Parlementaire vraag nr. 55000119I van de heer Reccino Van Lommel en vraag nr. 55017002C van de heer Joy Donné van 05.05.2021
Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2020-2021, CRIV 55 COM 467 d.d. 05.05.2021, blz. 54
De plannen inzake de vergroening van de bedrijfswagens
De fiscale plannen m.b.t. de elektrificatie van bedrijfswagens
VRAAG (van de heer Van Lommel)
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, bij het luisteren naar De Ochtend op Radio 1 verslikte ik mij in mijn koffie toen ik uw toelichting hoorde in verband met de vergroening van het bedrijfswagenpark. Een en ander was immers te verwachten. Het regeerakkoord stipuleert duidelijk dat het bedrijven wil aanzetten om het wagenpark te vergroenen. Daarnaast waren er ook al de lopende wetsvoorstellen van de heer Van den Bergh, maar ook van de heer Lachaert. Dat laatste voorstel is al ingeleid en deels behandeld in de commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat en daar zullen later ook hoorzittingen over plaatsvinden. U bevestigde in uw toelichting dat de regering de ambitie heeft om alle nieuwe bedrijfswagens tegen 2026 broeikasgasvrij te maken. Dat betekent dat bedrijven die bedrijfswagens met verbrandingsmotoren blijven aanbieden aan hun medewerkers alle fiscale voordelen zouden verliezen. Die werkwijze werpt heel wat vragen op. Vandaar was ik genoodzaakt om die te vervatten in een interpellatie. Als er van aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting en dus ook in de personenbelasting, dus voor het beroepsmatig gebruik, geen sprake meer kan zijn, wat wil zeggen dat de integrale kost deel zal uitmaken van de verworpen uitgaven, zou dat de facto ook betekenen dat zowel de werknemer als de bedrijfsleider in principe niet meer belast zouden kunnen worden op een waardevoordeel in natura. Op de volledige waarde is er immers reeds een belasting geheven. Dat wil ook zeggen dat er geen sprake meer zou kunnen zijn van het belastbare aandeel, dus van het waardevoordeel in de vennootschapsbelasting. Dat is het aandeel dat dan terechtkomt in de verworpen uitgaven. Als dat waardevoordeel wel zou blijven bestaan, zou u de facto een dubbele aanslag heffen. Plant de regering in dit geval dan een afschaffing van het voordeel alle aard voor de werknemer en de bedrijfsleider indien er geen enkele aanspraak meer kan zijn op een fiscale aftrekbaarheid? Ik stelde uw voorganger in de plenaire vergadering al een vraag over de gederfde inkomsten van accijnzen en btw op brandstoffen. Op welke manier zal dat gecompenseerd worden als mensen steeds meer elektrisch gaan rijden? Daar wordt immers nooit concreet op ingegaan. Betekent dit op termijn een stijging van de brandstofprijzen, waarvan ook particulieren het slachtoffer zullen worden? Zal het misschien de elektriciteitsfactuur zijn die gaat stijgen, waardoor het gebruik van de wasmachine voor moeder de vrouw duurder zal worden? Welke fiscale behandeling plant u voor de kosten met betrekking tot het opladen van voertuigen bij de werknemer of de bedrijfsleider thuis? Daarover zijn er momenteel immers heel wat discussies met belastingcontroleurs. Men discussieert over de kosten die in aanmerking kunnen worden genomen in het kader van de aftrekbaarheid. Opteert u daarbij voor de aanpak van ernstige normen of gaat u werken op basis van bewezen kosten? Op welke wijze zullen die kosten dan bewezen geacht worden? Heeft de regering daar al een ei over gelegd? U geeft aan dat elektrische voertuigen voor 100 % fiscaal aftrekbaar zullen zijn en blijven. U weet echter dat heel wat ondernemers bezorgd zijn