Commentaar van art. 360, WIB 92
Art. 360, WIB 92
360/0 | |
360/1 | |
360/2-5 | |
360/2-4 | |
360/5 | |
360/6-41 | |
360/6 | |
360/7 | |
360/8-21 | |
360/22-32 | |
360/33 | |
360/34-41 | |
360/42-77 | |
360/42 | |
B. Tijdperk waarop de inkomsten van onroerende goederen betrekking hebben | 360/43 |
C. Tijdperk waarop de inkomsten van roerende goederen en kapitalen betrekking hebben | 360/44-55 |
360/56-73 | |
360/74-76 | |
F. Tijdperk waartoe de sommen vermeld in | 360/77 |
Nummer 360/0
Art. 360. - De voor een aanslagjaar verschuldigde belasting wordt gevestigd op de inkomsten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft verkregen.
De Koning bepaalt het belastbare tijdperk en de inkomsten die daartoe behoren.
II. ART. 199 TOT 206, KB/WIB 92
Nummer 360/1
Art. 199. - Het belastbare tijdperk valt samen met het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, voor de toepassing :
a) van de onroerende voorheffing;
b) van de roerende voorheffing;
c) van de bedrijfsvoorheffing vermeld in de artikelen 270 tot 275 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Art. 200. - Het belastbare tijdperk valt samen met het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, voor de toepassing :
a) van de personenbelasting en van de belasting van niet-inwoners die overeenkomstig de artikelen 243, 244, 245 en 248 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt gevestigd;
b) van de vennootschapsbelasting en van de belasting van niet-inwoners die overeenkomstig de artikelen 233 en 248 van hetzelfde Wetboek wordt gevestigd, wanneer de betrokkenen niet of per kalenderjaar boekhouden;
c) van de rechtspersonenbelasting en van de belasting van niet-inwoners die overeenkomstig de artikelen 234 en 248 van hetzelfde Wetboek wordt gevestigd.
Art. 201. - Het belastbare tijdperk valt samen met het boekjaar vóór het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, voor de toepassing van de vennootschapsbelasting en van de belasting van niet-inwoners die overeenkomstig de artikelen 233 en 248 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt gevestigd, wanneer het boekjaar loopt over een tijdperk dat korter of langer is dan een jaar en de betrokkenen hun boekhouding afsluiten op 31 december van het jaar.
Art. 202. - Het belastbare tijdperk valt samen met het boekjaar, afgesloten in het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, voor de toepassing van de vennootschapsbelasting en van de belasting van niet-inwoners die overeenkomstig de artikelen 233 en 248 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt gevestigd, wanneer de betrokkenen anders dan per kalenderjaar boekhouden.
Art. 203. - Met betrekking tot belastingplichtigen voor wie de gronden voor belastbaarheid overeenkomstig artikel 200 slechts na 1 januari aanwezig zijn of vóór 31 december zijn weggevallen, stemt het belastbare tijdperk overeen met het gedeelte van het jaar waarin die gronden aanwezig zijn geweest.
In afwijking van gezegd artikel 200 wordt het aanslagjaar genoemd naar het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid weggevallen zijn.
Art. 204. - Inkomsten van het in de artikelen 199 tot 203 vermelde belastbare tijdperk zijn :
1° inkomsten van gebouwde of ongebouwde onroerende goederen die op dat tijdperk betrekking hebben;
2° inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen die overeenkomstig de artikelen 261, 2°, 263, eerste lid, en 267 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de roerende voorheffing onderworpen zijn en tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige zijn betaald of toegekend;
3° beroepsinkomsten, bestaande uit :
a) vastgestelde of vermoede winst of baten van dat tijdperk;
b) tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige betaalde of toegekende bezoldigingen;
c) tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige betaalde of toegekende pensioenen, renten en toelagen;
4° diverse inkomsten, bestaande uit :
a) vastgestelde of vermoede winst of baten van dat tijdperk, vermeld in artikel 90, 1° van hetzelfde Wetboek;
b) tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige betaalde of toegekende sommen vermeld in artikel 90, 2° tot 7°, van hetzelfde Wetboek;
c) vastgestelde of vermoede meerwaarden van dat tijdperk vermeld in artikel 90, 8°, van hetzelfde Wetboek;
d) meerwaarden vermeld in art. 90, 9°, van hetzelfde Wetboek.
5° de kosten, bijdragen, pensioenen, renten en toelagen vermeld in artikel 223 van hetzelfde Wetboek, die door de belastingplichtige tijdens dat tijdperk zijn betaald of toegekend.
