Commentaar van art. 306, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking van 01.01.2010
TITEL VII: VESTIGING EN INVORDERING
HOOFDSTUK II: Aangifte
Afdeling I: Aangifte inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting,
rechtspersonenbelasting en belasting van niet-inwoners
Art. 306, WIB 92
V. VRIJSTELLING VAN AANGIFTEPLICHT IN DE PB A.1. Bedoelde belastingplichtigen tot en met aj. 2010 2. Belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid 3. Belastingplichtigen die slechts bepaalde belastbare inkomsten moeten aangeven A.2. Bedoelde belastingplichtigen vanaf aj. 2011 B. Aanslagjaar waarvoor de vrijstelling van aangifteplicht geldt C. Indiening van een aangifte op verzoek van de administratie | |
VI. HET VOORSTEL VAN AANSLAG-HET VOORSTEL VAN VEREENVOUDIGDE AANGIFTE D. Opschorting en hervatting van het geautomatiseerde systeem | 306/25-32.1 306/25-38 306/25-26 306/27 306/28 306/29-30 306/31-32 306/32.1 |
B. Niet-akkoord met het voorstel C. Onjuistheid of onvolledigheid van het voorstel | 306/33-39 306/33 306/34 306/35-36 306/37-39 306/37-38 306/39 |
VIII. WAARDE VAN HET VOORSTEL OP HET VLAK VAN DE AANSLAGPROCEDURE A. Gelijkstelling met een regelmatig ingediende aangifte B. Gelijkstelling met een onvolledige of onjuiste aangifte | 306/40-44 306/40-41 306/42-43 306/42 306/43 306/44 |
306/45 |
Artikel 306, WIB 92
I. WETTEKST
Nummer 306/0
Van toepassing tot en met aj. 2010:
Art. 306. - § 1. Volgens de regels en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalde categorieën van belastingplichtigen vrijstellen van de in artikel 305 vermelde aangifteplicht in de personenbelasting.
Die belastingplichtigen zijn niettemin verplicht een aangifte te doen wanneer hen dat uitdrukkelijk gevraagd wordt door een daartoe gemachtigd ambtenaar van de Administratie der directe belastingen.
§ 2. Aan de belastingplichtigen die overeenkomstig § 1 van aangifteplicht zijn vrijgesteld wordt een voorstel van aanslag toegestuurd. Dit voorstel vermeldt de belastbare grondslag en de daarop verschuldigde belasting, zomede alle inlichtingen en gegevens die in aanmerking zijn genomen.
In afwijking van het eerste lid en volgens de regels en onder de voorwaarden die Hij vaststelt, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de gevallen bepalen waarin de administratie geen voorstel van aanslag moet toesturen.
§ 3. Indien de belastingplichtige niet akkoord gaat met het voorstel van aanslag, dient hij de administratie daarvan binnen de maand na de datum van de verzending van dat voorstel in kennis te stellen met vermelding van zijn motieven.
Bovendien dient de belastingplichtige binnen dezelfde termijn iedere onjuistheid of onvolledigheid van het voorstel van aanslag aan de administratie mede te delen.
§ 4. Het voorstel van aanslag, aangevuld met de gegevens die de belastingplichtige binnen de in § 3 vermelde termijn heeft ter kennis gebracht, heeft dezelfde waarde als een in de voorgeschreven vormen en termijnen gedane aangifte.
Indien de belastingplichtige evenwel de in § 3, tweede lid, vermelde verplichting niet heeft nageleefd wordt het voorstel van aanslag met een onvolledige of onjuiste aangifte gelijkgesteld.
Van toepassing vanaf aj. 2011:
Art. 306. - § 1. Volgens de regels en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalde categorieën van belastingplichtigen vrijstellen van de in artikel 305 vermelde aangifteplicht in de personenbelasting.
Die belastingplichtigen zijn niettemin verplicht een aangifte te doen wanneer hen dat uitdrukkelijk gevraagd wordt door een daartoe gemachtigd ambtenaar van de Administratie der directe belastingen.
§ 2. Aan de belastingplichtigen die overeenkomstig § 1 van aangifteplicht zijn vrijgesteld wordt een voorstel van vereenvoudigde aangifte toegestuurd. Dit voorstel vermeldt de belastbare grondslag en de daarop verschuldigde belasting, zomede alle inlichtingen en gegevens die in aanmerking zijn genomen.
In afwijking van het eerste lid en volgens de regels en onder de voorwaarden die Hij vaststelt, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de gevallen bepalen waarin de administratie geen voorstel van vereenvoudigde aangifte moet toesturen.
§ 3. Indien de belastingplichtige niet akkoord gaat met het voorstel van vereenvoudigde aangifte, dient hij de administratie daarvan binnen de maand na de datum van de verzending van dat voorstel in kennis te stellen met vermelding van zijn motieven.
Bovendien dient de belastingplichtige binnen dezelfde termijn iedere onjuistheid of onvolledigheid van het voorstel van vereenvoudigde aangifte aan de administratie mede te delen.
§ 4. Het voorstel van vereenvoudigde aangifte, aangevuld met de gegevens die de belastingplichtige binnen de in § 3 vermelde termijn heeft ter kennis gebracht, heeft dezelfde waarde als een in de voorgeschreven vormen en termijnen gedane aangifte.
Indien de belastingplichtige evenwel de in § 3, tweede lid, vermelde verplichting niet heeft nageleefd wordt het voorstel van vereenvoudigde aangifte met een onvolledige of onjuiste aangifte gelijkgesteld.
II. KB/WIB 92
Nummer 306/1
Van toepassing tot en met aj. 2010:
Afdeling VIII. Vrijstelling van aangifteplicht in de personenbelasting (Wetboek van de inkomstenbelastin-gen 1992, artikel 306)
Art. 178. - § 1. De belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid worden van aangifte-plicht in de personenbelasting vrijgesteld en de administratie is er niet toe gehouden hen een voorstel van aanslag toe te sturen ingeval hun belastbare inkomsten minder bedragen dan:
1° de belastingvrije som indien het gaat om een belastingplichtige die alleen wordt belast;
2° de samengetelde belastingvrije sommen indien het om echtgenoten gaat.
