Parlementaire vraag nr. 17 van de heer Barzin van 16.10.1990

Onroerende inkomsten - Vergoeding huurschade.

Voor de kosten van onderhoud en herstelling van een gebouw dat voor beroepsdoeleinden verhuurd wordt, geniet de eigenaar een forfaitaire fiscale korting ten belope van 40 pct. via het huurgeld tot een maximum van twee derde van het kadastraal inkomen, vermenigvuldigd met coëfficiënt 2,60 (voor 1990).
Tijdens de huurovereenkomst gebeurt het dat het gebouw beschadigd wordt.
Op een gegeven ogenblik, b.v. omdat het gebouw niet meer gebruikt wordt, verzoekt de huurder de eigenaar, om aan de huurovereenkomst in der minne een einde te maken en stelt hij voor de vastgestelde huurschade te vergoeden.
In de veronderstelling gebeuren de opzegging van de overeenkomst en de vaststelling van de schade in der minne, maar ze kunnen ook bij beschikking van het gerecht gebeuren.
De vraag kan rijzen in alle gevallen waarin na afloop van de overeenkomst een vergoeding voor huurschade toegekend wordt.
Die vergoeding wordt vaak door de partijen karig toegemeten, maar de beschadiging die ze moet dekken, kan zeer belangrijk zijn.
Is het billijk die vergoeding, al was het gedeeltelijk, te belasten als een inkomen voor de eigenaar, hoewel ze enkel de aan de huurder te wijten schade compenseren?
Op welke momenten is het mogelijk die vergoeding, geheel of gedeeltelijk, niet met een inkomen gelijk te stellen in de verschillende bovenvermelde gevallen?

ANTWOORD

De door het geachte lid beoogde vergoeding voor huurschade is geen belastbaar inkomen, indien zij de uitzonderlijke waardevermindering compenseert die een onroerend goed werkelijk heeft ondergaan wegens de aard van de door de huurder uitgeoefende beroepswerkzaamheid en indien zij is vastgesteld ofwel in een bijzondere clausule van het huurcontract of van een afzonderlijk contract, ofwel in een rechterlijk beslissing.