Art. 205. - Voor de toepassing :
1° van artikel 204, 3°, a, worden winst of baten die uit een boekhouding blijken, geacht verkregen te zijn op de datum van afsluiting van het boekjaar waarop zij betrekking hebben;
2° van artikel 204, 3°, b, wordt het bedrag vermeld in artikel 31, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 geacht te zijn betaald of toegekend op de datum waarop de aandelen zijn overgedragen;
3° van artikel 204, 3°, c, maakt de verrichting vermeld in artikel 274 van hetzelfde Wetboek geen betaling of toekenning uit.
Art. 206. - De bijzondere aanslag in de vennootschapsbelasting vermeld in artikel 219 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de bijzondere aanslag in de belasting der niet-inwoners gevestigd volgens artikel 246, 2°, en de aanslagen vermeld in artikel 247, 2° en 3°, van hetzelfde Wetboek, worden verbonden aan het aanslagjaar betreffende het belastbare tijdperk bepaald overeenkomstig de artikelen 200 tot 203, in de loop waarvan de omstandigheid, waarin gezegde aanslagen hun grond vinden, zich heeft voorgedaan.
A. IN AANMERKING TE NEMEN INKOMSTEN
Nummer 360/2
De voor een aanslagjaar verschuldigde belasting is gegrond op de inkomsten welke werden verkregen of worden geacht verkregen te zijn tijdens een tijdperk "belastbaar tijdperk" genoemd, dat wordt bepaald in de art. 199 tot 203, KB/WIB 92, zonder dat rekening dient te worden gehouden met de duur van de periode waarin gezegde inkomsten werden behaald of voortgebracht.
Nummer 360/3
Wanneer een belastingplichtige slechts tijdens een gedeelte van het beschouwde belastbare tijdperk inkomsten heeft verkregen, is hij slechts op grond van gezegde inkomsten belastbaar en kan er geen sprake van zijn deze fictief te verhogen derwijze dat zij proportioneel met die van een volledig jaar overeenstemmen (zie commentaar op art. 130 en 215, WIB 92) .
Evenzo, als een belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk inkomsten met betrekking tot een periode van meer dan één jaar heeft verkregen, zijn deze inkomsten eveneens integraal belastbaar, en bestaat er geen aanleiding toe ze fictief tot het jaarbedrag te herleiden (zie commentaar op art. 215, WIB 92).
Nummer 360/4
Er werd gevonnist dat het grondwettelijke beginsel van de eenjarigheid van de belasting niet verhindert dat, voor het aanslagjaar, het belastingobject bestaat uit in de loop van een vroeger jaar verkregen inkomsten, noch dat onderscheiden inkomsten, bij de wet bepaald, en op verschillende tijdstippen verkregen, niettemin voor eenzelfde aanslagjaar in de belasting worden aangeslagen (Cass., 11.12.1939, De Beukelaar, Bull. 150, blz. 159).
B. INTERPRETATIE VAN HET WOORD "VERKREGEN"
Nummer 360/5
Wat de inkomsten van gebouwde en ongebouwde onroerende goederen betreft, zijn hier beoogd de inkomsten met betrekking tot het belastbare tijdperk (zie 360/43), d.w.z. :
- voor de in België gelegen eigendommen, hun KI of het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen (art. 7, § 1, 1° en 2°, a tot c, WIB 92) ;
- voor de in het buitenland gelegen goederen de huurwaarde, of het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen (art. 7, § 1, 1° en2°, d, WIB 92) ;
- de bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten (art. 7, § 1, 3°, WIB 92) .
Ten opzichte van de andere inkomsten dient, volgens het geval, het woord "verkregen" te worden geïnterpreteerd in de zin van "betaalde of toegekende" inkomsten (art. 204, 2°, 3°, b, c, 4°, b, en5°, KB/WIB 92 - inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, bezoldigingen, pensioenen, renten, en toelagen, en diverse inkomsten vermeld in art. 90, 2° tot 7°, WIB 92) of "vastgestelde of vermoede inkomsten" (art. 204, 3°, a en 4°, a en c, KB/WIB 92 - winst of baten die beroepsinkomsten of diverse inkomsten uitmaken en meerwaarden op gronden).
Nummer 360/6
Het belastbare tijdperk dat overeenstemt met een bepaald aanslagjaar valt, volgens het geval, samen :
- met het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd;
- met het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd;
- met het boekjaar vóór het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd;
- met het boekjaar afgesloten tijdens het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd;
- met het gedeelte van het jaar waarin de gronden van belastbaarheid aanwezig zijn geweest.
B. BELASTBAAR TIJDPERK INZAKE VOORHEFFINGEN
Nummer 360/7
Voor de toepassing van de OV, de RV en de BV valt het belastbare tijdperk samen met het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd (art. 199, KB/WIB 92) .
