Artikel 269, WIB 92
Art. 269, § 1, 4° (vervanging), treedt in werking op 01.01.2023 en is van toepassing op de vanaf 01.01.2023 betaalde of toegekende inkomsten (art. 105 en 124, 1ste lid, progW 26.12.2022 - B.S. 30.12.2022; Numac: 2022043127)
§ 1. De aanslagvoet van de roerende voorheffing is vastgesteld:
1° op 30 % voor inkomsten van roerende goederen en kapitalen, andere dan deze bedoeld in de bepalingen onder 2° tot 4° en 8°, alsmede voor in artikel 90, eerste lid, 5° tot 7°, vermelde diverse inkomsten;
2° op 15 % voor de inkomsten uit in artikel 21, eerste lid, 5°, bedoelde spaardeposito's, en in zoverre zij, wat de inkomsten betaald of toegekend aan natuurlijke personen betreft, meer bedragen dan de in artikel 21, eerste lid, 5°, bepaalde grenzen;
3° op 15 % voor de dividenden die worden uitgekeerd door een beleggingsvennootschap met vast kapitaal bedoeld in de artikelen 195, eerste lid, en 288, § 1, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, die als uitsluitend doel heeft de collectieve belegging in de in artikel 183, eerste lid, 3°, van deze wet bedoelde categorie "vastgoed", door een in deel III, boek I, titel III, van deze wet bedoelde beleggingsvennootschap van gelijke aard of door een gereglementeerde vastgoedvennootschap, of deze beleggingsvennootschap of deze gereglementeerde vastgoedvennootschap haar effecten openbaar aanbiedt in België of niet, voor zover door de betrokken lidstaat een uitwisseling van inlichtingen wordt georganiseerd overeenkomstig artikel 338 of een gelijkaardige reglementering, in zoverre tenminste 80 % van het vastgoed in de zin van artikel 2, 20°, van het koninklijk besluit van 7 december 2010 met betrekking tot vastgoedbevaks of, voor wat betreft de gereglementeerde vastgoedvennootschap, van artikel 2, 5°, van de wet van 12 mei 2014 betreffende gereglementeerde vastgoedvennootschappen, rechtstreeks of onrechtstreeks door deze beleggingsvennootschap of door deze gereglementeerde vastgoedvennootschap belegd is in onroerende goederen die in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn gelegen en uitsluitend of hoofdzakelijk voor aan woonzorg of gezondheidszorg aangepaste wooneenheden aangewend worden of bestemd zijn.
Wanneer het vastgoed niet uitsluitend voor woonzorg of gezondheidszorg aangewend wordt of bestemd is, of slechts gedurende een deel van het belastbaar tijdperk, wordt enkel de verhouding van de tijd en de oppervlakte die werkelijk besteed wordt aan woonzorg of gezondheidszorg in aanmerking genomen voor de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde percentage.
De vaststelling van het in het eerste lid bedoelde percentage gebeurt door de waarden van de waarderingen en actualiseringen in de zin van artikel 29 van het koninklijk besluit van 7 december 2010 met betrekking tot vastgoedbevaks of, voor wat betreft de gereglementeerde vastgoedvennootschap, overeenkomstig artikel 47 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen, die betrekking hebben op onroerende goederen die in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn gelegen en uitsluitend of hoofdzakelijk voor aan woonzorg of gezondheidszorg aangepaste wooneenheden aangewend worden of bestemd zijn op de verschillende referentietijdstippen op te tellen en te delen door de totale waarde van deze waarderingen en actualiseringen op de verschillende referentietijdstippen.
De Koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het te leveren bewijs van de hierboven vermelde voorwaarden.
4° op 15 %, voor de eerste schijf die overeenkomt met het bedrag dat niet meer bedraagt dan 30 % of 37.500 euro (basisbedrag), bedoeld in artikel 37, tweede lid, onverminderd de toepassing van artikel 37, derde lid, of met het in artikel 551 bedoelde bedrag, van de in artikel 17, § 1, 5°, vermelde inkomsten verkregen uit de overdracht of de verlening van een licentie van auteursrechten en naburige rechten of die werden verkregen via een in artikel I.16, § 1, 4° tot 6°, van het Wetboek van economisch recht bedoelde organisatie;
5° (...)
6° tegen de toepasbare aanslagvoet op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen en op de in artikel 90, eerste lid, 6°, bedoelde loten waarop de in artikel 90, eerste lid, 11°, bedoelde vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot betrekking hebben;
7° (...)
8° op 5 of 20 %, voor de dividenden, andere dan deze bedoeld in artikel 209, in de mate dat hun toekenning of betaalbaarstelling voortkomt uit een aantasting van de liquidatiereserve bedoeld in de artikelen 184quater of 541, of voor de dividenden van buitenlandse oorsprong die in België zijn geïnd of verkregen in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en naargelang het aangetaste gedeelte van deze reserves gedurende ten minste 5 jaar of minder dan 5 jaar, te rekenen vanaf de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk, behouden is gebleven op de wijze bedoeld in de artikelen 184quater, derde lid, of 541.
