werkgevers: |
| ||
Totaal: | 3.975,00 | ||
Verrekende voorheffingen, BK en FBB: | - 2.900 | ||
Maximumbedrag aan VA dat recht geeft op bonificatie: | 1.075,00 | ||
2° Bonificatie. | |||
- VA 1: 500 x 1,13 % = | 5,65 | ||
- VA 2: 250,00 x 0,94 % = | 2,35 | ||
- VA 3: 250,00 x 0,75 % = | 1,88 | ||
- VA 4: 250,00 te beperken tot: 1.075,00 - 500,00 – (2 x 250,00 ) = 75,00 | | ||
Totale bonificatie: | 10,30 |
Voorbeeld 4
157/78
Totale belasting: | 8.200,00 |
Totale belasting op de inkomsten met vermeerdering: | 5.000,00 |
Verrekenbare voorheffingen en bestanddelen: | |
- RV/bedrijf: | 100,00 |
- BVL | 2.000,00 |
- Voorafbetalingen: | |
• VA 1 | 1.750,00 |
• VA 2 | 1.750,00 |
• VA 3 | 1.750,00 |
• VA 4 | 1.750,00 |
Berekening van de vermeerdering | |
In aanmerking te nemen belasting: | 5.000,00 |
Verhoging tot 106 %: 5.000,00 x 106 % = | 5.300,00 |
Verrekenbare RV/bedrijf: | - 100,00 |
Belastingbedrag waarop de vermeerdering wordt berekend: | 5.200,00 |
Globale vermeerdering: 5.200,00 x 1,69 % = | 87,88 |
Voordelen VA: | |
- VA 1: 1.750,00 x 2,25 % | -39,38 |
Rest: | 48,50 |
- VA 2: 1.750,00 x 1,88 % = | -32,90 |
Rest: | 15,60 |
- VA 3: (15,60 x 100/1,5) x 1,5 % = | |
Rest: | 0,00 |
VA nodig om de vermeerdering te vermijden: | |
- VA 1 | 1.750,00 |
- VA 2 | 1.750,00 |
- VA 3 | 1.040,00 |
Totaal: | 4.540,00 |
Berekening van de bonificatie | |
1° VA die in principe recht geven op bonificatie (VA-bonificatie): | |
- VA 3: 1.750,00 – 1.040,00 = | 710,00 |
- VA 4 | 1.750,00 |
Totaal: | 2.460,00 |
2° Maximumbedrag aan VA dat recht geeft op bonificatie: | |
Totale belasting verhoogd tot 106 %: 8 200,00 x 106 % = | 8.692,00 |
Verrekende voorheffingen: | |
- RV/bedrijf: | -100,00 |
- BVL | -2.000,00 |
Verschil: | 6.592,00 |
- VA-vermeerdering: | -4.540,00 |
Maximumbedrag dat recht geeft op bonificatie: | 2.052,00 |
De VA-bonificatie (2 460,00) geeft dus slechts ten belope van 2.052,00 recht op bonificatie; daartoe moeten de VA-bonificatie als volgt in aanmerking genomen worden: | |
Maximumbedrag: | 2.052,00 |
VA 3 (saldo): | -710,00 |
Rest: | 1.342,00 |
VA 4: 1.750,00 beperkt tot: | -1.342,00 |
Rest: | 0,00 |
3° Bedrag van de bonificatie: | |
- VA 3: 710,00 x 0,75 % = | 5,33 |
- VA 4: 1.342,00 x 0,56 % = | 7,52 |
Totale bonificatie: | 12,85 |
Voorbeeld 5
157/79
Zelfde gegevens als in voorbeeld 4, maar met het verschil dat de BVL 4.500,00 bedraagt.
Berekening van de bonificatie
1° VA die in principe recht geven op bonificatie (VA-bonificatie): | |
- VA 3: 1.750,00 – 1.040,00 = | 710,00 |
- VA 4: | 1.750,00 |
Totaal: | 2.460,00 |
2° Maximumbedrag aan VA dat recht geeft op bonificatie: | |
Totale belasting verhoogd tot 106 %: 8.200,00 x 106 % = | 8.692,00 |
Verrekende voorheffingen: | |
- RV/bedrijf: | -100,00 |
- BVL | -4.500,00 |
Verschil: | 4.092,00 |
- VA-vermeerdering: | -4 540,00 |
Negatief verschil: | -448,00 |
Dat bedrag moet tot nul worden teruggebracht. | |
Maximumbedrag dat recht geeft op bonificatie: | 0,00 |
3° Bedrag van de bonificatie: nihil |
VI. PROCEDURE
A. HOE EEN VOORAFBETALING DOEN?
157/80
De VA moeten voor elke vervaldag worden gedaan door storting of overschrijving op de bankrekening IBAN: BE07 6792 0023 4066 en BIC: PCHQ BEBB van het 'Ontvangkantoor Voorafbetalingen - Natuurlijke Personen'. De betalingen die na de vervaldag worden ontvangen, worden automatisch voor de volgende periode geboekt.