§ 2. Van aangifteplicht in de personenbelasting worden eveneens vrijgesteld de belasting-plichtigen die geen andere belastbare inkomsten moeten aangeven dan:
1° inkomsten van onroerende goederen die belastbaar zijn ten belope van het kadastraal inkomen;
2° pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen, met uitzondering van:
a) kapitalen en afkoopwaarden;
b) omzettingsrenten van kapitalen en afkoopwaarden;
c) inkomsten van pensioensparen.
In afwijking van het eerste lid geldt de vrijstelling van aangifteplicht niet voor de volgende belastingplichtigen:
1° niet-hertrouwde weduwen of weduwnaars die één of meer kinderen ten laste hebben;
2° ongehuwde vaders of moeders die één of meer kinderen ten laste hebben;
3° belastingplichtigen met één of meer kinderen van minder dan 3 jaar ten laste;
4° belastingplichtigen voor het jaar van huwelijk indien hun echtgenoot geen bestaansmiddelen van meer dan 1.690 EUR netto heeft;
5° weduwen of weduwnaars voor het jaar van het overlijden van hun echtgenoot indien die echtgenoot geen bestaansmiddelen van meer dan 1.690 EUR netto heeft gehad.
In afwijking van het eerste lid geldt de vrijstelling van aangifteplicht evenmin voor de belastingplichtigen die:
1° inkomsten van buitenlandse oorsprong hebben;
2° aftrekbare interesten betalen;
3° uitgaven doen die recht geven op een belastingvermindering;
4° aftrekbare bestedingen doen;
5° voorafbetalingen verrichten.
Voor het aanslagjaar 2010 worden evenwel vrijgesteld van de aangifteplicht in de personen-belasting de belastingplichtigen:
- die voor de aanslagjaren 2009 en 2010 geen andere elementen moeten aangeven dan de pensioe-nen bedoeld onder a, d en f van vak V.A.1 van de aangifte, en
- in hoofde van wie bij de inkohiering voor het aanslagjaar 2009 een bedrag tussen 0,01 EUR en 180 EUR aan bedrijfsvoorheffing is verrekend.
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de grens van 180 EUR beoordeeld per aangifte en niet voor elk van de twee echtgenoten of wettelijk samenwonenden afzonderlijk.
Deze vrijstelling van aangifteplicht geldt niet voor de belastingplichtigen die:
- inkomsten van buitenlandse oorsprong hebben;
- het voorgaande aanslagjaar hun aangifte hebben ingediend langs een andere weg dan via "Tax On Web-ambtenaar", zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 maart 2009 tot vast-legging van het model van het aangifteformulier inzake personenbelasting voor het aanslagjaar 2009;
- voor het aanslagjaar 2010 voorafbetalingen hebben gedaan;
- in de loop van het jaar 2009 overleden zijn, noch voor hun erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden;
- van ambtswege geschrapt zijn;
- in het buitenland verblijven;
- geen gekend adres hebben.
§ 3. De vrijstelling van aangifteplicht is van toepassing voor het aanslagjaar waarvan het belastbaar tijdperk volgt op een kalenderjaar waarin aan de in § 1 of § 2 vermelde voorwaarden is voldaan.
Van toepassing vanaf aj. 2011:
Art. 178. - § 1. De belastingplichtigen zijn, krachtens artikel 306, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vrijgesteld van aangifteplicht in de personenbelasting en ze ontvangen, krachtens artikel 306, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, een voorstel van vereenvoudig-de aangifte voor het aanslagjaar waarvan het belastbaar tijdperk volgt op een kalenderjaar waarin ze geen andere belastbare inkomsten en elementen hebben aangegeven dan die als bedoeld in § 2, en voor zover ze niet worden uitgesloten van de vrijstelling krachtens § 3.
§ 2. Belastingplichtigen worden van aangifteplicht in de personenbelasting vrijgesteld en ontvangen een door de administratie opgesteld voorstel van vereenvoudigde aangifte, wanneer ze geen andere belastbare inkomsten en elementen moeten aangeven dan:
1° wettelijke pensioenen verkregen vanaf de wettelijke pensioenleeftijd en de achterstallen daarvan;
2° overlevingspensioenen en de achterstallen daarvan;
3° gezamenlijk belastbare andere pensioenen, renten, de omzettingsrenten uitgezonderd, kapitalen, afkoopwaarden, en als zodanig geldende toelagen en de achterstallen daarvan;
4° werkloosheidsuitkeringen en de achterstallen daarvan;
5° wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en de achterstallen daarvan;
6° uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen;
7° uitgaven betaald voor prestaties betaald met dienstencheques;
8° bedrijfsvoorheffing en voorafbetalingen;
9° persoonlijke gegevens en gezinslasten;
10° niet ingehouden persoonlijke sociale bijdragen.
§ 3. In afwijking van § 2 geldt de vrijstelling van aangifteplicht niet voor de belastingplichtigen die:
1° inkomsten van buitenlandse oorsprong moeten aangeven;
2° een of meer rekeningen in het buitenland bezitten;
3° in de loop van het belastbare tijdperk overleden zijn. De vrijstelling geldt dan evenmin voor hun erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden die de aangifte van de overledene moeten indie-nen;
4° van ambtswege uit de bevolkingsregisters geschrapt zijn;
5° hun woonplaats in het buitenland hebben;
6° geen gekend adres hebben;
7° beroepsinkomsten hebben die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op hun andere inkomsten;
8° echtgenoot van een in 7° bedoelde belastingplichtige zijn;
9° een deel 2 van de aangifte hebben ingevuld of moeten invullen.
Art. 178/1. - Krachtens artikel 306, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, is de administratie er niet toe gehouden een voorstel van vereenvoudigde aangifte te sturen aan de door artikel 178 van aangifteplicht vrijgestelde belastingplichtigen van wie de belastbare inkomsten minder bedragen dan:
1° de belastingvrije som indien het gaat om belastingplichtigen die alleen worden belast;
2° de samengetelde belastingvrije sommen van de beide belastingplichtigen wanneer een gemeen-schappelijke aanslag moet worden gevestigd.