C. BELASTBAAR TIJDPERK INZAKE PB
1. Algemene regel
Nummer 360/8
In de regel valt het belastbare tijdperk van de PB samen met het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd (art. 200, a, KB/WIB 92) .
Voorbeeld : Aanslagjaar : 1992
Belastbaar tijdperk : jaar 1991.
2. Uitzonderingen
Nummer 360/9
Art. 203, KB/WIB 92 bevat twee uitzonderingen. De eerste betreft de belastingplichtigen waarvoor de gronden voor belastbaarheid slechts na 1 januari aanwezig zijn; de tweede betreft de belastingplichtigen waarvoor deze gronden vóór 31 december zijn weggevallen.
a) 1e uitzondering : Belastingplichtigen waarvoor de gronden voor belastbaarheid slechts na 1 januari van het jaar aanwezig zijn
Nummer 360/10
Voor deze belastingplichtigen stemt het belastbare tijdperk overeen met het gedeelte van het jaar voor dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd en waarin de gronden voor belastbaarheid aanwezig waren (art. 203, eerste lid, KB/WIB 92).
Nummer 360/11
De personen die in de loop van het jaar de hoedanigheid van rijksinwoner verwerven worden slechts aan de PB onderworpen op de inkomsten die zij sedert hun vestiging in het land hebben verkregen.
Aldus is een vreemdeling die zich op 1.6.1991 in België vestigt voor het aanslagjaar 1992 aan de PB onderworpen op grond van de inkomsten die hij van 1.6.1991 tot 31.12.1991 heeft verkregen.
Er mag nochtans niet uit het oog worden verloren dat een belastingplichtige die een regelmatige boekhouding voert, wordt geacht de winst of baten verkregen te hebben op de datum van de afsluiting van het boekjaar (art. 205, 1°, KB/WIB 92).
Wanneer voormelde belastingplichtige aan de PB onderworpen is en een jaarrekening met betrekking tot in het buitenland en in België uitgeoefende werkzaamheden opstelt, wordt de totaliteit van de in deze jaarrekening uitgedrukte resultaten aan de PB onderworpen (zie ook 360/64 en 65).
Nummer 360/12
De inkomsten welke de onder 360/11 vermelde personen tijdens het gedeelte van het jaar dat hun intrede in het land voorafgaat, hebben verkregen, zijn vatbaar voor de BNI wanneer zij in België werden verkregen, tenzij zij nochtans zijn opgenomen in een jaarrekening afgesloten tijdens het tijdperk van onderwerping aan de PB (zie ook 360/65).
b) 2e uitzondering : Belastingplichtigen waarvoor de gronden voor belastbaarheid vóór 31 december van het jaar wegvallen
Nummer 360/13
Voor deze belastingplichtigen stemt het belastbare tijdperk overeen met het gedeelte van het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid in de PB aanwezig waren.
De inkomsten van dit gedeelte van het jaar zijn het voorwerp van een bijzondere aanslag verbonden aan het aanslagjaar dat het jaartal van gezegd jaar draagt (art. 203, 2e lid, KB/WIB 92).
Nummer 360/14
In het in 360/13 vermelde geval, dienen dus twee afzonderlijke aanslagen in de PB te worden gevestigd voor het aanslagjaar dat het jaartal draagt van het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid weggevallen zijn :
- een gewone aanslag op de inkomsten verkregen tijdens het jaar dat het aanslagjaar voorafgaat;
- een bijzondere aanslag op de inkomsten verkregen tijdens het gedeelte van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, tot op het ogenblik dat de gronden voor belastbaarheid zijn weggevallen.
Verlies van de hoedanigheid van aan de PB onderworpen belastingplichtige ten gevolge van het overlijden van een rijksinwoner
Nummer 360/15
Er dient slechts een bijzondere aanslag wegens overlijden op naam van de nalatenschap te worden gevestigd in geval van het overlijden van een belastingplichtige (Rijksinwoner) die tijdens zijn leven generlei beroepswerkzaamheid heeft uitgeoefend (zie ook commentaar op de art. 3 en 128, WIB 92).
Deze voorwaarde wordt geacht vervuld te zijn wanneer de overleden belastingplichtige, bij weten van de aanslagdienst (vorig fiscaal dossier, plaatselijke kennis, enz.), tijdens zijn leven geen beroep heeft uitgeoefend.
Nummer 360/16
De gewone aanslagen worden verbonden aan het aanslagjaar dat op het jaar van het overlijden volgt (zie commentaar op art. 128, WIB 92).
De bijzondere aanslagen behoren tot het aanslagjaar waarnaar het jaar van overlijden wordt genoemd.