omdat België weinig rechtszekerheid biedt. Welke rechtszekerheid zal u hen kunnen bieden? Hoe lang wordt deze aftrekbaarheid gegarandeerd? Garandeert de minister dat voor 2023 aangekochte voertuigen een fiscale behandeling volgens het huidige systeem zullen blijven genieten? Hoe gaat u trouwens voorkomen dat bedrijven de levensduur van hun voertuigen met verbrandingsmotoren zullen verlengen tot de volledige afschrijving van het actief? Hoe rijmt u dat met de milieueffecten die de regering vooropstelt? Gelet op de communicatie van de regering dreigen voertuigen met een verbrandingsmotor in waarde te dalen, met alle gevolgen van dien voor particulieren en bedrijven. We hebben dat vroeger al gezien in een vergelijkbaar dossier. Toen u diesel duurder maakte dan benzine, waren dieselwagens plots niets meer waard. Mensen begonnen toen massaal benzinewagens te kopen, met onder andere een hogere CO2-uitstoot tot gevolg. Het had dus wel bepaalde effecten op de markt. Indien voertuigen met een verbrandingsmotor op geen enkele manier nog fiscaal aftrekbaar zijn, zullen heel wat bedrijfsleiders geneigd zijn om hun voertuig privé aan te schaffen en dus met een verbrandingsmotor te blijven rijden. Het uitkeren van een hoger loon in ruil is echter wel fiscaal aftrekbaar of men kan de liquidatiereserve nog wat aanspreken. In dat geval zal er van een waardevoordeel zelfs geen sprake meer zijn en moet er op dat waardevoordeel geen sociale bijdrage van 22 % meer worden betaald. Op welke wijze zorgt u ervoor dat deze maatregel dus niet het omgekeerde effect zal hebben? Hoe kadert u de maatregelen trouwens in het verhaal van de circulaire economie? Wat moet er gebeuren met de bestaande voertuigen? Ze exporteren naar Afrika is immers ook geen oplossing. Tijdens een hoorzitting in de commissie voor Klimaat hoorden wij eerder dat bedrijfswagens slechts voor 10 % deel uitmaken van het wagenpark en een relatief jonge gemiddelde leeftijd hebben van anderhalf jaar, terwijl particuliere voertuigen gemiddeld tien jaar oud zijn, veel vervuilender zijn en 90 % van het wagenpark uitmaken. Hoe rijmt u uw ambities met de feiten? In 2020 zijn er al nieuwe aftrekbaarheidsregels in voege gegaan die de fiscale aftrek met gemiddeld 20 % hebben doen afnemen. Ik heb hier echter nooit een evaluatie van gezien. Heeft de maatregel toen het gewenste effect gehad en bijgedragen tot de omslag naar elektrisch rijden? Is er trouwens een evaluatie gebeurd? U sprak ook over de integrale aftrekbaarheid van laadinfrastructuur indien zij ook aan derden ter beschikking zou worden gesteld en indien de energie voor de laadpaal op een groene manier wordt opgewekt. Als bedrijven de mogelijkheid niet hebben om de laadinfrastructuur aan derden ter beschikking te stellen, hoe zal de aftrekbaarheid er dan uitzien? Tot slot, ik ben geen autofreak, maar ik kijk wel graag rond naar wat er allemaal op de automarkt leeft. Ik zie dat de kostprijs van elektrische voertuigen al snel oploopt tot meer dan 50.000 euro. Ik spreek dan over auto's met een deftig rijbereik, niet over autootjes die maar 150 kilometer rijbereik hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan een wagen voor een vertegenwoordiger of een bedrijfsleider, waarvoor al snel een rijbereik van 500 kilometer nodig is. De kostprijs is voor heel wat bedrijven een struikelblok voor het maken van de omslag. Mijnheer de minister, gelooft u dat met het actueel aangekondigde aanbod, de betaalbaarheid voor bedrijven en kleine zelfstandigen gegarandeerd is? Wij moeten immers zeker en vast waken over de democratisering van het een en ander.