Art. 178: - ingevoegd bij art. 1 en 2, KB 09.05.1994, inwerkingtreding vanaf aj. 94
- § 1, 1°, gewijzigd bij art. 19, KB 11.12.2006 (BS, 18.12.2006), met ingang van 28.12.2006
- § 1, inleidende zin vervangen bij art. 1, 1°, KB 02.03.2010 (BS 09.03.2010), met ingang van 09.03.2010
- § 2, aangevuld bij art. 1, 2°, KB 02.03.2010 (BS 09.03.2010), met ingang van 09.03.2010.
- gewijzigd bij art. 1, KB 23.03.2011 (BS 30.03.2011)
Art. 178/1: ingevoegd bij art. 2, KB 23.03.2011 (BS 30.03.2011)
III. HISTORIEK
A. ART. 306, WIB 92
1. INVOEGING IN HET WIB 92
Nummer 306/2
Krachtens art. 306, WIB 92, zoals ingevoegd in het WIB 92 bij de coördinatie door KB 10.04.1992 (oorsprong: art. 213, WIB, zoals gewijzigd bij art. 36, W 03.11.1976) zijn belastingplichti-gen die slechts over bescheiden inkomsten beschikken, vrijgesteld van de algemene verplichting tot jaarlijkse aangifte (1).
(1) Art. 306, WIB 92, zoals ingevoegd in het WIB 92, bij de coördinatie door KB 10.04.1992, luidde als volgt:
"Volgens de regels en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, kan de Koning belastingplichtigen met een bescheiden inkomen vrijstellen van de jaarlijkse hernieuwing van hun aangifte.
Die belastingplichtigen zijn niettemin gehouden een aangifte te doen wanneer hun dat uitdrukkelijk gevraagd wordt door een daartoe gemachtigde ambtenaar van de Administratie der directe belastingen".
2. W 28.12.1992
Nummer 306/3
Ingevolge de wijziging van art. 306, WIB 92, door art. 17, W 28.12.1992 (V 2212 – Bull. 725), werd de vrijstelling van aangifteplicht voor belastingplichtigen met een bescheiden inkomen vervangen door een vrijstelling van aangifteplicht voor "bepaalde categorieën van belastingplichtigen" (2). Die wijziging bracht dus met zich mee dat de vrijstelling van aangifteplicht niet langer beperkt was tot belastingplichtigen met een bescheiden inkomen.
(2) Art. 306, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 17, W 28.12.1992, luidde als volgt:
"Volgens de regels en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalde categorieën van belastingplichtigen vrijstellen van de in artikel 305 ver-melde aangifteplicht in de personenbelasting".
Nummer 306/4
Die maatregel had tot doel om in het kader van het automatiseringsproject BELCOTAX een groot aantal rijksinwoners van aangifteplicht vrij te stellen en dus de fiscale verplichtingen van de betrokkenen zo veel mogelijk te beperken.
Nummer 306/5
…
3. W 05.07.1994
Nummer 306/6
Ingevolge de wijzigingen door art. 1, W 05.07.1994 (V 2322 – Bull. 742) wordt art. 306, § 1, 1e lid, WIB 92, gevormd door de tekst van art. 306, WIB 92, zoals die bestond na de wijziging bij art. 17, W 28.12.1992 (zie 306/3).
Art. 1, W 05.07.1994, heeft art. 306, WIB 92, tevens als volgt aangevuld:
- invoeging in § 1 van een tweede lid dat bepaalt dat de in principe van aangifteplicht vrijgestelde belastingplichtigen toch een aangifte moeten doen wanneer hen dat uitdrukkelijk wordt gevraagd door de administratie;
- inlassing van de §§ 2 tot 4 waarin wordt bepaald dat:
* aan de van aangifteplicht vrijgestelde belastingplichtigen in principe een voorstel van aanslag wordt toegestuurd;
* de belastingplichtige die niet akkoord gaat met het voorstel van aanslag, de administratie hier-van in kennis moet stellen binnen één maand na de datum van de verzending van dat voorstel en bovendien binnen dezelfde termijn iedere onjuistheid of onvolledigheid van het voorstel aan de administratie moet meedelen;
* het voorstel van aanslag, aangevuld met de gegevens die de belastingplichtige binnen de voor-geschreven termijn heeft ter kennis gebracht, dezelfde waarde heeft als een in de voorgeschre-ven vormen en termijnen gedane aangifte en wordt gelijkgesteld met een onvolledige of onjuis-te aangifte indien de belastingplichtige de verplichting tot mededeling van iedere onjuistheid of onvolledigheid niet heeft nageleefd.
Art. 306, WIB 92, is in voormelde vorm van toepassing vanaf aj. 1994 tot en met aj. 2010.
4. W 29.12.2010
Nummer 306/7.0
Teneinde de terminologie van art. 306, WIB 92, beter in overeenstemming te brengen met de praktische uitwerking van dit artikel werden de woorden "voorstel van aanslag" vervangen door de woorden "voorstel van vereenvoudigde aangifte" (art. 27 van de Wet houdende diverse bepalingen (I) van 29.12.2010, BS 31.12.2010).
De huidige bepaling van art. 306, WIB 92, is van toepassing vanaf het aj. 2011.
B. Art. 178 en 178/1, KB/WIB 92
Nummer 306/7.1
Art. 178, KB/WIB 92, bepaalt de categorieën van belastingplichtigen die zijn vrijgesteld van aangifteplicht. Voormeld artikel werd gewijzigd door art. 2, KB 09.05.1994 (V 2305, Bull. 740), art. 19, KB 11.12.2006 en art. 1, KB 02.03.2010 en is in die vorm van toepassing tot en met het aj. 2010.
Art. 1 van het KB 23.03.2011 heeft art. 178, KB/WIB 92, grondig gewijzigd: de criteria krachtens dewelke belastingplichtigen van aangifteplicht zijn vrijgesteld en een voorstel van vereenvou-digde aangifte ontvangen, werden aangepast.
Bovendien voegt art. 2 van voormeld KB een nieuw artikel in in het KB/WIB 92 met name art. 178/1.
Dit artikel bepaalt de categorie van belastingplichtigen die vrijgesteld zijn van aangifteplicht in de personenbelasting en aan wie geen voorstel van vereenvoudigde aangifte moet worden toege-stuurd. Dit nieuwe artikel herneemt grotendeels de bepaling van het oud art. 178, § 1, KB/WIB 92. Het gewijzigde art. 178, KB/WIB 92, en het nieuw ingevoegde art. 178/1, KB/WIB 92, zijn van toepassing vanaf aj. 2011.