157/81
De belastingplichtige die reeds ingeschreven is in het repertorium van de 'Dienst der Voorafbetalingen' ontvangt spontaan een uitnodiging met betaalformulier. Dat formulier is reeds ingevuld met zijn naam en ook zijn registratienummer is in de gestructureerde mededeling opgenomen.
De belastingplichtige die via elektronische weg wenst te betalen, moet nauwkeurig deze gestructureerde mededeling overnemen.
De belastingplichtige die een eerste voorafbetaling doet, moet dit doen via een bankrekening op zijn naam met vermelding van zijn ondernemingsnummer in de mededelingszone. Als hij niet over een ondernemingsnummer beschikt, moet hij in de mededelingszone de vermelding 'NIEUW' opnemen, gevolgd door zijn rijksregisternummer. Als hij geen rijksregisternummer heeft, moet dit worden vervangen door zijn geboortedatum in de vorm JAAR met vier tekens, MAAND met twee tekens en DAG met twee tekens (vb.: 2014.02.11).
157/82-83
…
157/84
Het model van het in 157/81 bedoelde formulier wordt bepaald door de minister van Financiën of zijn gedelegeerde, in overleg met de minister, of zijn gedelegeerde, tot wiens bevoegdheid bpost behoort.
157/85
De 'Dienst der Voorafbetalingen' stelt de betaalformulieren op en kent het registratienummer toe. In voorkomend geval omvat het registratienummer het nummer dat aan de belastingplichtige voor de toepassing van de btw is toegekend.
157/86
…
157/87
De betaalformulieren, waarop het registratienummer van de belastingplichtige is voorgedrukt, mogen alleen door hem of voor zijn rekening worden gebruikt, vermits alleen het registratienummer de belastingplichtige bepaalt wiens rekening moet worden gecrediteerd.
157/88
Iedere betaling op een postrekening van de 'Dienst der Voorafbetalingen' met vermelding van het registratienummer van een belastingplichtige wordt geacht te zijn gedaan voor rekening van de belastingplichtige die bij die dienst door dat nummer is geïdentificeerd.
B. DATUM VAN BETALING
157/89
Luidens art. 142, § 1, KB/WIB 92, waarnaar art. 68, KB/WIB 92, verwijst, heeft de betaling voor stortingen via een postkantoor en voor overschrijvingen uitwerking op de datum die door bpost als bevrijdende datum op het rekeninguittreksel wordt vermeld.
C. BEWIJS VAN VOORAFBETALING
1. Datum van uitreiking van het rekeninguittreksel VA
157/90
Krachtens art. 71, KB/WIB 92, verstrekt de 'Dienst der Voorafbetalingen' aan de betrokken belastingplichtigen, na het verstrijken van het belastbare tijdperk, een ontvangstbewijs van de gedane stortingen of overschrijvingen ('rekeninguittreksel VA' genoemd). De uitreiking van het uittreksel geschiedt in principe in de loop van de maand februari.
157/91
…
2. Rekeninguittreksels VA per ondernemingsnummer
157/92
Elke zelfstandige of beoefenaar van een vrij beroep heeft in principe een ondernemingsnummer. Dit ondernemingsnummer is verbonden aan de rekening VA.
Voor de eerste betaling stelt de website van de FOD, http://financien.belgium.be, rubriek 'Zelfstandigen vrije beroepen' > 'Voorafbetalingen', een toepassing 'Gestructureerde mededeling' ter beschikking die de ondernemingsnummers omzet in een gestructureerde mededeling.
Voor de volgende betalingen ontvangt de belastingplichtige een uitnodiging met aangehecht betalingsformulier.
3. Beschrijving van het rekeninguittreksel VA
a) Vak identiteit en data
157/93
Naast de identiteit van de belastingplichtige staat ook zijn ondernemingsnummer vermeld, geschreven als xxx.xxx.xxx.
b) Vakken - Datum van verzending van het uittreksel - Aanslagjaar - Inkomsten van het jaar – Datum van afsluiting
157/94
Die vakken omvatten respectievelijk:
- de datum van verzending van het uittreksel aan de belastingplichtige;
- het aj. In principe wordt het aj. bepaald aan de hand van de datum van betaling en van het belastbare tijdperk (kalenderjaar of boekjaar niet overeenstemmend met het kalenderjaar; dit boekjaar wordt bepaald aan de hand van de door de 'Dienst der Voorafbetalingen' gekende datum van afsluiting);
- de vermelding 31 december voor de natuurlijke personen.
c) Vak betalingen
157/95
Dit vak omvat 5 kolommen waarin voor elke betaling respectievelijk de volgende gegevens vermeld staan:
- een volgnummer;
- de in aanmerking te nemen datum van voorafbetaling;
- het in aanmerking te nemen bedrag als VA, dat gelijk is aan het gestorte bedrag eventueel verminderd met terugbetalingen of overdrachten naar een volgend aj. op verzoek van de belastingplichtige overeenkomstig de art. 70 en 71, KB/WIB 92;
- alleen bij wijziging in de bestemming van de VA, het oorspronkelijk betaalde bedrag en het bedrag dat veranderde van bestemming door toepassing van art. 70 of van art. 71, KB/WIB 92.