VRAAG (van de heer Donné)
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik wil u geruststellen, mijn uiteenzetting zal korter zijn, want ik zie dat wij 18.30 uur naderen. Ik ga beginnen met een positieve noot. Ik vind het knap dat u nu reeds met een voorstel komt. U hebt dat ook zo aangekondigd naar aanleiding van het regeerakkoord. Het is een belangrijke hervorming en dan is het nooit eenvoudig om met een project te komen. Uiteraard zijn er heel wat vragen en bedenkingen bij de uitwerking ervan. Dat is steeds zo bij een grote hervorming, en dit is een grote hervorming. Ik wil mij echter focussen op twee aspecten waarover ik in het bijzonder bekommerd ben. Ten eerste gaat het over de gebruiker met een kleinere bedrijfswagen. Het aanbod aan elektrische bedrijfswagens wordt elk jaar groter, maar wij kunnen nog steeds niet om de vaststelling heen dat ze duurder zijn. Mijn eerste grote bekommernis is of er een elektrisch alternatief zal zijn in dezelfde budgetklasse voor werknemers met een lager loon en die dus ook een kleinere bedrijfswagen ter beschikking gesteld krijgen. Daarom is het moeilijk te begrijpen en zeer problematisch dat uw plannen hybridewagens fiscaal uit de markt prijzen. Bovendien zouden die hybridewagens een goede terugvalpositie zijn voor het geval de vereiste aanpassingen aan het elektriciteitsnet achterwege blijven. En dat is op kortere termijn net een probleem in België. Daarnaast zullen ondernemingen reeds vanaf september 2021 een verhoging van die taxatie voelen, want nieuwe bedrijfswagens worden dan zwaarder belast. Voor nieuwe plug-inhybrides aangeschaft vanaf 1 januari 2023 zal nog een maximale aftrek gelden van 50 % voor het verbruik van benzine en diesel. Het gaat dus om heel wat aanpassingen, die op termijn waarschijnlijk onvermijdelijk zijn, maar de snelheid waarmee ze worden ingevoerd, kan problematisch zijn. Mijnheer de minister, welke extra begrotingsopbrengst verwacht u per jaar vanaf september 2021 tot 2026? Waarom kunt u toch niet overwegen om hybridewagens in aanmerking te nemen in de overgangsfase tot 2030 als goedkoper alternatief voor zuiver elektrische wagens en als terugvaloptie voor het geval de aanpassingen aan het elektriciteitsnet achterwege blijven? Welk beleid plant u in de komende jaren met betrekking tot de accijnzen of energieheffingen op het elektriciteitsverbruik van elektrische wagens?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van Lommel, mijnheer Donné, in het regeerakkoord hebben wij inderdaad afgesproken dat alle nieuwe bedrijfswagens vanaf 2026 broeikasgasvrij moeten zijn om de luchtkwaliteit te verbeteren, de klimaatimpact van ons transport te verminderen en innovatie in de autosector aan te moedigen, . Daaromtrent is er inderdaad ook al een voorstel ingediend door de heren Lachaert, Van den Bergh en ook de heer Vanbesien. Een tweetal weken geleden heb ik aan mijn coalitiepartners een voorstel voorgelegd om dat punt uit het regeerakkoord, met name het toewerken naar een nuluitstoot bij nieuwe bedrijfswagens vanaf 2026, uit te voeren. Dat voorstel wordt momenteel op regeringsniveau verder besproken. Na afloop daarvan, in de nabije toekomst, moet een wetsontwerp kunnen worden ingediend en in de Kamer besproken. Over de details van de maatregelen zal uitvoerig gedebatteerd kunnen worden tijdens de vergaderingen van de Kamercommissie die dat wetsontwerp in de komende maanden zal bespreken. Meer algemeen ben ik ervan overtuigd dat die maatregelen, vanwege het hoog aantal bedrijfswagens en hun intensief gebruik, een belangrijke bijdrage zullen leveren aan de noodzakelijke daling van de CO2-emissies en dat door het spillover-effect naar de private tweedehandsmarkt de maatregelen op termijn ook tot een versnelde vergroening van het private wagenpark zullen leiden. Verder kan ik ook verduidelijken dat er bij het voorstel wel degelijk rekening is gehouden met het verlenen van de nodige rechtszekerheid, een principe dat ik zelf bijzonder belangrijk vind. De voorgestelde fiscale verstrenging voor bedrijfswagens met een CO2-uitstoot wordt immers ruim op voorhand gecommuniceerd en voldoende in de tijd gespreid om ondernemingen de mogelijkheid te geven om zich daaraan aan te passen. Het is ook mijn bedoeling om niet te raken aan bestaande contracten. Er zijn trouwens vandaag al heel wat automerken die een volledig elektrisch model op de markt hebben. De komende jaren zal dit aanbod alleen maar verder uitbreiden en zal de gemiddelde prijs, die nu trouwens al vaak een eind onder de 50.000 euro uitkomt, verder dalen. Er wordt bij die prijsdiscussies ook vaak vergeten dat op dit moment de hogere aanschaffingsprijs tijdens de levensduur van de wagen voor een belangrijk deel wordt gecompenseerd door lagere verbruiks- en onderhoudskosten. Vanaf 2025 zullen bovendien meer en meer automerken overschakelen op het louter produceren van elektrische wagens. Het lijkt mij dus een vorm van goed beleid om te anticiperen op deze onomkeerbare evolutie en de fiscaliteit hierop af te stemmen. Mijnheer Van Lommel, met betrekking tot uw vraag over het voordeel van alle aard kan ik verwijzen naar het reeds lang geldende standpunt van mijn administratie, dat overigens al vaak werd bevestigd in antwoorden op parlementaire vragen, dat inhoudt dat het bedrag van het voordeel van alle aard dat bij de werknemer belastbaar is, in mindering mag worden gebracht van de verworpen uitgaven bij de werkgever. In verband met de vanaf 2020 van toepassing zijnde nieuwe aftrekbaarheidsregels, kan ik u nu nog geen cijfers bezorgen, omdat de aangiftes met betrekking tot dat belastbaar tijdperk nog moeten worden ingediend. Mijnheer Donné, in antwoord op uw eerste vraag wil ik ten slotte nog meegeven dat de cijfers uiteraard zullen worden meegedeeld in het parlementaire debat over dit voorstel. Het ligt voor de hand dat ik het Parlement de primeur wil geven van de cijfers die in het voorstel tot vergroening van de fiscaliteit van het bedrijfswagenpark zijn opgenomen.