IV. ALGEMEEN
Nummer 306/8.0
Gelet op de doorgevoerde wijzigingen zoals vermeld in 306/3 t.e.m. 306/7.1 wordt bij de commentaar van art. 306, WIB 92, art. 178, KB/WIB 92, en art. 178/1, KB/WIB 92, waar nodig, een onderscheid gemaakt tussen:
- de regels van toepassing op de vrijstelling van aangifteplicht en het voorstel van aanslag tot en met het aj. 2010, daarbij rekening houdend met de wijzigingen ingevoerd door W 28.12.1992, W 05.07.1994, KB 09.05.1994, KB 11.12.2006 en KB 02.03.2010 en
- de regels van toepassing op de vrijstelling van aangifteplicht en het voorstel van vereenvoudigde aangifte, als gevolg van de wijzigingen ingevoerd door W 29.12.2010 en KB 23.03.2011 en van toepassing met ingang van aj. 2011.
Tenzij anders vermeld, wordt hierna met de term "voorstel" zowel het voorstel van aanslag (van toepassing tot en met aj. 2010) als het voorstel van vereenvoudigde aangifte (van toepassing vanaf aj. 2011) bedoeld.
Nummer 306/8.1
Krachtens art. 306, WIB 92:
- kunnen bepaalde categorieën van belastingplichtigen bij KB worden vrijgesteld van de jaarlijkse aangifteplicht in de PB. Die belastingplichtigen zijn echter verplicht toch een aangifte te doen wan-neer hen dat uitdrukkelijk wordt gevraagd door een daartoe gemachtigde ambtenaar van de Admini-stratie der directe belastingen (zie 306/9 tot 22);
- wordt aan de belastingplichtigen die zijn vrijgesteld van aangifteplicht, een voorstel toegestuurd. Bij KB kunnen echter de gevallen worden bepaald waarin de administratie geen voorstel moet toesturen (zie 306/25 tot 32.1);
- moet de belastingplichtige, indien hij niet akkoord gaat met het voorstel, de administratie hiervan met vermelding van zijn motieven in kennis stellen binnen de maand na de datum van verzending van het voorstel. Bovendien moet de belastingplichtige binnen dezelfde termijn iedere onjuistheid of onvolledigheid van het voorstel aan de administratie meedelen (zie 306/33 tot 39);
- heeft het voorstel, aangevuld met de gegevens die de belastingplichtige binnen de voorgeschreven termijn heeft ter kennis gebracht, dezelfde waarde als een in de voorgeschreven vormen en termij-nen gedane aangifte. Indien de belastingplichtige echter de in de 3e gedachtenstreep, 2e zin, ver-melde verplichting niet heeft nageleefd, wordt het voorstel met een onvolledige of onjuiste aangifte gelijkgesteld (zie 306/40 tot 44).
V. VRIJSTELLING VAN AANGIFTEPLICHT IN DE PB
A.1. BEDOELDE BELASTINGPLICHTIGEN TOT EN MET HET AJ. 2010
1. Algemeen
Nummer 306/9
In uitvoering van art. 306, § 1, 1e lid, WIB 92, bepaalt art. 178, §§ 1 en 2, KB/WIB 92, de categorieën van belastingplichtigen die zijn vrijgesteld van de in art. 305, WIB 92, vermelde aangifte-plicht in de PB.
Art. 178, KB/WIB 92, onderscheidt ter zake twee categorieën van belastingplichtigen:
1° de belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid ingeval hun belastbare inkomsten minder bedragen dan de belastingvrije som;
2° de belastingplichtigen die slechts bepaalde belastbare inkomsten moeten aangeven.
Wat deze tweede categorie van belastingplichtigen betreft, wordt in bepaalde gevallen evenwel afgeweken van het principe van vrijstelling van aangifteplicht (cf. art. 178, § 2, 2e, 3e en 5e lid, KB/WIB 92 - zie 306/17, 18 en 18.2).
Nummer 306/10
…
2. Belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid
a) Regel
Nummer 306/11
Overeenkomstig art. 178, § 1, KB/WIB 92, worden de belastingplichtigen zonder beroeps-werkzaamheid in beginsel (zie evenwel 306/20) van aangifteplicht in de PB vrijgesteld ingeval hun belastbare inkomsten minder bedragen dan:
1° de belastingvrije som indien het een alleenstaande belastingplichtige betreft;
2° de samengetelde belastingvrije sommen indien het echtgenoten betreft.
Nummer 306/12
Voor de toepassing van de vrijstelling van aangifteplicht bij belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid moeten dus de volgende twee voorwaarden tegelijk vervuld zijn:
- de belastingplichtigen mogen geen beroepswerkzaamheid uitoefenen;
- hun belastbare inkomsten moeten minder bedragen dan de belastingvrije som.
b) Begrip "belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid"
Nummer 306/13
Onder "belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid" moet worden verstaan de belastingplichtigen die geen in de PB belastbare beroepsinkomsten als bedoeld in art. 23, § 1, WIB 92, hebben behaald of verkregen, doch slechts inkomsten van onroerende goederen, inkomsten van roerende goederen en kapitalen, diverse inkomsten en/of niet in de PB belastbare inkomsten (b.v. in art. 38, § 1, eerste lid, 2° tot 4°, WIB 92, bedoelde vrijgestelde pensioenen, dotaties en tegemoetkomingen, het bestaansminimum enz.).
c) Begrip "belastingvrije som"
Nummer 306/14
Onder belastingvrije som moet worden verstaan het basisbedrag van de belastingvrije som (zie art. 131, WIB 92, bedragen te indexeren overeenkomstig art. 178, WIB 92), in voorkomend geval verhoogd met bepaalde toeslagen voor de belastingplichtige zelf, voor personen ten laste en/of voor bijzondere gezinstoestanden.
3. Belastingplichtigen die slechts bepaalde belastbare inkomsten moeten aangeven
a) Regel
Nummer 306/15.0
Overeenkomstig art. 178, § 2, 1e lid, KB/WIB 92, worden van aangifteplicht in de PB in principe (zie evenwel 306/20) vrijgesteld, de belastingplichtigen die geen andere belastbare inkomsten moeten aangeven dan:
1° inkomsten van onroerende goederen die belastbaar zijn ten belope van het (in voorkomend geval met 40% verhoogde) KI;
en/of
2° pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen met uitzondering van:
- kapitalen en afkoopwaarden (bijvoorbeeld van een aanvullend pensioen);
- omzettingsrenten van kapitalen en afkoopwaarden;
- inkomsten van pensioensparen.