Nummer 360/17
De vroeger verworven inkomsten van de overleden echtgenoot welke door de nalatenschap worden verkregen, zijn het voorwerp van een afzonderlijke aanslag, te vestigen op naam van de nalatenschap en verbonden aan het aanslagjaar volgend op het jaar waarin de inkomsten werden verkregen (zie tevens commentaar op art. 28 en 31, WIB 92).
Definitieve stopzetting van het beroep uitgeoefend door één van de echtgenoten
Nummer 360/18
Er dient het volgende onderscheid te worden gemaakt naargelang de gronden voor belastbaarheid al dan niet tijdens het jaar van de stopzetting van het beroep zijn weggevallen :
1° De gronden voor belastbaarheid zijn aanwezig gebleven
In dit geval moet geen speciale aanslag worden gevestigd ten name van de echtgenoot die alle beroepswerkzaamheid heeft stopgezet.
De inkomsten die de echtgenoot tijdens het jaar van de stopzetting van elke beroepswerkzaamheid heeft "verkregen", zijn te zijnen name belastbaar voor het aanslagjaar dat wordt genoemd naar het jaar volgend op de stopzetting. Die aanslag wordt ten name van beide echtgenoten gevestigd (zie art. 126, 3e lid, WIB 92).
Hetzelfde zou gelden ingeval de echtgenoot die elke bedrijvigheid heeft gestaakt, een boekhouding, anders dan per kalenderjaar, zou hebben gevoerd.
2° De gronden voor belastbaarheid zijn vóór 31 december weggevallen (bv. definitief vertrek naar het buitenland)
Een speciale aanslag, verbonden aan het aanslagjaar dat wordt genoemd naar het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid zijn weggevallen, moet ten name van de beide echtgenoten worden gevestigd op het geheel van de inkomsten die de echtgenoten, tijdens het bedoelde jaar tot op het ogenblik dat de gronden voor belastbaarheid zijn weggevallen, hebben "verkregen".
Indien het gaat om winst of baten die blijken uit een jaarrekening die met het belastbare tijdperk overeenstemt of in de loop hiervan werd opgemaakt (geval van belastingplichtigen die een boekhouding anders dan per kalenderjaar voerden), zal men zich, onder voorbehoud van verificatie, aan die jaarrekening houden.
Als de resultaten van de jaarrekening op een langer tijdperk betrekking hebben (belastingplichtigen die hun werkzaamheid uitsluitend in het buitenland uitoefenen na het tijdperk van belastbaarheid), zullen deze resultaten eventueel pro rata over deze laatste periode worden omgedeeld (zie evenwel 360/65).
Evenzo zullen het KI, de huurprijs of huurwaarde en de huurvoordelen, en de bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of opstal of van gelijkaardige onroerende rechten (zie 360/5), in voorkomend geval, pro rata over het tijdperk van belastbaarheid worden omgedeeld.
Nummer 360/19
Ten name van belastingplichtigen die het land op definitieve wijze hebben verlaten en waarvoor, ingevolge dit feit, de gronden voor belastbaarheid in de PB zijn weggevallen, zijn de in België verkregen inkomsten na hun vertrek naar het buitenland aan de BNI onderworpen.
Huwelijk, echtscheiding, scheiding van tafel en bed en behoorlijk vastgestelde feitelijke scheiding
Nummer 360/20
Bij huwelijk, echtscheiding en scheiding van tafel en bed, moeten twee aanslagen worden gevestigd voor het aanslagjaar dat genoemd wordt naar het jaar volgend op dat waarin het feit zich heeft voorgedaan. Bij feitelijke scheiding worden de betrokkenen slechts als alleenstaanden aangemerkt vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden (zie commentaar op art. 128, WIB 92).
Gelet op de bepalingen van art. 205,1°, KB/WIB 92, dienen de winst of baten die blijken uit een boekhouding afgesloten tijdens het belastbare tijdperk of gedeelte van het belastbare tijdperk, niet te worden omgedeeld, vermits zij worden geacht verkregen te zijn op de datum van afsluiting van het boekjaar waarop zij betrekking hebben.
Die winst of baten worden aangeslagen :
- ten name van beide echtgenoten, indien de afsluiting heeft plaatsgehad tijdens het gedeelte van het belastbare tijdperk dat op het huwelijk volgt of dat de echtscheiding of de scheiding voorafgaat;
- ten name van de echtgenoot die ze heeft verkregen, in het tegenovergestelde geval.
Ophouden voor de ouders, in de loop van het jaar, van het genot van de inkomsten van hun kinderen
Nummer 360/21
In dit geval moeten de afzonderlijke aanslagen te name van de kinderen, evenals de aanslag lastens de ouders voor het belastbare tijdperk waarin het feit zich heeft voltrokken (zie commentaar op art. 126, WIB 92), worden gevestigd voor het aanslagjaar dat het jaartal van het volgende jaar draagt.
