Parlementaire vraag nr. 55017942C van mevrouw Vanessa Matz van 01.06.2021
Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2020-2021, CRIV 55 COM 494 d.d. 01.06.2021, blz. 50
De betaling van het voordeel van alle aard (VAA) voor het gebruik van bedrijfsvoertuigen
VRAAG (van mevrouw Matz)
De arbeiders in de bouwsector gebruiken bedrijfsvoertuigen voor beroepsdoeleinden om naar de bouwplaats te rijden. Volgens de belastingadministratie moeten ze het VAA betalen als ze zo een voertuig in hun eentje gebruiken om meer dan 40 dagen per jaar naar eenzelfde bouwplaats te rijden. De bouwprojecten van grote be drijven duren meer dan 40 dagen. De situatie zou anders zijn als de arbeider naar het bedrijf zou gaan om van daaruit met het bedrijfsvoertuig naar de bouwplaats te rijden, maar dat is absurd. De arbeider zou ook geen VAA moeten betalen als hij samen met andere collega's in het voertuig zit. Voor sommige functies verschil lende de werktijden echter van die van de rest van het team. Die situatie is nadelig voor de arbeiders in de bouwsector, want het te betalen bedrag kan oplopen tot honderden euro's per jaar of meer. De voertuigen in kwestie zijn vaak groot, waardoor de CO2-uitstoot, die de basis vormt voor de berekening van het VAA, hoger is. Bevestigt u dat het VAA in de voormelde situaties betaald moet worden? Wat is de fiscale grondslag voor die verplichting? Zult u die verplichting herzien en rekening houden met de situatie van de arbeiders in de bouw sector? De regels zijn immers discriminerend ten opzichte van de bedrijfswagens die in het weekend gebruikt mogen worden! De grote bouwbedrijven zijn bezorgd. Ik heb geen wettelijke grondslag gevonden en in sommige gevallen worden er achterstallige betalingen gevorderd tot 2016!
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Als een voertuig gratis ter beschikking gesteld wordt van een werknemer en als het gebruikt wordt voor het woon-werkverkeer, is dat een belastbaar voordeel voor die werknemer. Het begrip werkplek wordt als vanouds geïnterpreteerd als een vaste werkplek. Deze verplaatsingskosten komen dus ten laste van de werknemer. Een werkplek zoals een bouwwerf, waar de werknemer minder dan veertig dagen aan het werk is gedurende een belastbare periode dient niet als een vaste werkplek beschouwd te worden. Bij wijze van uitzondering op het voor gaande kan het voordeel van alle aard van de werknemer als een vrijgesteld sociaal voordeel beschouwd worden, voor zover alle voorwaarden met betrekking tot het door de werkgever georga niseerde collectieve transport vervuld zijn. Het verschil in fiscale behandeling is gerechtvaardigd aangezien de betrokken werk nemer zich niet eerst naar de zetel van het bedrijf hoeft te ver plaatsen.
Vanessa Matz : Waarom past de fiscus nu de veertigdagenregel toe en eist hij achterstallen op sinds de inwerkingtreding van die regel in 2016, terwijl carpoolen niet mogelijk was door de coronamaatregelen? Dat zal de werknemers een flink stuk meer kosten! Ik begrijp de logica van uw interpretatie niet. De bedrijven en de werknemers zou den deze administratieve praktijk moeten betwisten. De kwestie van de woonplaats en de veertig dagenregel mogen dan al in het sociaal recht bestaan, maar in het fiscaal recht is dat volgens mij niet het geval. Sommige bedrijven nemen zelf de door hun werknemers verschuldigde achterstallige betalingen voor hun rekening, andere doen dat niet. Men eist nu dat werknemers die niet op de hoogte waren van die maatregel duizenden euro's betalen en men vergelijkt hun voordeel nu met een volledig gebruik van een bedrijfsvoertuig, wat helemaal niet het geval is!