Ter zake worden dus inzonderheid beoogd de gepensioneerde belastingplichtigen die uitsluitend bepaalde pensioenen (bv. de renten van een wettelijk pensioen) en bepaalde inkomsten van onroerende goederen hebben verkregen, ongeacht het bedrag van die inkomsten.
Nummer 306/15.1
Overeenkomstig art. 178, § 2, 4° lid, KB/WIB 92, worden specifiek voor aj. 2010 bepaalde belastingplichtigen vrijgesteld van aangifteplicht met name:
- diegenen die voor de ajn. 2009 en 2010 geen andere elementen moeten aangeven dan de wettelijke pensioenen, overlevingspensioenen en andere gezamenlijk belastbare pensioenen en renten (uitge-zonderd omzettingsrenten) en
- in hoofde van wie bij de inkohiering voor het aj. 2009 een bedrag tussen 0,01 euro en 180 euro aan BV is verrekend.
Ingeval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de grens van 180 euro beoordeeld per aangifte.
Nummer 306/16
De in art. 178, § 2, 1e lid, KB/WIB 92, bedoelde in België gelegen onroerende goederen waarvan de inkomsten belastbaar zijn ten belope van het (in voorkomend geval met 40% verhoogde) KI zijn (zie art. 7, WIB 92):
- de woning die de belastingplichtige betrekt en waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhou-der of vruchtgebruiker is (3);
(3) Vanaf aj. 2006 wordt voormeld onroerend inkomen overeenkomstig art. 12, § 3, WIB 92, vrijgesteld. Art. 12, § 3, WIB 92, is evenwel niet van toepassing wanneer de in art. 526, § 1, WIB 92, voorziene overgangsbepaling van toepassing is.
- de niet-verhuurde gebouwde onroerende goederen;
- de niet-verhuurde ongebouwde onroerende goederen en materieel en outillage;
- ongebouwde onroerende goederen en materieel en outillage die verhuurd zijn aan een natuurlijk persoon die deze noch geheel, noch gedeeltelijk voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt;
- de aan een natuurlijke persoon verhuurde gebouwde onroerende goederen die ze noch geheel, noch gedeeltelijk voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt;
- gebouwde onroerende goederen die verhuurd worden aan een rechtspersoon die geen vennootschap is, met het oog op het ter beschikking stellen ervan aan (een) natuurlijk(e) perso(o)n(en) die het onroerend goed uitsluitend als woning gebruik(t)(en);
- de onroerende goederen die overeenkomstig de pachtwetgeving zijn verhuurd en door de huurder voor land- of tuinbouw worden gebruikt.
b) Uitzonderingen
Nummer 306/17
In afwijking van het in 306/15.0 vermelde principe geldt de vrijstelling van aangifteplicht echter niet voor de volgende belastingplichtigen (art. 178, § 2, 2° lid, KB/WIB 92):
1° de niet-hertrouwde weduwen of weduwnaars die één of meer kinderen ten laste hebben;
2° de ongehuwde vaders of moeders die één of meer kinderen ten laste hebben;
3° belastingplichtigen met één of meer kinderen van minder dan drie jaar ten laste;
4° de belastingplichtigen voor het jaar van huwelijk indien hun echtgenoot geen bestaansmiddelen van meer dan 1.690 euro netto heeft;
5° de weduwen of de weduwnaars voor het jaar van het overlijden van hun echtgenoot indien die echtgenoot geen bestaansmiddelen van meer dan 1.690 euro netto heeft gehad.
Nummer 306/18.0
In afwijking van het in 306/15.0 vermelde principe geldt de vrijstelling van aangifteplicht evenmin voor de belastingplichtigen die (art. 178, § 2, 3° lid, KB/WIB 92):
1° inkomsten van buitenlandse oorsprong hebben (zie commentaar op de art. 155 en 156, WIB 92);
2° aftrekbare interest betalen (zie commentaar op art. 14, WIB 92);
3° uitgaven doen die recht geven op een belastingvermindering (zie commentaar op de art. 145/1 tot 145/32, WIB 92);
4° aftrekbare bestedingen doen (zie commentaar op de art. 104 tot 116, WIB 92);
5° voorafbetalingen verrichten (zie commentaar op de art. 157 tot 168 en 175 tot 177, WIB 92).
Nummer 306/18.1
Er is geen vrijstelling van aangifteplicht omdat - wanneer één van de in 306/17 of 306/18 vermelde situaties zich voordoet - de administratie de verschuldigde belasting niet kan berekenen aan de hand van de haar bekende KI of pensioenen. Om die bijkomende gegevens te kennen, is het bijgevolg nodig de belastingplichtige een aangifteformulier toe te sturen.
Nummer 306/18.2
In afwijking van het in 306/15.1 vermelde principe geldt de vrijstelling van aangifteplicht die specifiek van toepassing is voor aj. 2010 niet voor de belastingplichtigen die (art. 178, §2, 6e lid, KB/WIB 92):
- inkomsten van buitenlandse oorsprong hebben;
- het voorgaande aanslagjaar hun aangifte hebben ingediend langs een andere weg dan via "Tax On Web-ambtenaar", zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 maart 2009 tot vast-legging van het model van het aangifteformulier inzake personenbelasting voor het aanslagjaar 2009;
- voor het aanslagjaar 2010 voorafbetalingen hebben gedaan;
- in de loop van het jaar 2009 overleden zijn, noch voor hun erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden;
- van ambtswege geschrapt zijn;
- in het buitenland verblijven;
- geen gekend adres hebben.
A.2. BEDOELDE BELASTINGPLICHTIGEN VANAF AJ. 2011
1. Algemeen
Nummer 306/18.3
Het KB van 23.03.2011 heeft de categorie van belastingplichtigen die zijn vrijgesteld van aangifteplicht gewijzigd.
