Artikel 18, WIB 92

Art. 18, eerste lid, 3° en 3°/1 (invoeging), en elfde (invoeging) en twaalfde (invoeging) lid, is van toepassing op de inkomsten die vanaf 01.01.2024 worden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie (art. 35 en 43, 2de lid, progW 22.12.2023 - B.S. 29.12.2023; Numac: 2023048600)


Dividenden omvatten:

1° alle voordelen toegekend door een vennootschap aan aandelen en winstbewijzen hoe ook genaamd, uit welken hoofde en op welke wijze ook verkregen;

2° gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van kapitaal, met uitzondering van de terugbetalingen die overeenkomstig het tweede lid geacht worden voort te komen uit het gestort kapitaal of uit de in 2°bis vermelde bedragen die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld en die zijn verkregen ter uitvoering van een regelmatige beslissing van de vennootschap overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of, indien de vennootschap niet onder het Wetboek ressorteert, overeenkomstig de bepalingen van het recht dat haar beheerst;

2°bis gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van uitgiftepremies en andere bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van aandelen of winstbewijzen is ingeschreven, met uitzondering van terugbetalingen van bedragen die overeenkomstig artikel 184, tweede lid, met gestort kapitaal worden gelijkgesteld en die worden gedaan ter uitvoering van een regelmatige beslissing van de vennootschap overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of, indien de vennootschap niet onder dit Wetboek ressorteert, overeenkomstig de bepalingen van het recht dat haar beheerst, in de mate dat deze terugbetalingen overeenkomstig het tweede lid geacht worden voort te komen uit het gestort kapitaal of uit de voormelde bedragen die met gestort kapitaal zijn gelijkgesteld;

2°ter uitkeringen die worden aangemerkt als dividenden in de artikelen 186, 187 en 209 in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een binnenlandse of buitenlandse vennootschap of van verkrijging van eigen aandelen door een dergelijke vennootschap;

3° uitkeringen andere dan deze bedoeld in 1°, 2°, 2°bis en 2°ter, toegekend of betaalbaar gesteld door een entiteit die voor ten minste één van de drie afgelopen belastbare tijdperken werd aangemerkt als een juridische constructie die niet, krachtens artikel 5/1, § 3, van de toepassing van artikel 5/1, § 1, of van artikel 220/1 is uitgesloten, (...) in de mate dat de belastingplichtige niet heeft aangetoond dat deze toekenning of betaalbaarstelling, het vermogen van de juridische constructie doet dalen beneden het door de oprichter ingebrachte vermogen;

3°/1 de niet uitgekeerde winst van een in artikel 2, § 1, 13°, a) en b), bedoelde juridische constructie die wordt geacht te zijn toegekend of betaalbaar gesteld aan de oprichter van een juridische constructie, op het ogenblik:

- dat de economische rechten, de aandelen of de activa van de juridische constructie worden ingebracht in een andere juridische constructie of rechtspersoon of worden overgedragen naar een andere Staat of rechtsgebied dan België, of;

- dat de natuurlijke persoon die de oprichter is van deze juridische constructie zijn woonplaats of zetel van fortuin naar het buitenland verplaatst, of;

- waarop de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer van de in artikel 220 bedoelde rechtspersoon die de oprichter is van deze juridische constructie wordt overgebracht naar het buitenland.

4° interest van voorschotten wanneer één van volgende grenzen wordt overschreden en in de mate van die overschrijding:

- ofwel de in artikel 55 gestelde grens,

- ofwel wanneer het totaal bedrag van de rentegevende voorschotten hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk.

Onverminderd de toepassing van artikel 537 en van het zevende lid van dit artikel, worden de terugbetalingen bedoeld in het eerste lid, 2° en 2°bis, geacht voort te komen:

- uit het gestort kapitaal en uit de met gestort kapitaal gelijkgestelde bedragen vermeld in het eerste lid, 2°bis, ten belope van een percentage dat de verhouding uitdrukt tussen, in de teller, de som van het gestort kapitaal en van de voormelde bedragen die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld, en, in de noemer, de som van de belaste reserves, de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves en het bedrag bepaald in de teller;

- voor het saldo, uit de belaste reserves en uit de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves.

Onverminderd de toepassing van het zevende lid, worden de terugbetalingen als bepaald in het vorige lid, aangerekend als volgt:

a) wat betreft het gedeelte dat geacht wordt uit de reserves voort te komen, eerst op de in het kapitaal geïncorporeerde belaste reserves, vervolgens op de niet in het kapitaal geïncorporeerde belaste reserves en ten slotte op de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves;

b) wat betreft het gedeelte dat geacht wordt voort te komen uit het gestort kapitaal en uit de voormelde bedragen die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld:

- in het geval van een terugbetaling van kapitaal bedoeld in het eerste lid, 2°, eerst op het gestort kapitaal en, indien dat bedrag ontoereikend is, op de voormelde bedragen die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld, beginnend met de uitgiftepremies;

- in het geval van een terugbetaling van uitgiftepremies bedoeld in het eerste lid, 2°bis, eerst op de uitgiftepremies die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld, en, indien dat bedrag ontoereikend is, achtereenvolgens op het gestort kapitaal en op de andere bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van aandelen of winstbewijzen is ingeschreven en die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld;

- in het geval van een terugbetaling van andere bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van aandelen of winstbewijzen is ingeschreven, bedoeld in het eerste lid, 2°bis, eerst op de voormelde bedragen die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld, en, indien dat bedrag ontoereikend is, achtereenvolgens op het gestort kapitaal en op de uitgiftepremies die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld.