Onderaan het vak in de rubriek 'Totaal' wordt het totaal afgedrukt van de als VA in aanmerking te nemen bedragen.
Er wordt echter geen rekeninguittreksel VA afgeleverd indien het totale bedrag gelijk is aan nul (alles terugbetaald of alles overgedragen naar een volgend aj.).
157/96 tot 99
...
D. TERUGGAVE VAN HET OVERSCHOT
157/100
Het eventuele overschot van de voorafbetalingen die zijn aangerekend op de verschuldigde belasting en dat in de belastingberekening verschijnt, wordt door middel van het aanslagbiljet terugbetaald.
De belastingplichtige die een aanslagbiljet ontvangt dat een fiscale terugbetaling aankondigt, kan deze terugbetaling in aanmerking doen nemen als voorafbetaling voor het volgende belastbare tijdperk. Daartoe dient hij, per brief, een verzoek te richten aan het Ontvangkantoor Voorafbetalingen. Het verzoek moet worden gedaan vóór de daadwerkelijke vereffening van de terugbetaling.
157/101
In geval van betwisting van de inkohiering, kan de belastingplichtige bezwaar indienen overeenkomstig de art. 366 en volgende, WIB 92 of de ambtshalve ontheffing vragen overeenkomstig art. 367, WIB 92 (zie deze art. voor de terugbetalingsmodaliteiten die eruit volgen).
Wanneer een VA, ingevolge een eerste onderzoek van de aangifte, krachtens art. 376, § 3, WIB 92, geheel of gedeeltelijk aan de belastingplichtige is teruggegeven en er nadien een aanvullende aanslag moet worden gevestigd, moet het volledige bedrag van de VA (teruggegeven en niet teruggegeven gedeelte) in aanmerking worden genomen voor de berekening van de belastingvermeerdering en/of de bonificatie met betrekking tot die aanvullende aanslag.
E. WIJZIGING VAN DE OORSPRONKELIJKE BESTEMMING VAN EEN VOORAFBETALING
1. Inleiding
157/102
Wat de niet verrekende VA betreft, legt art. 70, KB/WIB 92, op beperkende wijze de gevallen vast waarin de 'Dienst der Voorafbetalingen' op verzoek van de belastingplichtige of van een derde de oorspronkelijke bestemming mag wijzigen van een VA die nog niet met de werkelijk verschuldigde belasting is verrekend of die nog niet aan de meewerkende echtgenoot werd overgedragen.
157/103
In de volgende nummers worden de verschillende situaties, de termijnen binnen dewelke de aanvragen moeten ingediend zijn en de na te leven voorwaarden onderzocht.
2. Aard van de wijzigingen die aan de oorspronkelijke bestemming van een voorafbetaling kunnen worden aangebracht
157/104
1. Derden (bv. financiële instellingen) kunnen om rechtzetting verzoeken, zo nodig door terugbetaling, van de materiële vergissingen die begaan zijn bij het uitvoeren van stortingen of overschrijvingen voor rekening van de belastingplichtige.
2. De belastingplichtigen op wiens naam de VA werden geboekt, kunnen vragen dat de gestorte bedragen, geheel of ten dele, worden:
- terugbetaald;
- overgeschreven op de postrekening van een ontvangkantoor der belastingen;
- overgedragen naar het volgende belastbare tijdperk.
3. Voorwaarden voor het wijzigen van de oorspronkelijke bestemming van een voorafbetaling
157/105
1. De VA mag nog niet verrekend zijn met de inkomstenbelasting verschuldigd door de belastingplichtige op wiens naam de VA door de 'Dienst der Voorafbetalingen' is geboekt, noch overgedragen zijn aan de meewerkende echtgenoot overeenkomstig art. 157, tweede lid, WIB 92.
2. Het rekeninguittreksel VA moet, voor zover dit reeds is ontvangen, met de aanvraag tot wijziging van de bestemming aan de voormelde dienst worden toegezonden.
3. Aanvragen tot wijziging van de bestemming van VA moeten schriftelijk aan de 'Dienst der Voorafbetalingen', North Galaxy, Toren A, Koning Albert II-laan 33, bus 42, 1030 Brussel, tel. 0257 640 50, fax 0257 995 11.