Het bepaalde van de laatste twee leden van 360/20 is ter zake van overeenkomstige toepassing.
D. BELASTBAAR TIJDPERK INZAKE VEN.B
1. Gewone aanslagen
a) Algemene regel
Nummer 360/22
In de regel valt het belastbare tijdperk in de Ven.B samen :
1° met het kalenderjaar (twaalf maanden) vóór het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, wanneer de belastingplichtige niet of per kalenderjaar boekhoudt (art. 200, b, KB/WIB 92);
2° met het boekjaar afgesloten vóór het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, wanneer dit boekjaar loopt over een tijdperk dat korter of langer is dan een jaar en afsluit op 31 december van het jaar (art. 201, KB/WIB 92) ;
3° met het boekjaar afgesloten tijdens het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, indien de belastingplichtige anders dan per kalenderjaar boekhoudt, waarbij het geen belang heeft of het boekjaar loopt over een tijdperk dat korter of langer is dan een jaar of gelijk is aan een jaar (art. 202, KB/WIB 92).
b) Uitzonderingen
Vennootschappen die niet of per kalenderjaar boekhouden
Nummer 360/23
Art. 203, KB/WIB 92, behelst twee uitzonderingen met betrekking tot eensdeels, de belastingplichtigen waarvoor de gronden voor belastbaarheid slechts na 1 januari aanwezig zijn en anderdeels de belastingplichtigen waarvoor de gronden voor belastbaarheid vóór 31 december zijn weggevallen.
Belastingplichtigen waarvoor de gronden voor belastbaarheid in de Ven.B slechts na 1 januari van het jaar aanwezig zijn
Nummer 360/24
Wanneer in vennootschappen die geen boekhouding voeren of die hun boekhouding afsluiten op 31 december, de gronden voor belastbaarheid in de Ven.B slechts na 1 januari van het jaar aanwezig zijn, stemt het belastbare tijdperk overeen met het gedeelte van het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid aanwezig zijn geweest en het aanslagjaar wordt genoemd naar het volgende jaar (art. 203, KB/WIB 92).
Belastingplichtigen waarvoor de gronden voor belastbaarheid vóór 31 december van het jaar zijn weggevallen
Nummer 360/25
Wanneer de gronden voor belastbaarheid in de Ven.B vóór 31 december van het jaar zijn weggevallen, stemt het belastbare tijdperk overeen met het gedeelte van het jaar waarin gezegde gronden aanwezig zijn geweest en het aanslagjaar wordt genoemd naar het jaar waarin het feit zich heeft voorgedaan (en niet meer naar het volgende jaar of het jaar van afsluiting van het boekjaar) (art. 203, KB/WIB 92).
Nummer 360/26
In het in 360/25 vermelde geval, moeten eventueel twee aanslagen worden gevestigd voor het aanslagjaar dat het jaartal draagt van het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid zijn weggevallen :
- de eerste, op grond van de resultaten van het vorige (boek)jaar;
- de tweede, op grond van de resultaten van het tijdperk dat loopt van 1 januari (of van de gewone datum van afsluiting der rekeningen) tot op de datum waarop de gronden voor belastbaarheid zijn weggevallen.
Vennootschappen die anders dan per kalenderjaar boekhouden
Nummer 360/27
Indien een toestand gelijkaardig aan die waarvan sprake onder 360/23 zich voordoet in vennootschappen die anders dan per kalenderjaar boekhouden, dienen het belastbare tijdperk en het aanslagjaar als volgt te worden bepaald :
- wanneer de gronden voor belastbaarheid ontstaan op een andere datum dan de normale aanvangsdatum van het statutaire boekjaar, stemt het belastbare tijdperk overeen met de periode (minder of meer dan twaalf maanden) waarin de gronden voor belastbaarheid aanwezig zijn geweest en het aanslagjaar wordt steeds genoemd naar het jaar waarin het boekjaar wordt afgesloten;
- wanneer de gronden voor belastbaarheid wegvallen op een andere datum dan de normale afsluitingsdatum van elk boekjaar, stemt het belastbare tijdperk overeen met de periode waarin de gronden voor belastbaarheid aanwezig zijn geweest en het aanslagjaar wordt genoemd naar het jaar waarin gezegde gronden wegvallen.
Ontbinding en in vereffeningstelling van een vennootschap
Nummer 360/28
Aangezien art. 208, WIB 92 bepaalt dat vennootschappen in vereffening aan de Ven.B onderworpen blijven volgens de bepalingen van de art. 183 tot 207, WIB 92 moet worden geacht dat de gronden van belastbaarheid in de Ven.B slechts wegvallen na de sluiting van de vereffening.
