Parlementaire vraag nr. 568 van mevrouw Veerle Wouters van 09.09.2013

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2012-2013, QRVA 53/131 dd. 14.10.2013, blz. 307

Bedrijfsfiets - Vrijstelling voordeel alle aard voor zuivere privéverplaatsingen versus toepassing verhoogde kostenaftrek 120 %. - Btw-aftrek - Rittenadministratie

VRAAG

Artikel 38, §1, eerste lid, 14°, b) WIB 1992 bepaalt dat het volledige voordeel (woon-werkverplaatsingen en zuivere privéverplaatsingen) uit de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets is vrijgesteld voor zover de bedrijfsfiets daadwerkelijk voor woon-werkverkeer wordt gebruikt (Ci.RH.242/612.802 van 19 oktober 2011).

In toepassing van artikel 64ter, eerste lid, 3° WIB 1992 zijn sommige kosten die specifiek zijn gedaan of gedragen om het gebruik van de fiets door de personeelsleden voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling aan te moedigen ten belope van 120 pct. aftrekbaar. Artikel 64ter/47 van de administratieve commentaar (bijwerkingen vanaf 2010) bepaalt dat het gedeelte van de kosten dat betrekking heeft op de zuivere privéverplaatsingen slechts ten belope van 100 % in aftrek kan worden gebracht wanneer het daaruit voortvloeiende voordeel in hoofde van de werknemer als een belastbaar voordeel van alle aard wordt aangemerkt en door de werkgever als dusdanig op een fiche 281.10 is vermeld.

1. Volgt uit de administratieve commentaar dat de kosten met betrekking tot bedrijfsfietsen die effectief worden gebruikt voor woon-werkverplaatsingen naar verhouding van het gebruik voor woon-werkverplaatsingen, zuivere beroepsverplaatsingen en zuivere privéverplaatsingen respectievelijk voor 120 %, 100 % en 0% aftrekbaar zijn?

2. a) Moeten de werknemers bijgevolg een administratie bijhouden en deze meedelen aan de werkgever zodat deze de kostenaftrek correct kan uitsplitsen?

b) Aan welke vereisten dient de rittenadministratie te voldoen opdat zij door uw administratie als bewijs voor de aftrek van de beroepskosten wordt aanvaard?

3. a) Voegt artikel 64ter/47 Com.IB92 (bijwerking vanaf 2010) geen voorwaarde toe aan de wet door de verhoogde kostenaftrek aan 120 % te beperken tot het effectief gebruik van de bedrijfsfietsen voor woon-werkverplaatsingen? Immers artikel 64ter, 3° WIB 1992 stelt dat ten belope van 120 % aftrekbaar zijn "de kosten die specifiek zijn gedaan of gedragen om het gebruik van de fiets door de personeelsleden voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling aan te moedigen"?

b) Als lex specialis sluit het "aanmoedigen" het gebruik voor zuivere privéverplaatsingen of zuivere beroepsverplaatsingen toch niet uit?

4. a) Is artikel 64ter/47 Com.IB92 (bijwerking vanaf 2010) niet strijdig met artikel 53, 14°, WIB 1992 dat enkel voorziet dat de sociale voordelen als bedoeld in artikel 38, §1, eerste lid, 11°, WIB 1992 niet als beroepskosten worden aangemerkt?

b) Waarom zijn de kosten met betrekking tot een belastbare bezoldiging (de zuivere privéverplaatsingen), die overeenkomstig artikel 38, §1, eerste lid, 14, b), WIB 1992 weliswaar is vrijgesteld, niet aftrekbaar als beroepskosten?

5. Bent u het met mij eens dat artikel 64ter/47 Com.IB92 (bijwerking vanaf 2010) in één pennentrek de fiscale stimulans in hoofde van werkgevers om het gebruik van bedrijfsfietsen aan te moedigen, onderuit haalt door de verhoogde aftrek van 120 % drastisch te beperken en te verbinden aan een zeer zware bewijslast?

6. Volgt volgens uw administratie uit de samenlezing van artikel 64ter, 3° WIB 1992 en artikel 38, §1, eerste lid, 14, b), WIB 1992, dat het volledige voordeel van alle aard van een bedrijfsfiets voor woon-werkverplaatsingen en zuivere privéverplaatsingen vrijstelt, dat de wetgever werkelijk de bedoeling zou hebben gehad om tegelijk koud en warm te blazen om bedrijfsfietsen voor woon-werkverplaatsingen aan te moedigen in zoverre de bedrijfsfiets niet voor zuivere privéverplaatsingen en beroepsverplaatsingen wordt gebruikt?

