Parlementaire vraag nr. 334 van de heer Steven Matheï van 31.03.2021
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2020-2021, QRVA 55/062 d.d. 06.09.2021, blz. 219
VVPRbis - Afschaffing van de minimumkapitaalvereiste
VRAAG (van de heer Matheï)
Het VVPRbis-regime (artikel 269, § 2, WIB92) laat kleine vennootschappen toe om nieuwe aandelen op naam uit te geven waarvan de dividenden recht geven op de toepassing van een verlaagd tarief (15 of 20 % in plaats van 30 %) van roerende voorheffing. De nieuwe aandelen moe ten verworven zijn met nieuwe inbrengen in geld voor zover die gedaan zijn vanaf 1 juli 2013 en volledig volstort zijn. In de oorspronkelijke regelgeving was verder voorzien dat het kapitaal van de vennootschap minimum 18.550,00 euro moest bedragen. Met de invoering van het nieuwe Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV) van 1 mei 2019 werd deze minimumkapitaalvereiste afgeschaft. Voor nieuw opgerichte vennootschappen is die schrapping voordelig: zij kunnen van de VVPRbis-regeling genieten, ook als de volgestorte inbreng de vroegere norm van 18.550,00 euro niet bereikt. De schrapping van de vereiste van een minimum kapitaal is dus van toepassing op de verhogingen en verminderingen van kapitaal doorgevoerd vanaf 1 mei 2019. In de praktijk zijn er heel wat vragen. Bestaande vennootschappen waarvan het (volgestort) kapitaal minder dan 18.550,00 euro bedroeg zouden enkel nieuwe aandelen die werden uitgegeven na 1 mei 2019 in aanmerking kunnen laten komen voor VVPRbis. Vennootschappen met een (volgestort) kapitaal van meer dan 18.550,00 euro voor 1 mei 2019 zouden hun kapitaal kunnen verminderen tot een symbolische 1 euro en bijgevolg alsnog in aanmerking komen voor de VVPRbis. Hierdoor zou een discrimine rende situatie kunnen ontstaan waarbij identieke vennoot schappen met éénzelfde kapitaal (bijv. 1 euro) fiscaal verschillend worden behandeld naargelang wanneer zij zijn opgericht of hun kapitaal hebben verhoogd of verlaagd. Kunnen bestaande vennootschappen waarvan het (volgestort) kapitaal minder dan 18.550,00 euro bedroeg voor 1 mei 2019 ook voor aandelen die werden uitgegeven voor 1 mei 2019 in aanmerking komen voor VVPRbis? Zo nee, bent u van oordeel dat hierdoor een discriminerende situatie ontstaat ten aanzien van vennootschappen met een (vol gestort) kapitaal van meer dan 18.550,00 euro voor 1 mei 2019 die hun kapitaal verminderen tot een symbolische 1 euro en bijgevolg alsnog in aanmerkingen komen voor de VVPRbis? En dringen wetswijzigingen zich op?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Ten eerste wil ik verduidelijken dat de opheffing van artikel 269, § 2, derde lid, WIB 92, door artikel 62, 2°, van de wet van 17 maart 2019 (wet tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen) enkel gevolgen beoogde voor de vennootschapsvormen waarvoor in het Wetboek van vennootschappen geen minimumkapitaal was vereist. Daarnaast mag niet uit het oog worden verloren dat enerzijds de wetgever van 2013 de inbreng van nieuw kapitaal in vennootschappen beoogde en anderzijds de wetgever van 2019 de integratie beoogde van de gevolgen van de invoering van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. De huidige tekst van artikel 269, § 2, WIB 92, ongeacht op welke manier hij wordt gelezen, kan aanleiding geven zo niet tot discriminatie of een verschil in behandeling, dan wel ten minste tot tegenstrijdigheden. Bovendien beantwoordt de tekst in zijn huidige formulering duidelijk niet meer aan de wil van de wetgever van 2013. Er lijkt even min voldaan aan de wil van de wetgever van 2019 als de wijziging die door de wetgever wordt ingevoerd uiteinde lijk niet neutraal is. Ik geef mijn administratie de opdracht om op korte ter mijn voorstellen te formuleren om de betrokken bepalingen aan te passen. Het is daarbij niet alleen de bedoeling om tegenstrijdigheden op te vangen in de tekst over de grootte van het kapitaal, maar ook om ervoor te zorgen dat de tekst een uitdrukkelijke verwijzing naar de oprichting van vennootschappen bevat.