Voor de toepassing van het tweede lid wordt het bedrag van de reserves bepaald op het einde van het belastbare tijdperk dat voorafgaat aan datgene waarin de terugbetaling van de in het eerste lid, 2° en 2°bis, bedoelde bedragen is verricht, verminderd met het bedrag van de tijdens het belastbare tijdperk en ten laatste op de datum waarop deze terugbetaling is verricht, uitgekeerde tussentijdse dividenden.

Om de pro rata bedoeld in het tweede en derde lid te bepalen, wordt geen rekening gehouden met:

- de negatieve belaste reserves, andere dan het overgedragen verlies en andere dan deze die naar aanleiding van een terugbetaling van kapitaal of van hierboven bedoelde met gestort kapitaal gelijkgestelde bedragen, zijn aangelegd;

- de vrijgestelde reserves bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, en andere vrijgestelde reserves die niet in het kapitaal zijn geïncorporeerd;

- de vrijgestelde reserves bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, die in het kapitaal zijn geïncorporeerd, in de mate dat ze niet uitgekeerd kunnen worden;

- de vrijgestelde reserves, die in geval van fusie, splitsing, met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting of met splitsing gelijkgestelde verrichting als vermeld in artikel 211, § 1, in kapitaal worden heraangelegd wanneer de inbreng niet volledig wordt vergoed met nieuwe aandelen als bedoeld in artikel 211, § 2, derde lid, omdat de overnemende of verkrijgende vennootschappen in bezit zijn van aandelen van de overgenomen of gesplitste vennootschap;

- de reserves bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, 4°, 184quater en 541;

- de wettelijke reserve ten belope van het wettelijk minimum;

- de onbeschikbare reserves voor eigen aandelen en voor eigen winstbewijzen binnen de grens van 20 % bedoeld in artikel 186, zesde lid;

- de voorzieningen voor risico's en kosten en waardeverminderingen, al dan niet vrijgesteld overeenkomstig de artikelen 48, 194 en 194bis;

- of voor buitenlandse vennootschappen, de in gelijkaardige bepalingen naar buitenlands recht bedoelde reserves of voorzieningen.

De onaantastbaarheidsvoorwaarde bedoeld in artikel 190, wordt niet langer als voldaan geacht in de mate dat de vermindering op de vrijgestelde reserves is aangerekend.

Niettegenstaande het bepaalde in het tweede tot zesde lid wordt, wanneer de in het eerste lid, 2° en 2°bis, beslissing van de vennootschap een wijze van aanrekening van vermindering van het eigen vermogen voorziet die zowel op het gestort kapitaal als, naargelang het geval, op de ermee gelijkgestelde bedragen, alsook op andere dan in het vijfde lid bedoelde reserves betrekking heeft, die als zodanig wordt geboekt en die leidt tot de bepaling van een bedrag aan dividenden gelijk aan of hoger dan het bedrag aan dividenden dat zou voortvloeien uit een vermindering van gestort kapitaal of van ermee gelijkgestelde bedragen voor eenzelfde totaal bedrag, waarop de in het tweede tot zesde lid bedoelde regels zouden zijn toegepast, het bedrag van de dividenden op basis van de voormelde beslissing bepaald.

Als voorschot in de zin van het eerste lid, 4°, wordt beschouwd, elke al dan niet door effecten vertegenwoordigde vordering van een natuurlijk persoon op een vennootschap waarvan hij aandelen bezit of van een persoon op een vennootschap waarin hij een opdracht of functies als vermeld in artikel 32, eerste lid, 1°, uitoefent, alsmede in voorkomend geval, elke vordering op die vennootschap van hun echtgenoot of hun kinderen wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben, met uitzondering van:

1° obligaties en andere gelijksoortige effecten uitgegeven door een openbaar beroep op het spaarwezen;

2° vorderingen op coöperatieve vennootschappen die door de Nationale Raad van de Coöperatie zijn erkend;

3° vorderingen van in artikel 179 vermelde vennootschappen.

De dividenden omvatten niet de inkomsten bedoeld in artikel 19, § 1, eerste lid, 4° en 19bis.

Voor de toepassing van het eerste lid, 2° en 2°bis, ingeval van verrichtingen gedaan door een buitenlandse vennootschap, dient het begrip gestort kapitaal overeenkomstig artikel 2, § 1, 6°, b, begrepen te worden in de zin van de bepalingen van dit Wetboek betreffende de vennootschapsbelasting.

Voor de toepassing van het eerste lid, 3°/1, wordt de niet uitgekeerde winst van een dochterconstructie, die overeenkomstig die bepaling wordt geacht te zijn toegekend of betaalbaar gesteld aan de oprichter, beperkt overeenkomstig de mate dat hij via een tussenconstructie of een keten van meerdere tussenconstructies de oprichter is van de dochterconstructie.

Het eerste lid, 3°/1, is niet van toepassing op een juridische constructie die krachtens artikel 5/1, § 3, van de toepassing van artikel 5/1, § 1, of van artikel 220/1 is uitgesloten.