Parlementaire vraag nr. 785 van de heer Vanhorenbeek van 13.06.1991
Bull. nr. 711, pag. 2982
Universiteit. - Gift. - Fiscale aftrekbaarheid.
Sommige universiteiten hebben samenwerkingsakkoorden afgesloten met universiteiten, instellingen en ziekenhuizen in ontwikkelingslanden.
Mogen giften, gestort op een mecenaatsrekening van de universiteiten waarvoor een attest van fiscaal aftrekbare gift werd afgeleverd, worden aangewend voor de uitwerking van deze samenwerkingsakkoorden ?
ANTWOORD
Het uitreiken van fiscale attesten is onder meer afhankelijk van de voorwaarde dat de begunstigde instelling de giften overeenkomstig haar onbaatzuchtige doelstellingen aanwendt.
Hieruit volgt dat giften die worden aangewend voor projecten die in het kader van de door het geacht lid bedoelde samenwerkingsakkoorden worden opgezet, slechts tot belastingvrijstelling aanleiding kunnen geven, indien die projecten in de lijn liggen van de normale activiteiten van de betrokken Belgische universiteit.
Wat de algemene problematiek van het doorschuiven van giften betreft, ben ik zo vrij het geachte lid te verwijzen naar het antwoord op de vraag nr. 460 van 23 februari 1990 van de heer Sleeckx (zie bulletin van Vragen en Antwoorden, nr. 105, van 10 april 1990, Kamer, gewone zitting 1989-1990 blz. 8346).
Universiteit. - Gift. - Fiscale aftrekbaarheid.
Sommige universiteiten hebben samenwerkingsakkoorden afgesloten met universiteiten, instellingen en ziekenhuizen in ontwikkelingslanden.
Mogen giften, gestort op een mecenaatsrekening van de universiteiten waarvoor een attest van fiscaal aftrekbare gift werd afgeleverd, worden aangewend voor de uitwerking van deze samenwerkingsakkoorden ?
ANTWOORD
Het uitreiken van fiscale attesten is onder meer afhankelijk van de voorwaarde dat de begunstigde instelling de giften overeenkomstig haar onbaatzuchtige doelstellingen aanwendt.
Hieruit volgt dat giften die worden aangewend voor projecten die in het kader van de door het geacht lid bedoelde samenwerkingsakkoorden worden opgezet, slechts tot belastingvrijstelling aanleiding kunnen geven, indien die projecten in de lijn liggen van de normale activiteiten van de betrokken Belgische universiteit.
Wat de algemene problematiek van het doorschuiven van giften betreft, ben ik zo vrij het geachte lid te verwijzen naar het antwoord op de vraag nr. 460 van 23 februari 1990 van de heer Sleeckx (zie bulletin van Vragen en Antwoorden, nr. 105, van 10 april 1990, Kamer, gewone zitting 1989-1990 blz. 8346).