Vanaf aj. 2011 worden belastingplichtigen van aangifteplicht in de personenbelasting vrijgesteld wanneer ze geen andere belastbare inkomsten en elementen moeten aangeven dan (art. 178, § 2, KB/WIB 92, zie evenwel 306/18.4 en 306/20):
1° wettelijke pensioenen verkregen vanaf de wettelijke pensioenleeftijd en de achterstallen daarvan;
2° overlevingspensioenen en de achterstallen daarvan;
3° gezamenlijk belastbare andere pensioenen, renten, de omzettingsrenten uitgezonderd, kapitalen, afkoopwaarden, en als zodanig geldende toelagen en de achterstallen daarvan;
4° werkloosheidsuitkeringen en de achterstallen daarvan;
5° wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en de achterstallen daarvan;
6° uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen;
7° uitgaven betaald voor prestaties betaald met dienstencheques;
8° bedrijfsvoorheffing en voorafbetalingen;
9° persoonlijke gegevens en gezinslasten;
10° niet ingehouden persoonlijke sociale bijdragen.
2. Uitzondering
Nummer 306/18.4
De in 306/18.3 vermelde belastingplichtigen zijn evenwel niet vrijgesteld van aangifteplicht en moeten een aangifte indienen ingeval zij (art. 178, § 3, KB/WIB 92):
1° inkomsten van buitenlandse oorsprong moeten aangeven;
2° een of meer rekeningen in het buitenland bezitten;
3° in de loop van het belastbare tijdperk overleden zijn. De vrijstelling geldt dan evenmin voor hun erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden die de aangifte van de overledene moeten indie-nen;
4° van ambtswege uit de bevolkingsregisters geschrapt zijn;
5° hun woonplaats in het buitenland hebben;
6° geen gekend adres hebben;
7° beroepsinkomsten hebben die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op hun andere inkomsten;
8° echtgenoot van een in 7° bedoelde belastingplichtige zijn;
9° een deel 2 van de aangifte hebben ingevuld of moeten invullen.
3. Specifiek geval
Nummer 306/18.5
Aan de door art. 178, KB/WIB 92, van aangifteplicht vrijgestelde belastingplichtigen wordt evenwel geen voorstel van vereenvoudigde aangifte gestuurd ingeval hun belastbare inkomsten minder bedragen dan (art. 178/1, KB/WIB 92, zie ook 306/29):
1° de belastingvrije som indien het gaat om belastingplichtigen die alleen worden belast;
2° de samengetelde belastingvrije sommen van de beide belastingplichtigen wanneer een gemeen-schappelijke aanslag moet worden gevestigd.
Wat de belastingvrije som betreft, wordt verwezen naar 306/14. Het is niet langer van belang of de belastingplichtige al dan niet een beroepswerkzaamheid uitoefent.
B. AANSLAGJAAR WAARVOOR DE VRIJSTELLING VAN AANGIFTEPLICHT GELDT
Nummer 306/19
De vrijstelling van aangifteplicht is van toepassing voor het aanslagjaar waarvan het belastbare tijdperk volgt op een kalenderjaar waarin aan de in art. 178, KB/WIB 92, vermelde voorwaar-den is voldaan.
Voorbeeld
Een alleenstaande belastingplichtige (rijksinwoner) heeft in 2009 uitsluitend een wettelijk pensioen verkregen. Voor aj. 2011 (inkomstenjaar 2010) vervult de betrokkene de voorwaarden om te worden vrijgesteld van aangifteplicht in de PB.
C. INDIENING VAN EEN AANGIFTE OP VERZOEK VAN DE ADMINISTRATIE
Nummer 306/20
De van aangifteplicht vrijgestelde belastingplichtigen moeten ingevolge art. 306, § 1, 2e lid, WIB 92, toch een aangifte in de PB indienen wanneer hen dat uitdrukkelijk wordt gevraagd door een daartoe gemachtigde ambtenaar van de Administratie der directe belastingen.
Nummer 306/21
De administratie zal de belastingplichtige vragen een aangifte te doen wanneer zij in het bezit is van gegevens waaruit blijkt dat de belastingplichtige klaarblijkelijk niet meer aan de vrijstellings-voorwaarden voldoet (begin van een nieuwe werkzaamheid enz.). De administratie beschikt over die mogelijkheid voor alle gevallen waarin de belastingplichtige niet meer aan de vrijstellingsvoorwaarden voldoet.
Nummer 306/22
Er wordt opgemerkt dat aan bepaalde belastingplichtigen ook kan worden gevraagd om een aangifte in de PB in te dienen alhoewel het aanvankelijk de bedoeling was hen een voorstel toe te sturen.
D. (…)
Nummer 306/23
….
Nummer306/24
….
VI. HET VOORSTEL VAN AANSLAG – HET VOORSTEL VAN VEREENVOUDIGDE AANGIFTE
Tenzij anders vermeld, wordt hierna met de term "voorstel" zowel het voorstel van aanslag (van toepassing tot en met aj. 2010) als het voorstel van vereenvoudigde aangifte (van toepassing vanaf aj. 2011) bedoeld.
A. BEGINSEL
1. Algemeen
Nummer 306/25
Krachtens art. 306, § 2, 1e lid, WIB 92, wordt aan de van aangifteplicht vrijgestelde belastingplichtigen een voorstel toegestuurd. Dit voorstel vermeldt de belastbare grondslag en de daarop verschuldigde belasting, alsmede alle in aanmerking genomen inlichtingen en gegevens.
Nummer 306/26
Evenwel behoudt de belastingplichtige die dat wenst, het recht om een aangifte te doen. Belastingplichtigen die andere inkomsten of andere aftrekbare kosten of uitgaven hebben, kunnen de administratie vragen hen een belastingaangifte toe te sturen (Senaat, zitting 1993-1994, Stuk 1077-2, blz. 6).
2. Motivering
Nummer 306/27
Met de bekommernis te voldoen aan het beginsel van behoorlijk bestuur werd het aangewe-zen geacht de van aangifteplicht vrijgestelde belastingplichtigen, vóór het eigenlijke aanslagbiljet, een voorstel te zenden waarop alle gegevens waarover de administratie beschikt zomede de berekening van de belasting zijn vermeld en aan die belastingplichtigen de mogelijkheid te bieden om eventueel hun niet-akkoord kenbaar te maken en eventuele vergissingen of leemten mee te delen (zie 306/33 tot 36) (cf. Senaat, zitting 1993-1994, Stuk 1077-1, blz. 1).