Nummer 360/29
In geval van sluiting van de vereffening dient een gewone aanslag te worden gevestigd op de winst die sinds de afsluiting van het vorige boekjaar tot op de datum van de sluiting van de vereffening werd behaald.
Deze aanslag wordt gevestigd op grond van de aangifte bedoeld in de art. 305 en 310, WIB 92, en van de jaarrekening en de resultatenrekening, die de zaakvoerders en bestuurders moeten opmaken voor het in voorgaand lid vermelde tijdperk.
Die aanslag wordt verbonden :
- aan het aanslagjaar dat het jaartal draagt van het jaar volgend op dit van de sluiting van de vereffening, wanneer die sluiting op 31 december heeft plaats gevonden (art. 200 en 201, KB/WIB 92);
- aan het aanslagjaar dat het jaartal draagt van het jaar van de sluiting van de vereffening, wanneer die sluiting op een andere datum dan 31 december heeft plaats gevonden (art. 202 en 203, KB/WIB 92).
Vennootschap in faling
Nummer 360/30
Na het vonnis waarbij de faling wordt uitgesproken, blijft de rechtspersoon bestaan en kan hij nog belastbare inkomsten verwerven (bv. innen van inkomsten van kapitalen, inkomsten voortvloeiende uit de voortzetting van de werkzaamheden door de curator, enz.).
De gronden van belastbaarheid blijven dus bestaan zodat de vennootschap in faling, tot aan haar ontbinding, haar normaal belastbaar tijdperk blijft behouden.
Vennootschap die twee jaarrekeningen in de loop van hetzelfde jaar afsluit
Nummer 360/31
Niettegenstaande de gronden voor belastbaarheid ononderbroken aanwezig zijn, kan een vennootschap ertoe komen in de loop van hetzelfde jaar twee jaarrekeningen op te maken.
Wanneer de jaarrekeningen worden afgesloten op een andere datum dan 31 december (de eerste lopende over een tijdperk van bedrijvigheid van 12 maanden), zullen de resultaten uitgewezen door elk van beide jaarrekeningen afzonderlijk aan de Ven.B worden onderworpen voor hetzelfde aanslagjaar dat wordt genoemd naar het jaar van de afsluiting der jaarrekeningen.
Wanneer de eerste jaarrekening in de loop van het jaar wordt afgesloten en loopt over een tijdperk van bedrijvigheid van bv. twaalf maanden, en de tweede jaarrekening op 31 december afsluit (omdat de vennootschap beslist heeft haar boekjaar met het kalenderjaar te laten samenvallen), zullen de resultaten uitgewezen door de eerste jaarrekening de Ven.B ondergaan voor het aanslagjaar dat wordt genoemd naar het jaar van de afsluiting van deze jaarrekening, terwijl de resultaten van de tweede jaarrekening voor het volgende aanslagjaar aan de Ven.B zullen worden onderworpen.
2. Bijzondere aanslag
Nummer 360/32
In beginsel, wordt de in art. 219, WIB 92 vermelde bijzondere aanslag in de Ven.B verbonden aan het aanslagjaar betreffende het belastbare tijdperk in de loop waarvan de omstandigheid waarin gezegde bijzondere aanslag haar grond vindt, zich heeft voorgedaan (art. 206, KB/WIB 92) .
De bedoelde omstandigheden zijn :
- betaling van commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno's, enz., die niet werden verantwoord (zie commentaar op art. 219, WIB 92) ;
- betaling van bezoldigingen, pensioenen, renten en toelagen die niet werden verantwoord (ibid.);
- vaste vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever en die niet zijn verantwoord (ibid.).
De voormelde omstandigheden doen zich in een wel bepaald belastbaar tijdperk voor en het is in functie van dit tijdperk dat het aanslagjaar wordt vastgesteld waaraan de bijzondere aanslag moet worden verbonden. Dit aanslagjaar zal dus hetzelfde zijn als dat waartoe de gewone aanslag in de Ven.B behoort (zie 360/22 tot 31).
E. BELASTBAAR TIJDPERK INZAKE RPB
Nummer 360/33
Het belastbare tijdperk in de RPB valt samen met het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd (art. 200, c, KB/WIB 92).
