Artikel 145^36, WIB 92
Art. 145^36, 2e lid, c, 5de, 6de, 7de en 8ste lid, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 (art. 42, 1° t/m 4°, en 72, 1ste lid, W 08.05.2014 - B.S. 28.05.2014; Numac: 2014003239)
Er wordt een belastingvermindering verleend voor het niet door subsidies gedekte gedeelte van de in het belastbaar tijdperk werkelijk betaalde uitgaven die de eigenaar van niet verhuurde gebouwde onroerende goederen, delen van gebouwde onroerende goederen of landschappen die zijn beschermd overeenkomstig de wetgeving op het behoud van Monumenten en Landschappen of volgens een gelijkaardige wetgeving in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, heeft gedaan voor het onderhoud en de restauratie ervan, voor zover die onroerende goederen, delen van onroerende goederen of landschappen, voor het publiek toegankelijk zijn.
De belastingvermindering is niet van toepassing op de uitgaven die:
a) in aanmerking genomen zijn als werkelijke beroepskosten;
b) recht geven op de in artikel 69 vermelde investeringsaftrek;
c) in aanmerking komen voor de toepassing van de artikelen 145^25, 145^30 en 145^31.
Het bedrag waarvoor de belastingvermindering wordt verleend, is gelijk aan 50 % van de tijdens het belastbare tijdperk werkelijk betaalde uitgaven en mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 25.000 euro (basisbedrag).
De belastingvermindering is gelijk aan 30 % van het in aanmerking te nemen bedrag.
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.
De in het eerste lid bedoelde uitgaven zijn de uitgaven die met een voorafgaande toelating van de bevoegde overheid zijn gedaan om die goederen of delen ervan in stand te houden, in hun vroegere staat te herstellen of om ze te valoriseren op historisch, artistiek, wetenschappelijk of esthetisch vlak.
Voor de toepassing van dit artikel worden gebouwde onroerende goederen, delen van gebouwde onroerende goederen of landschappen geacht voor het publiek toegankelijk te zijn wanneer ze als zodanig zijn erkend door de bevoegde overheid.
De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de belastingvermindering.