Het toesturen van een voorstel is zowel in het belang van de administratie als van de belastingplichtige omdat de belastingplichtige wordt vrijgesteld van een formaliteit die als omslachtig wordt beschouwd (Senaat, zitting 1993-1994, Stuk 1077-2, blz. 11).
3. Werkwijze
Nummer 306/28
Na ontvangst van het voorstel kunnen zich verschillende mogelijkheden voordoen:
- indien de belastingplichtige na controle geen vergissingen vaststelt, moet hij niets doen. Het bedrag
aan belastingen vermeld in het voorstel zal worden ingekohierd en hij zal een aanslagbiljet toege-zonden krijgen. Vanaf dat ogenblik beginnen de termijnen voor de bezwaarschriften;
- indien de belastingplichtige in het voorstel daarentegen leemten en/of vergissingen vaststelt of hij is voor het betrokken inkomstenjaar titularis geweest van (een) buitenlandse rekening(en) (art. 307, § 1, 2e lid, WIB 92), dan stuurt hij het antwoordformulier toegevoegd bij het voorstel op (zie even-wel nr. 306/33, 2e alinea) en de administratie berekent opnieuw de aanslag, zal dan inkohieren en het aanslagbiljet opsturen.
Ten aanzien van de van de aangifteplicht vrijgestelde belastingplichtigen wordt de aanslag gevestigd op de in het voorstel vermelde gegevens, in voorkomend geval verbeterd aan de hand van de opmerkingen van de belastingplichtige (toepassing van art. 339, 2e lid, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 4, W 5.7.1994 en art. 28, W 29.12.2010).
B. AFWIJKING
Nummer 306/29
In afwijking van het bepaalde in 306/25 kunnen, krachtens art. 306, § 2, 2e lid, WIB 92, bij een in Ministerraad overlegd KB de gevallen worden bepaald waarin de administratie geen voorstel moet toesturen. Deze afwijking wordt voor aj. 2011 en volgende bepaald in art. 178/1, KB/WIB 92.
306/30
…
C. (…)
Nummer 306/31
…
Nummer 306/32
…
D. OPSCHORTING EN HERVATTING VAN HET GEAUTOMATISEERDE SYSTEEM
Nummer 306/32.1
De globaal geautomatiseerde toepassing "voorstellen van aanslag" was met ingang van aj. 1996 opgeschort. Aan alle belastingplichtigen die geselecteerd waren om deel te nemen aan het systeem "voorstellen van aanslag" werd een aangifte in de PB voor aj. 1996 en een verklarende brief toegezonden.
In het kader van een pilootproject werden voor het aj. 2010 evenwel opnieuw voorstellen van aanslag verstuurd aan een bepaalde categorie van belastingplichtigen (zie 306/15.1). Vanaf aj. 2011 worden op grotere schaal voorstellen van vereenvoudigde aangifte verstuurd aan al de belastingplichti-gen die voldoen aan de ter zake geldende voorwaarden.
VII. VERPLICHTINGEN VAN DE BELASTINGPLICHTIGE IN GEVAL VAN NIET-AKKOORD MET HET VOORSTEL OF IN GEVAL VAN ONJUISTHEID OF ONVOLLEDIGHEID VAN DIT VOOR-STEL
A. ALGEMEEN
Nummer 306/33
De belastingplichtige die niet akkoord gaat met het hem toegezonden voorstel, moet de administratie hiervan in kennis stellen; bovendien moet hij iedere onjuistheid of onvolledigheid van het voorstel aan de administratie meedelen. In voorkomend geval moet de belastingplichtige tevens de administratie in kennis stellen van het feit dat hij, zijn echtgenoot, alsmede de kinderen (4) op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk titularis zijn geweest van een rekening bij een in het buitenland gelegen bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling.
(4) Die kinderen waarvan overeenkomstig art. 126, §4, WIB 92, de inkomsten bij die van de ouders worden gevoegd.
Voormelde melding moet gebeuren binnen één maand na de datum van de verzending van dat voorstel (5). Daartoe kan het bijgevoegd antwoordformulier gebruikt worden. Bij het voorstel van vereenvoudigde aangifte kan deze melding ook gebeuren via het correct invullen en verzenden van de TOW-aangifte.
(5) Overeenkomstig art. 311, WIB 92, kunnen afwijkingen van de in art. 306, WIB 92, gestelde termijnen worden toegestaan.
B. NIET-AKKOORD MET HET VOORSTEL
Nummer 306/34
De belastingplichtige die niet akkoord gaat met het hem toegezonden voorstel, moet de administratie hiervan krachtens art. 306, § 3, 1e lid, WIB 92, in kennis stellen. Die kennisgeving moet gebeuren binnen één maand na de datum van de verzending van dat voorstel; hierin moet de belasting-plichtige tevens de motieven voor zijn niet-akkoord met het voorstel vermelden. Voor de berekening van de termijn van één maand wordt verwezen naar 306/37-39.
C. ONJUISTHEID OF ONVOLLEDIGHEID VAN HET VOORSTEL
Nummer 306/35
Art. 306, § 3, 2e lid, WIB 92, bepaalt dat de belastingplichtige iedere onjuistheid of onvolledigheid van het voorstel aan de administratie moet meedelen. De termijn binnen welke deze mededeling moet gebeuren is dezelfde als bij een niet-akkoord met het voorstel, nl. binnen één maand na de datum van de verzending van dat voorstel. Voor de berekening van de termijn van één maand wordt verwezen naar 306/37-39.
Nummer 306/36
Wanneer de belastingplichtige eventuele vergissingen in een voorstel niet meedeelt aan de administratie, wordt dit derhalve gelijkgesteld met een onvolledige of onjuiste aangifte. Indien dit onjuist of onvolledig karakter tot gevolg heeft dat de verschuldigde belasting hoger is dan die welke betrekking had op de inkomsten en andere gegevens vermeld in het oorspronkelijk voorstel, beschikt de administra-tie, overeenkomstig art. 354, WIB 92, over een termijn van drie jaar om de aanslag te vestigen.
