Artikel 537, WIB 92
Art. 537, zevende lid, is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (25.07.2022) (art. 42, W 05.07.2022 - B.S. 15.07.2022; Numac: 2022032714)
In afwijking van de artikelen 171, 3°, en 269, § 1, 1°, wordt het tarief van de personenbelasting, respectievelijk de roerende voorheffing vastgesteld op 10 % voor de dividenden die overeenkomen met de vermindering van de belaste reserves zoals deze ten laatste op 31 maart 2013 zijn goedgekeurd door de Algemene Vergadering op voorwaarde dat en in de mate dat minstens het verkregen bedrag onmiddellijk wordt opgenomen in het kapitaal en dat deze opneming plaatsvindt tijdens het laatste belastbaar tijdperk dat afsluit voor 1 oktober 2014.
De uitgekeerde dividenden die aan deze voorwaarden voldoen, komen niet in aanmerking voor de berekening van de grens als bedoeld in artikel 215, derde lid, 3°.
Wanneer de vennootschap een positief boekhoudkundig resultaat heeft behaald tijdens het belastbare tijdperk waarin een in het eerste lid bedoelde verrichting heeft plaats gehad, naar gelang het geval in 2013 of in 2014, en wanneer er door de algemene vergadering gedecreteerde dividenden zijn verleend of toegekend in de loop van minstens één van de vijf belastbare tijdperken voorafgaand aan deze verrichting, wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd op het positieve verschil tussen:
1° het product:
- van het boekhoudkundig resultaat van het belastbare tijdperk waarin de verrichting heeft plaatsgevonden en
- van de verhouding tussen de som van de dividenden verleend of toegekend in de loop van de vijf voorafgaande belastbare tijdperken en de som van de resultaten van deze belastbare tijdperken;
en
2° de dividenden die effectief zijn verleend of toegekend aan de aandeelhouders als winst van het belastbare tijdperk waarin de hierboven vermelde verrichting heeft plaatsgevonden.
Deze aanslag is gelijk aan 15 % van het verschil berekend op basis van de hierboven beschreven formule en wordt niet beschouwd als een beroepskost.
Bij een latere kapitaalvermindering wordt die geacht eerst uit de volgens dit regime ingebrachte kapitalen voort te komen.
Wanneer deze kapitaalvermindering volgens dit regime tot stand komt binnen acht jaar na de laatste inbreng in kapitaal, wordt zij in afwijking van artikel 18, eerste lid, 2°, beschouwd als een dividend. Het tarief van de personenbelasting en van de roerende voorheffing bedraagt, voor de verleende of toegekende dividenden:
1° tijdens de eerste vier jaar volgend op de inbreng, 17 %;
2° tijdens het vijfde en zesde jaar volgend op de inbreng, 10 %;
3° tijdens het zevende en achtste jaar volgend op de inbreng, 5 %.
In afwijking van het vorige lid wordt de voormelde termijn, voor de vennootschappen die (...) als kleine vennootschappen worden aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de kapitaalinbreng is gedaan, op vier jaar gebracht en het tarief van de personenbelasting, respectievelijk de roerende voorheffing, bedraagt voor de verleende of toegekende dividenden:
1° tijdens de eerste twee jaar volgend op de inbreng, 17 %;
2° tijdens het derde jaar volgend op de inbreng, 10 %;
3° tijdens het vierde jaar volgend op de inbreng, 5 %.