Reccino Van Lommel : Mijnheer de minister, u heeft een voorstel gedaan aan de coalitiepartners dat zich momenteel situeert op regeringsniveau. Ik heb daar uiteraard alle begrip voor. U verwijst eigenlijk naar de besprekingen die de komende maanden zullen plaatsvinden, maar waarom doet u dan zulke verklaringen in de pers, als daar logischerwijze vragen uit voortkomen. Het lijkt mij dus niet abnormaal dat u die vragen vandaag al op uw bord krijgt. Wanneer u als minister die uitspraken doet, verwijst u naar debatten in de toekomst. Dat vind ik wel spijtig. Als dat echt iets is dat nog moet worden afgetoetst op regeringsniveau, had u die verklaringen in de pers niet moeten doen. Op zich is er niets tegen gedragsgestuurde fiscaliteit. Daar kan niemand tegen zijn, maar de vraag is alleen: op welke haalbare manier regelt men dat? U geeft aan dat wij naar een noodzakelijke daling van de CO2-uitstoot moeten evolueren. U wil dat doen via de bedrijfswagens, die op dit moment tien procent van de voertuigen op de weg uitmaken. U wil daarna ook de shift maken naar de privémarkt, omdat de voertuigen er een tweede leven krijgen. Wat zijn die batterijen echter nog waard na 150.000 kilometer? Die auto's zijn dan niks meer waard. Dat zal de toekomst allemaal nog moeten uitwijzen. U wijst erop dat wij moeten anticiperen op wat de markt vandaag doet. Ik heb mijn oor ook te luisteren gelegd bij een aantal automerken. Ik vroeg ze op de man af wat de prijzen zullen doen, omdat wordt gesteld dat de verkoopprijs in de toekomst zal dalen, wanneer de productie stijgt. Het antwoord is vaak negatief. Hoe dan ook zal een elektrische wagen in de toekomst duurder zijn dan wat de consument vandaag betaalt. Mijnheer de minister, ik heb heel concrete vragen ingediend, die heel pertinent zijn en heel nauw aansluiten bij wat u in de pers hebt verklaard. U hebt echter niet echt een antwoord gegeven. Mijn bezorgdheden zijn dus helemaal niet weg. Mevrouw de voorzitster, dat betekent ook dat ik een motie van aanbeveling zal indienen in de hoop dat mijn bezorgdheden zeker zullen worden meegenomen in die besprekingen, aangezien het hele verhaal op dit moment nog wordt besproken binnen de regering. Indien de regering dus overgaat naar de elektrificatie van het bedrijfswagenpark, kan ze dat aldus op een minder agressieve wijze doen op het vlak van de fiscale aftrekbaarheid. Mijnheer de minister, u weet immers dat de gedane verklaringen heel wat bedrijven bezorgd hebben gemaakt. Zoals ik al aangaf, is het dossier nog niet afgeklopt, maar is de bezorgdheid nu al door de markt geuit. U moet weten dat, wanneer u dergelijke verklaringen doet, de tweedehandsmarkt altijd mee reageert op het hele verhaal. Dat hebben wij in het verleden ook gezien. Daaraan wordt blijkbaar onvoldoende gedacht. Mevrouw de voorzitster, bij deze overhandig ik u alvast de motie.
