Commentaar van art. 348, WIB 92
Art. 348, WIB 92
348/0 | |
348/1-2 | |
348/3-4 |
Nummer 348/0
Art. 348. - Komt de in artikel 347, tweede lid, bedoelde grondslag met het advies van de commissie overeen, dan kan de belastingplichtige door bezwaar geen vermindering verkrijgen, tenzij hij het bewijs van het juiste bedrag van zijn belastbare inkomsten inbrengt.
In tegenovergesteld geval, berust de bewijslast op de administratie voor zover het belaste inkomen meer bedraagt dan de schatting van de commissie.
II. BEWIJS VAN DE OVERBELASTING
Nummer 348/1
Wanneer de belastbare basis overeenstemt met het advies van de fiscale commissie, heeft de schatting van het belastbaar inkomen, in de wettelijke vorm door deze commissie gedaan, niet de waarde van een eenvoudige beoordeling die de rechter over de grond niet bindt, maar wel van een wettelijk vermoeden (zie 340/41), dat door de belastingplichtige slechts kan worden teniet gedaan door het bewijs van het juiste bedrag van zijn inkomsten. In dit stadium van de procedure is de belastingplichtige niet meer gemachtigd de door de commissie in aanmerking genomen tekenen en indiciën te betwisten (Luik, 12.4.1972, Rosoux, Bull. 409, blz. 1414 en Cass., 28.2.1986, Van Lil, Bull. 656, blz. 2787).
Op te merken dat wanneer de belastingplichtige werd aangeslagen bij toepassing van art. 346, WIB 92, zonder tussenkomst van de fiscale commissie, hij niet het bewijs van het juiste bedrag van zijn belastbare inkomsten moet leveren, maar enkel het tegenbewijs van de elementen die in acht werden genomen om de wijziging van de aangegeven inkomsten te staven (Cass., 16.11.1954, Magis, Pas., 1955, I, 232).
Nummer 348/2
Er werd ook gevonnist :
- dat de belastingplichtige het bewijs van het juiste cijfer van zijn inkomsten slechts moet aanbrengen als hem van het tot grondslag van de aanslag genomen advies van de fiscale commissie geldig kennis werd gegeven (Cass., 19.3.1963, Vandelanotte, Bull. 412, blz. 2069; 2.3.1965, Wallays, Bull. 426, blz. 61) (zie commentaar op art. 347, WIB 92) ;
- dat het ter zake door de belastingplichtige te leveren bewijs niet kan blijken uit een boekhouding waarin misslagen en onregelmatigheden voorkomen (Gent, 9.1.1962, Nelis, Bull. 389, blz. 1436);
- dat het de belastingplichtige niet toegestaan is vóór het Hof de waarde te betwisten van de vergelijkingspunten die de fiscale commissie op soevereine wijze voor volkomen gelijkwaardig hield, daar het advies van de commissie op zichzelf de waarde heeft van een wettelijk vermoeden dat aan de belastingplichtige kan worden tegengeworpen, ongeacht de motieven waarop hij steunt (Brussel, 1.7.1957, Delwart);
- dat de beschouwingen van de belastingplichtige betreffende de onoordeelkundige toepassing van de vergelijkingsmethode niet pertinent zijn, vermits, zelfs indien zij gegrond waren, daardoor het bewijs van het juiste bedrag van de belastbare inkomsten niet wordt ingebracht (Gent, 13.3.1962, Christiaens);
- dat, wanneer een aanslag werd gevestigd op de inkomsten gewijzigd overeenkomstig het advies van de fiscale commissie en met inachtneming, voor de raming van zekere beroepskosten, zoals auto- en restaurantkosten, van de omvang van de zaken van de belastingplichtige en van de hiervoor door andere soortgelijke belastingplichtigen aangegeven bedragen, de belastingplichtige, die verzuimt het bewijs van het juiste cijfer van zijn belastbare inkomsten te leveren, die kosten niet mag betwisten (Brussel, 14.1.1942, Lebrun, Bull. 171, blz. 142);
- dat, ofschoon de belastingplichtige het bewijs van het juiste bedrag van zijn belastbare inkomsten niet inbrengt, nochtans een rekenfout die in zijn nadeel door de fiscale commissie bij het becijferen van haar ramingen werd begaan, mag worden hersteld (Brussel, 29.4.1960, De Leeuw);
- dat, zelfs wanneer de gewestelijk directeur, die beslist over een bezwaarschrift gericht tegen een aanslag waarvan de grondslag overeenkwam met het advies van de fiscale commissie, deze grondslag vermindert, de belastingplichtige het bewijs van het juiste bedrag van zijn belastbare inkomsten moet inbrengen, daar de bewijslast slechts bij de administratie berust voor zover het belaste inkomen meer bedraagt dan de schatting van de commissie; het bewijs van het juiste bedrag van de inkomsten, dat aldus door de belastingplichtige moet worden geleverd, omvat het bewijs van het juiste bedrag der bruto-inkomsten, alsmede dat van het juiste bedrag der aftrekbare beroepskosten; het bewijs alleen van sommige beroepskosten vormt derhalve niet noodzakelijk het bewijs van het juiste bedrag der belastbare inkomsten (Cass., 5.10.1965, Rosier, Wwe Demaerschalck, Bull. 433, blz. 1328).
III. BEWIJS TEN LASTE VAN DE ADMINISTRATIE
Nummer 348/3
Wanneer de bestreden belasting het door de hoofdcontroleur tegen het advies van de commissie gevestigd cijfer tot grondslag heeft genomen, berust de bewijslast op de administratie voor het gedeelte van het belaste inkomen dat de raming van de commissie overtreft (Luik, 22.11.1974, Tavano, Bull. 547, blz. 114), maar in dit geval is de administratie niet beperkt in haar bewijsmiddelen en kan zij o.m. haar toevlucht nemen tot de vergelijkingsmethode (Luik, 6.11.1962, Kreit, Bull. 402, blz. 2293).
Nummer 348/4
De nietigheid van de procedure van raadpleging van de fiscale commissie heeft tot gevolg dat het door die commissie uitgebrachte advies geen bewijskracht heeft en dat het bewijs van het bedrag van de belastbare inkomsten bij de administratie blijft berusten (Cass., 19.3.1963, Vandelanotte, Bull. 412, blz. 2069; 12.2.1964, Hoste, Bull. 416, blz. 328). Deze nietigheid veroorzaakt dus niet noodzakelijk de nietigheid van de aanslag, daar de administratie de aanslag door andere bewijsmiddelen kan rechtvaardigen.