Artikel 306, WIB 92
Art. 306, § 2, eerste lid (vervangen) en tweede lid, en § 3, eerste lid (vervangen) en tweede lid, treedt in werking voor alle of bepaalde categorieën van houders van een ondernemingsnummer, evenals voor natuurlijke personen, op een datum respectievelijk te bepalen door de Koning, en ten laatste op 01.01.2028 (art. 18 en 222, W 12.05.2024 - B.S. 30.05.2024; Numac: 2024003880)
§ 1. Volgens de regels en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalde categorieën van belastingplichtigen vrijstellen van de in artikel 305 vermelde aangifteplicht in de personenbelasting.
Die belastingplichtigen zijn niettemin verplicht een aangifte te doen wanneer hen dat uitdrukkelijk gevraagd wordt door een daartoe gemachtigd ambtenaar van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen.
§ 2. Aan de belastingplichtigen die overeenkomstig § 1 van aangifteplicht zijn vrijgesteld wordt een voorstel van vereenvoudigde aangifte verzonden. Dit voorstel vermeldt de belastbare grondslag en de daarop verschuldigde belasting, zomede alle inlichtingen en gegevens die in aanmerking zijn genomen.
In afwijking van het eerste lid en volgens de regels en onder de voorwaarden die Hij vaststeld, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de gevallen bepalen waarin de administratie geen voorstel van vereenvoudigde aangifte moet verzenden.
§ 3. Indien de belastingplichtige niet akkoord gaat met het voorstel van vereenvoudigde aangifte, dient hij de administratie daarvan binnen de maand na de datum van de verzending van dat voorstel in kennis te stellen met vermelding van zijn motieven via het daarvoor bestemde antwoordformulier.
Bovendien dient de belastingplichtige binnen dezelfde termijn iedere onjuistheid of onvolledigheid van het voorstel van vereenvoudigde aangifte aan de administratie mede te delen via het daarvoor bestemde antwoordformulier.
§ 4. Het voorstel van vereenvoudigde aangifte, aangevuld met de gegevens die de belastingplichtige binnen de in § 3 vermelde termijn heeft ter kennis gebracht, heeft dezelfde waarde als een in de voorgeschreven vormen en termijnen gedane aangifte.
Indien de belastingplichtige evenwel de in § 3, tweede lid, vermelde verplichting niet heeft nageleefd wordt het voorstel van vereenvoudigde aangifte met een onvolledige of onjuiste aangifte gelijkgesteld.