F. BELASTBAAR TIJDPERK INZAKE BNI
1. Te maken onderscheid
Nummer 360/34
De niet-inwoners kunnen in vier categorieën worden ingedeeld :
1° de niet-rijksinwoners waarvoor de belasting overeenkomstig de art. 243, 244, 245 en 248, WIB 92 wordt gevestigd;
2° de buitenlandse vennootschappen, enz. waarvoor de belasting overeenkomstig de art. 233 en 248, WIB 92 wordt gevestigd;
3° de rechtspersonen waarvoor de belasting overeenkomstig de art. 234 en 248, WIB 92 wordt gevestigd;
4° niet-inwoners die aan geen specifieke aanslagregeling onderworpen zijn en waarvoor de belasting overeenkomstig art. 248, WIB 92 wordt gevestigd.
Nummer 360/35
Wat de in 360/34, 1°, 3° en 4° vermelde niet-inwoners betreft, valt het belastbare tijdperk samen met het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd en het speelt geen rol of die belastingplichtigen geen boekhouding voeren of er een voeren al dan niet per kalenderjaar (art. 200, a en c, KB/WIB 92).
Nummer 360/36
Wat de in 360/34, 2° vermelde buitenlandse vennootschappen, enz. betreft, gelden dezelfde algemene regels als inzake Ven.B (zie 360/22), d.w.z. dat het belastbare tijdperk samenvalt :
1° met het kalenderjaar (twaalf maanden) vóór het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, wanneer de belastingplichtige niet of per kalenderjaar boekhoudt (art. 200, b, KB/WIB 92);
2° met het boekjaar afgesloten vóór het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd wanneer dit boekjaar loopt over een tijdperk dat korter of langer is dan een jaar en wordt afgesloten op 31 december van het jaar (art. 201, KB/WIB 92);
3° met het boekjaar afgesloten tijdens het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, indien de belastingplichtige anders dan per kalenderjaar boekhoudt, waarbij het geen belang heeft of het boekjaar loopt over een tijdperk dat korter of langer is dan een jaar of gelijk is aan een jaar (art. 202, KB/WIB 92).
2. Bijzondere gevallen
a) In 360/34, 1°, 3° en 4° vermelde niet-inwoners
De gronden van belastbaarheid zijn slechts na 1 januari aanwezig
Nummer 360/37
Er stelt zich geen probleem ten opzichte van de niet-inwoners die aan geen enkele regularisatie onderworpen zijn (zie 360/34, 4°), vermits er geen enkele aanslag te vestigen is (zie commentaar op art. 248, WIB 92).
Wat de in 360/34, 1° en 3° vermelde niet-inwoners betreft, is het belastbare tijdperk datgene dat overeenstemt met het gedeelte van het jaar waarin de gronden van belastbaarheid aanwezig zijn geweest, maar wordt het aanslagjaar naar het daarop volgende jaar genoemd.
De gronden van belastbaarheid houden op aanwezig te zijn vóór 31 december
Nummer 360/38
De regels uiteengezet in 360/37 zijn van overeenkomstige toepassing, behoudens dat in dit geval het aanslagjaar steeds wordt genoemd naar het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid zijn weggevallen (art. 203,2e lid, KB/WIB 92) .
Niet-rijksinwoner die, na aanvankelijk aan geen enkele specifieke aanslagregeling te zijn onderworpen (zie 360/34, 4°), in de loop van het jaar een niet-rijksinwoner wordt die onderworpen is aan een aanslagregeling (zie 360/34, 1°)
Nummer 360/39
In dergelijk geval moet de fiscale toestand van de betrokken belastingplichtige als volgt worden geregeld :
1° gedeelte van het jaar waarvoor de belastingplichtige niet aan een aanslagregeling onderworpen is :
toepassing van de bepalingen van art. 248, WIB 92;
2° gedeelte van het jaar waarvoor de belastingplichtige aan een aanslagregeling onderworpen is :
de BNI wordt gevestigd overeenkomstig de art. 243, 244 en 245, WIB 92.
Het aanslagjaar wordt genoemd naar het jaar dat volgt op dat van het belastbare tijdperk.
b) In 360/34, 2° vermelde buitenlandse vennootschappen, enz.
Nummer 360/40
De regels uiteengezet in 360/23 tot 28 zijn eveneens van toepassing op de in 360/34, 2° vermelde buitenlandse vennootschappen, enz.
3. Aanslagen bedoeld in de art. 246, 2° en 247, 2° en 3°, WIB 92
Nummer 360/41
In beginsel, wordt de in art. 246, 2°, en 247, 2° en 3°, WIB 92 vermelde bijzondere aanslagen in de BNI verbonden aan het aanslagjaar betreffende het belastbare tijdperk in de loop waarvan de omstandigheid waarin gezegde bijzondere aanslagen hun grond vinden, zich heeft voorgedaan (art. 206, KB/WIB 92).