7. a) Vallen bedrijfsfietsen ook onder de toepassing van artikel 45, §1quinquies van het Btw-Wetboek waardoor voor de btw-aftrek alsnog een rittenadministratie dient te worden bijgehouden?

b) Zo ja, dient de rittenadministratie te voldoen aan de vereisten van het Addendum van 11 december 2012, E.T. 119.650/3, randnummer 10?

c) Zo ja, is voor de toepassing van het Addendum van 11 december 2012, E.T. 119.650/3 een (elektrische) bedrijfsfiets aan te merken als een vervoermiddel?

d) Zo ja, is voor de toepassing van methode 2 zoals vermeld in het Addendum van 11 december 2012, E.T. 119.650/3 een afstand van 6.000 kilometer voor zuivere privé-verplaatsingen met een bedrijfsfiets een realistisch forfait?

e) Zo ja, telt elke bedrijfsfiets die wordt aangeschaft bij toepassing van artikel 64ter, 3° WIB 1992 mee voor het bepalen van het minimum aantal van vier vervoermiddelen voor de toepassing van methode 3 van het Addendum van 11 december 2012, E.T. 119.650/3?

ANTWOORD (van de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken)

1. - 6. Bij de redactie (in 2010) van het door het geachte lid gecontesteerde nr. 64ter/47 van de administratieve commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) is inzonderheid rekening gehouden met een verklaring van de toenmalige staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de toenmalige minister van Financiën, tijdens de parlementaire voorbereiding van de Economische Herstelwet van 27 maart 2009.

Volgens die verklaring zou de vrijstelling van het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets en toebehoren beperkt zijn tot de woonwerkverplaatsingen en zou het voordeel met betrekking tot het privégebruik van de ter beschikking gestelde fiets volgens de gewone regels belastbaar zijn (Parl. St., Senaat, zitting 2008-2009, nr. 4-1199/2, blz. 8, zie: www.senate.be).

Nadat die interpretatie in de gespecialiseerde pers ter discussie was gesteld, heeft de administratie ze, met het akkoord van de toenmalige minister van Financiën, herroepen in de administratieve circulaire nr. Ci.RH.242/612.802 van 19 oktober 2011.

De administratieve commentaar op artikel 64ter, WIB 92 is sindsdien nog niet bijgewerkt.

Mede gelet op bovenvermelde omstandigheden ben ik van oordeel dat indien de werkgever kan aantonen dat hij in artikel 64ter, 3°, b, WIB 92 bedoelde kosten specifiek heeft gedaan om zijn personeelsleden aan te moedigen om de fiets te gebruiken voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling, die kosten in hun totaliteit ten belope van 120 % als beroepskosten aftrekbaar zijn. In dat geval moet er dus geen onderscheid worden gemaakt volgens het effectieve gebruik van de ter beschikking gestelde fietsen voor woon-werk-, privé of beroepsverplaatsingen.

Ik zal mijn administratie dan ook de opdracht geven om de nrs 64ter/45 en 47 van voormelde administratieve commentaar in die zin aan te passen.

Het toepassingsgebied van beslissing E.T.119.650/3 inzake de recuperatie van de betaalde btw werd recent verduidelijkt in een publicatie van 9 september 2013 (E.T. 119.650/4).

Uit deze laatste beslissing volgt dat de methoden om het beroepsgebruik van een vervoermiddel vast te stellen uitsluitend van toepassing zijn op de vervoermiddelen uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48cc of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt bestemd voor het vervoer van personen en/of goederen over de weg. Bedrijfsfietsen worden bijgevolg uitdrukkelijk uitgesloten.

Ten aanzien van de vervoermiddelen die uitgesloten zijn van de toepassing van een van de methoden wordt het beroepsmatig gebruik in principe vastgesteld op basis van de feitelijke omstandigheden onder toezicht van de administratie. Het gebruik van een behoorlijk gehouden rittenadministratie kan de belastingplichtige die erom verzoekt nochtans niet geweigerd worden..

Ik verwijs het geachte lid naar de beslissing E.T. 119.650/ 4 voor alle verdere toelichtingen.