157/106
Wanneer een belastingplichtige om de teruggave van een voorafbetaling verzoekt, mag de terug te betalen som, overeenkomstig artikel 334 van de Programmawet van 27.12.2004, zoals gewijzigd door art. 194 van de Programmawet van 22.12.2008, zonder formaliteit worden aangewend ter betaling van de door deze persoon verschuldigde bedragen bij toepassing van de belastingwetten of ter voldoening van de fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen waarvan de inning en invordering door de FOD Financiën worden verzekerd. Die aanwending wordt beperkt tot het niet-betwiste gedeelte van de schuldvorderingen en blijft van toepassing zelfs in geval van beslag, overdracht, toestand van samenloop of van een insolvabiliteitprocedure.
Deze terug te geven som mag ook, overeenkomstig artikel 166, KB/WIB 92, door de ontvanger der directe belastingen zonder formaliteit worden aangewend ter aanzuivering van de voorheffingen, de inkomstenbelastingen en de ermee gelijkgestelde belastingen, in hoofdsom en aanhorigheden, die door de betrokkene nog verschuldigd zijn, zelfs indien deze betwist zijn.
4. Termijnen binnen welke de aanvragen tot wijziging van de oorspronkelijke bestemming van een voorafbetaling bij de 'Dienst der Voorafbetalingen' moeten toekomen
a) Termijn waarbinnen derden rechtzetting van materiële vergissingen kunnen vragen
157/107
De aanvraag om rechtzetting moet uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die volgt op het belastbaar tijdperk waarop de stortingen of de overschrijvingen betrekking hebben, bij de 'Dienst der Voorafbetalingen' toekomen.
Voor het bepalen van het belastbare tijdperk dat met een bepaald aj. overeenstemt, wordt verwezen naar de commentaar van art. 360, WIB 92.
157/108
Voor natuurlijke personen is de uiterste dag waarop de aanvraag moet toekomen in principe de laatste dag van de maand februari van het jaar dat volgt op het belastbare tijdperk, ook wanneer het boekjaar op een andere datum dan 31 december afsluit.
Eenvoudigheidshalve is die regel ook van toepassing wanneer de gronden voor belastbaarheid vóór 31 december van het jaar wegvallen (definitief vertrek naar het buitenland), alhoewel in dergelijk geval een bijzondere aanslag, verbonden aan het aj. genoemd naar het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid wegvallen, wordt gevestigd (zie commentaar van art. 360, WIB 92).
b) Termijn waarbinnen de belastingplichtigen terugbetaling, overschrijving of overdracht kunnen vragen
157/108.1
De aanvraag om terugbetaling, overschrijving of overdracht moet uiterlijk toekomen op de laatste dag van de tweede maand die volgt op het belastbare tijdperk waarop de VA betrekking hebben, zonder echter dat die termijn minder dan één maand vanaf de verzending van het rekeninguittreksel VA mag bedragen.
Voor het bepalen van het belastbare tijdperk dat met een bepaald aj. overeenstemt, wordt verwezen naar de commentaar van art. 360, WIB 92.
157/108.2
Voor natuurlijke personen is de uiterste dag waarop de aanvraag om terugbetaling, overschrijving of overdracht moet ingediend worden in principe de laatste dag van de maand februari van het jaar dat volgt op het belastbare tijdperk.
Wanneer echter het rekeninguittreksel VA verstuurd werd na 31 januari, kan de aanvraag om terugbetaling, overschrijving of overdracht ingediend worden binnen een termijn van één maand vanaf de verzending van dat uittreksel.
Deze regels zijn ook van toepassing wanneer het boekjaar op een andere datum dan 31 december afsluit en eenvoudigheidshalve ook wanneer de gronden voor belastbaarheid vóór 31 december van het jaar wegvallen (definitief vertrek naar het buitenland), alhoewel in dergelijk geval een bijzondere aanslag, verbonden aan het aj. genoemd naar het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid wegvallen, wordt gevestigd (zie commentaar van art. 360, WIB 92).
Voorbeeld
157/109
Een handelaar heeft in 2014 VA gedaan. Het rekeninguittreksel VA is op 18.02.2015 verzonden.
De uiterste datum waarop de aanvraag bij de 'Dienst der Voorafbetalingen' moet toekomen is 18.03.2015 (de termijn van één maand begint te lopen op 19 februari en verstrijkt op 18 maart).
157/110 tot 113
...
5. Gevolgen van de wijziging van de oorspronkelijke bestemming van een voorafbetaling
157/114
De aanvankelijk gedane stortingen of overschrijvingen, voor zover zij van bestemming zijn veranderd overeenkomstig art. 70 en 71, § 2, KB/WIB 92, zijn van rechtswege nietig en de eraan verbonden voordelen worden opgeheven.