D. BEREKENING VAN DE TERMIJN VAN ÉÉN MAAND
1. Gewone gevallen
Nummer 306/37
De in art. 306, § 3, 1e en 2e lid, WIB 92, vermelde termijn wordt gerekend vanaf de derde werkdag volgend op de dag waarop het voorstel aan de postdiensten overhandigd werd (toepassing van art. 53bis, G.W.) en van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste (cf. art. 54, Ger.W). Voor de berekening van de aanvangsdatum wordt de zaterdag niet beschouwd als werkdag. Wanneer de vervaldag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt hij verplaatst op de eerstvolgende werkdag (cf. art. 53, Ger.W).
Nummer 306/38
….
2. "Onbestelbare" voorstellen
Nummer 306/39
Voor de "onbestelbare" (6) voorstellen moet de bedoelde termijn geval per geval worden berekend, met inachtneming van de datum van verzending van het desbetreffende voorstel aan het werkelijke adres van de belastingplichtige en volgens de in 306/37 uiteengezette regels. De oorspronke-lijk toegekende termijn mag uiteraard niet worden ingekort.
(6) Ter zake zijn bedoeld de voorstellen waarvoor op het ogenblik van het opmaken ervan geen geldig adres voorhanden was en dus naar de taxatiedienst zijn gezonden alsmede die welke door de post niet aan de geadresseerde konden worden bezorgd en aan de taxatiedienst zijn terugbezorgd.
VIII. WAARDE VAN HET VOORSTEL OP HET VLAK VAN DE AANSLAGPROCEDURE
A. GELIJKSTELLING MET EEN REGELMATIG INGEDIENDE AANGIFTE
Nummer 306/40
Krachtens art. 306, § 4, 1e lid, WIB 92, heeft het voorstel, aangevuld met de gegevens die de belastingplichtige binnen de in 306/37 tot 39 vermelde termijn heeft ter kennis gebracht, dezelfde waarde als een in de voorgeschreven vormen en termijnen gedane aangifte.
Nummer 306/41
Wanneer een belastingplichtige zijn voorstel, ondertekend voor akkoord, heeft teruggezon-den naar de administratie en daarna vaststelt dat hij zich vergist heeft, kan hij nog terugkomen op dit akkoord. Immers, het voorstel, ondertekend voor akkoord of voorzien van de verbeteringen van de belastingplichtige, wordt als een gewone aangifte beschouwd. Indien de administratie geen rekening heeft gehouden met de opmerkingen van de belastingplichtige, kan deze laatste bezwaar indienen bij de gewestelijke directeur (Senaat, zitting 1993-1994, Stuk 1077-2, blz. 5 en 6).
B. GELIJKSTELLING MET EEN ONVOLLEDIGE OF ONJUISTE AANGIFTE
1. Onvolledige of onjuiste aangifte
Nummer 306/42
Art. 306, § 4, 2e lid, WIB 92, bepaalt dat het voorstel met een onvolledige of onjuiste aangifte wordt gelijkgesteld indien de belastingplichtige de in 306/35 besproken verplichting niet heeft nageleefd.
Net zoals bij een gewone aangifte dient de gebruikelijke wijzigingsprocedure bepaald in art. 346, WIB 92 (meer bepaald in het 4° lid) te worden toegepast wanneer:
- ofwel het voorstel, eventueel aangevuld met de gegevens die de belastingplichtige binnen de vastgestelde termijn heeft ter kennis gebracht, onjuist of onvolledig is;
- ofwel de administratie niet of slechts gedeeltelijk akkoord gaat met de haar binnen de vastgestelde termijn ter kennis gebrachte opmerkingen van de belastingplichtige.
In voorkomend geval zal tevens een kennisgeving van beslissing tot taxatie worden verzonden (5° lid van art. 346, WIB 92).
2. Administratieve sancties
Nummer 306/43
De gelijkstelling met een onvolledige of onjuiste aangifte heeft tot gevolg dat de belasting-plichtige de in het WIB 92, vermelde sancties kan oplopen (Senaat, zitting 1993-1994, Stuk 1077-1, blz. 2). Het betreft de administratieve sancties die zijn bepaald in de art. 444 en 445, WIB 92 (belasting-verhogingen en administratieve boeten); zij moeten volgens de gewone regels worden toegepast (zie commentaar op die artikelen).
Wat inzonderheid de belastingverhogingen betreft wordt erop gewezen dat (zie ook 444/22, laatste lid):
- geen verhoging moet worden toegepast wanneer de overtreding te wijten is aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige (daaronder begrepen zijn kennelijke onwetendheid inzake fiscale verplichtingen);
- kan worden afgezien van de toepassing van de minimumverhoging ten name van een belastingplich-tige die heeft gehandeld zonder opzet de belastingen te ontduiken of zonder kwade trouw, en voor wie de overtreding – in dit geval de onvolledigheid of onjuistheid van een aangifte – de eerste in haar soort is.
C. GEVOLGEN
Nummer 306/44
Uit 306/40 en 42 volgt dat het voorstel in principe altijd de waarde heeft van een aangifte, wat belet dat de administratie zich beroept op het gebrek aan aangifte of de laattijdigheid ervan, die met niet-aangifte wordt gelijkgesteld.
De niet-naleving door de belastingplichtige van zijn verplichtingen inzake het voorstel (zie 306/34 en 35) geeft derhalve de administratie niet het recht de procedure van aanslag van ambtswege toe te passen.
IX. VOORSTELLEN VERZONDEN AAN BELASTINGPLICHTIGEN DIE DE VOORWAARDEN NIET VERVULLEN OM TE WORDEN VRIJGESTELD VAN AANGIFTEPLICHT
Nummer 306/45
Er mag niet worden uitgesloten dat een voorstel is verzonden aan een belastingplichtige die niet voldoet aan de in art. 178, KB/WIB 92, bepaalde voorwaarden tot vrijstelling van aangifteplicht.
In dit geval mag het niet-naleven van de in art. 308, § 3, WIB 92, bedoelde verplichting geen ander gevolg hebben dan de mogelijkheid om de buitengewone aanslagtermijn van drie jaar (art. 354, 1e lid, WIB 92) toe te passen wegens niet-aangifte of laattijdige aangifte en dit met het motief dat de administratie niet geldig kan afzien van die termijn eens dat aan de voorwaarden voor de toepassing ervan is voldaan (zie 354/21).