Moties
De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Reccino Van Lommel en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Reccino Van Lommel
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding,
- gelet op het regeerakkoord inzake de ambitie tot de vergroening van bedrijfswagens;
- gelet op de aankondigingen van de regering dat nieuwe bedrijfswagens tegen 2026 broeikasgasvrij moeten zijn en wie bedrijfswagens met verbrandingsmotoren blijft aanbieden aan medewerkers alle fiscale voordelen ter zake zal verliezen;
- gelet op de hoge kostprijs van elektrische voertuigen met een groot rijbereik, die snel oploopt tot meer dan 50.000 euro;
- overwegende dat de hoge kostprijs een democratisering in de weg staat;
- overwegende dat de regering op zoek zal moeten gaan naar methoden om de gederfde inkomsten van btw en accijnzen uit brandstoffen te compenseren en de factuur zal worden doorgeschoven naar de bevolking;
- gelet op het feit dat bedrijfswagens slechts voor 10 % deel uitmaken van de ingeschreven voertuigen met een gemiddelde leeftijd van 1,5 jaar en private voertuigen de overige 90% en een gemiddelde leeftijd van 10 jaar vertegenwoordigen met dus een grotere impact op het milieu;
- overwegende dat de aankondigingen van de regering ertoe bijdragen dat alle voertuigen met een verbrandingsmotor in waarde verminderen;
- gelet op de aangepaste aftrekbaarheidsregels die tijdens inkomstenjaar 2020 in voege zijn gegaan en het effect ervan tot op vandaag niet afdoende is geëvalueerd, doch reeds een gemiddelde aftrekbeperking van 20% hebben geïmpliceerd;
- gelet op de onduidelijkheid rond de bevoorradingszekerheid van energie vanaf 2026;
- gelet op de trage uitrol van laadvoorzieningen;
- overwegende de creativiteit die bedrijfsleiders door deze maatregelen aan de dag zullen leggen en dewelke een tegengesteld effect zullen impliceren;
- overwegende dat het uit het verkeer halen van voertuigen met een verbrandingsmotor om ze vervolgens te exporteren naar andere continenten geen oplossing is en ingaat tegen de ambities rond de circulaire economie;
- gelet op de zeer hoge autobelasting in België ten opzichte van andere landen;
vraagt de regering
- over te gaan tot een minder agressieve afbouw van de fiscale aftrekbaarheid voor bedrijfswagens met een verbrandingsmotor, opdat de omslag haalbaar en betaalbaar is voor iedereen;
- te garanderen dat de fiscale aftrek van volledig elektrische bedrijfswagens 100 % blijft;
- hieruit voortvloeiend een fiscale aftrekbaarheid van laadpalen te garanderen van 100 % zonder bijkomende voorwaarden zoals een terbeschikkingstelling aan derden en de herkomst van de energie;
- een open en transparant plan uit te werken dat aantoont hoe de gederfde fiscale inkomsten uit brandstoffen zullen worden gecompenseerd en wie deze rekening zal betalen;
- in geval van het integraal schrappen van de fiscale aftrek van bedrijfswagens het voordeel alle aard voor werknemers en werkgevers niet meer belastbaar zal zijn, omdat anders een dubbele aanslag wordt geheven;
- de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen bij de communicatie van het beleid ter zake opdat de tweedehandswaarde van voertuigen met verbrandingsmotoren gegarandeerd blijft;
- een heldere regeling uit te werken voor de fiscale behandeling van onkosten met betrekking tot het opladen van elektrische voertuigen bij de werknemer of bedrijfsleider thuis, zodat deze eenduidig ais bewezen kunnen worden geacht;
- de ongewenste neveneffecten van de gecommuniceerde fiscale beperking te onderzoeken, waaronder het verlengen van de levensduur van bestaande bedrijfsvoertuigen na volledige afschrijving (waarbij de boekwaarde na 5 jaar doorgaans op nul staat), het aankopen van een wagen met verbrandingsmotor op privénaam opdat er geen waardevoordelen en sociale bijdragen verschuldigd zijn, ..."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Steven Matheï.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Joy Donné : Mijnheer de minister, ik heb een beetje moeten lachen met uw antwoord op mijn eerste vraag over de begrotingsopbrengst, waarin u zegt dat u de primeur aan het Parlement wilt laten. Waar zitten wij nu dan? Ik dacht dat wij in het Parlement zijn, maar dat zal dan op een ander moment nog aan bod komen. Voor het overige is snel gaan op zich niet slecht, maar iedereen moet mee zijn. De infrastructuur moet ook volgen en ik denk dat u daaromtrent wel op moeilijkheden zou kunnen botsen, waardoor uw vergroening van het wagenpark eerder een elektrificatie zal zijn dan een vergroening. Wij wachten echter op de teksten waarover nog onderhandeld wordt en dan volgen nog meer vragen.