9° op 20 of 15 % voor de dividenden die worden uitgekeerd door een private privak bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, indien en in de mate dat deze inkomsten voortkomen uit dividenden die in aanmerking komen om respectievelijk aan het in § 2, tweede lid, 1°, of het in § 2, tweede lid, 2°, vermelde tarief onderworpen te worden.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, 1°, wordt het tarief van de roerende voorheffing op de dividenden, met uitzondering van de in artikel 18, eerste lid, 2°ter, en 3°, bedoelde dividenden, verlaagd in zoverre dat:
1° de vennootschap die deze dividenden uitkeert, een vennootschap is die als kleine vennootschap wordt aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de kapitaalinbreng is gedaan;
2° die dividenden voortkomen uit nieuwe aandelen op naam uitgegeven ter gelegenheid van de oprichting van de vennootschap of een verhoging van haar kapitaal;
3° de volstorting van het kapitaal dat deze aandelen vertegenwoordigt, volledig gebeurt door middel van nieuwe inbrengen in geld;
4° deze inbrengen in geld niet voortkomen uit de verdeling van belaste reserves die overeenkomstig artikel 537, eerste lid, worden onderworpen aan een verlaagde roerende voorheffing zoals bedoeld in datzelfde lid;
5° de uitgifte van de aandelen gedaan is vanaf 1 juli 2013;
6° de belastingplichtige deze aandelen op naam ononderbroken in volle eigendom heeft behouden vanaf hun uitgifte;
7° deze dividenden zijn verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het tweede boekjaar volgend op dat van de verrichte inbreng bij de oprichting van de vennootschap of bij een kapitaalverhoging, of voor volgende boekjaren.
De roerende voorheffing bedraagt:
1° 20 % voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het tweede boekjaar volgend op dat van de verrichte inbreng bij de oprichting van de vennootschap of bij een kapitaalverhoging;
2° 15 % voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het derde boekjaar volgend op dat van de verrichte inbreng bij de oprichting van de vennootschap of bij een kapitaalverhoging, of voor volgende boekjaren.
De overdracht, in rechte lijn of tussen echtgenoten, van de aandelen ingevolge een erfopvolging of schenking wordt geacht niet te hebben plaatsgehad voor de toepassing van de in het eerste lid, 6°, bedoelde voorwaarde inzake het ononderbroken behoud.
De overdracht, in rechte lijn of tussen echtgenoten, van de aandelen wordt evenmin geacht te hebben plaatsgehad voor de toepassing van de voorwaarde van volle eigendom wanneer die overdracht het gevolg is van:
1° een wettelijke erfopvolging of een erfopvolging op een wijze die gelijkaardig is aan de wettelijke erfvolging;
2° een ascendentenverdeling die geen afbreuk doet aan het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot.
De erfgenamen of begiftigden nemen de plaats in van de belastingplichtige inzake de voordelen en verplichtingen van de maatregel.
De omruiling van aandelen ingevolge verrichtingen als bedoeld in artikel 45 of de vervreemding of verkrijging van aandelen ingevolge fiscaal neutrale verrichtingen als bedoeld in de artikelen 46, § 1, eerste lid, 2°, 211, 214, § 1, en 231, §§ 2 en 3, worden geacht niet te hebben plaatsgevonden voor de toepassing van het eerste lid, 6°.
De kapitaalsverhogingen die tot stand komen na een vermindering van dit kapitaal die plaatsvinden vanaf 1 mei 2013 komen niet in aanmerking voor het toekennen van het verlaagd tarief, behalve in de mate waarin de kapitaalsverhoging de vermindering overstijgt.
De sommen die voortkomen uit een vanaf 1 mei 2013 georganiseerde vermindering van het kapitaal of uitkering van liquidatiereserves bedoeld in artikel 184quater of 541 die onderworpen zijn aan een verlaagd tarief van de roerende voorheffing van 5 %, van een vennootschap verbonden of geassocieerd met een persoon in de zin van de artikelen 1:20 en 1:21 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, en die door deze persoon worden geïnvesteerd in een verhoging van het kapitaal van een andere vennootschap kunnen niet genieten van het voormeld verlaagd tarief.
Voor de toepassing van het achtste lid wordt onder "persoon" ook begrepen zijn echtgenoot, zijn ouders en zijn kinderen wanneer deze persoon of zijn echtgenoot het wettelijk genot van hun inkomsten hebben.
Als de vennootschap, die aandelen heeft uitgegeven of haar kapitaal heeft verhoogd in het kader van deze paragraaf, later overgaat tot verminderingen van dat kapitaal, zullen deze verminderingen prioritair worden afgehouden van de kapitalen die ter uitvoering van de betrokken oprichting of verhoging zijn gestort.
De onderschreven sommen bij de uitgifte van de aandelen moeten volledig volstort zijn en aan deze aandelen mag geen voorkeursrecht verbonden zijn ten aanzien van de deelname in het kapitaal of in de winst of ten aanzien van de verdeling van het maatschappelijk vermogen.
Voor de vennootschappen die tussen 1 mei 2019 en 15 december 2021 beslist hebben over te gaan tot een vrijstelling van volstorting van de onderschreven aandelen, waardoor aan de voorwaarde vermeld in het elfde lid in principe nooit meer zou kunnen worden voldaan, en die vóór 31 december 2022 een kapitaalverhoging in geld doorvoeren, waardoor het bedrag van het gestorte kapitaal in geldmiddelen opnieuw op dezelfde hoogte wordt gebracht van het initieel onderschreven bedrag vóór de vrijstelling tot volstorting, kunnen de dividenden met betrekking tot zowel de aandelen uitgegeven bij de oprichting na 1 juli 2013 als de aandelen uitgegeven bij de kapitaalverhoging in aanmerking komen voor het verlaagde tarief, op voorwaarde dat aan de andere voorwaarden is voldaan. In voorkomend geval is kapitaalverhoging mogelijk zonder de uitgifte van nieuwe aandelen.