De bedoelde omstandigheden zijn :
- niet verantwoorde kosten (zie commentaar op art. 246, WIB 92);
- de in art. 234, 3°, WIB 92 vermelde bijdragen, pensioenen, renten en toelagen die niet voldoen aan het bepaalde in art. 59, WIB 92 (zie commentaar op art. 247, WIB 92);
- de in art. 234, 4°, WIB 92 vermelde niet verantwoorde kosten (zie commentaar op art. 247, WIB 92).
De voormelde omstandigheden doen zich in een wel bepaald belastbaar tijdperk voor en het is in functie van dit tijdperk dat het aanslagjaar wordt vastgesteld waaraan de bijzondere aanslagen worden verbonden. Dit aanslagjaar zal dus hetzelfde zijn als dat waartoe de gewone aanslagen in de BNI behoren (zie 360/34 tot 40).
V. INKOMSTEN VAN HET BELASTBARE TIJDPERK
Nummer 360/42
Wat de OV, RV, BV, PB, Ven.B, RPB en BNI betreft, zijn de inkomsten van het belastbare tijdperk :
1° de inkomsten van gebouwde of ongebouwde onroerende goederen die op dat tijdperk betrekking hebben;
2° de inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, die tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige zijn betaald of toegekend;
3° de vastgestelde of vermoede winst of baten van dat tijdperk met inbegrip van de "verdoken reserves" vermeld in art. 361 tot 363, WIB 92;
4° de tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige betaalde of toegekende bezoldigingen;
5° de tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige betaalde of toegekende pensioenen, renten of toelagen;
6° de vastgestelde of vermoede diverse inkomsten van dat tijdperk indien ze voortkomen :
- uit enige prestatie, verrichting, speculatie of uit diensten bewezen aan derden buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid (art. 90, 1°, WIB 92);
- uit meerwaarden die betrekking hebben op sommige in België gelegen ongebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot die onroerende goederen (art. 90, 8°, WIB 92);
- uit meerwaarden verwezenlijkt ter gelegenheid van de overdracht onder bezwarende titel van aandelen (art. 90, 9°, WIB 92);
7° de overige diverse inkomsten bedoeld in art. 90, 2° tot7°, WIB 92, die tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige werden betaald of toegekend;
8° de kosten, bijdragen, pensioenen, renten en toelagen vermeld in art. 223, WIB 92, die door de belastingplichtige tijdens dat tijdperk zijn betaald of toegekend en waarvoor geen bewijzen werden overgelegd.
B. TIJDPERK WAAROP DE INKOMSTEN VAN ONROERENDE GOEDEREN BETREKKING HEBBEN
Nummer 360/43
Onder de in art. 204, 1°, KB/WIB 92, vermelde woorden "inkomsten van gebouwde of ongebouwde onroerende goederen die op dat tijdperk betrekking hebben", wordt, naar het geval, verstaan :
1° het onroerend inkomen dat tijdens het belastbare tijdperk werd verkregen uit in België gelegen onroerende goederen; als dusdanig wordt beschouwd het KI of het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen (art. 7, § 1, 1° en 2°, a tot c, WIB 92);
2° het onroerend inkomen dat tijdens het belastbare tijdperk werd verkregen uit in het buitenland gelegen onroerende goederen of gedeelten daarvan; als dusdanig wordt beschouwd de huurwaarde of de huurprijs en de huurvoordelen (art. 7, § 1, 1° en 2°, d, WIB 92);
3° de tijdens het belastbare tijdperk verkregen bedragen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten (art. 7, § 1, 3°, WIB 92).
Voor meer precisering ter zake, wordt verwezen naar de commentaar op art. 7, WIB 92.
C. TIJDPERK WAAROP DE INKOMSTEN VAN ROERENDE GOEDEREN EN KAPITALEN BETREKKING HEBBEN
1. In verband met de RV
Nummer 360/44
De inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen behoren tot het belastbare tijdperk dat overeenstemt met het jaar waarin die inkomsten en opbrengsten werkelijk betaald of toegekend zijn of als zodanig worden beschouwd (zie commentaar op art. 267, WIB 92).
2. In verband met de PB en de Ven.B
Nummer 360/45
Voor de toepassing van de PB en de Ven.B, zijn de inkomsten en de opbrengsten van het belastbare tijdperk die welke tijdens dat tijdperk aan de belastingplichtige werden betaald of toegekend of die hij heeft verkregen of wordt geacht te hebben verkregen op enig ogenblik van dit tijdperk.
Nummer 360/46
Aan te stippen valt dat voor de inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen het belastbare tijdperk kan verschillen naargelang zij aan de PB onderhevig zijn onder hun eigen benaming of een beroepskarakter hebben :
1° de inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen onderhevig aan de PB onder hun eigen benaming worden verbonden aan het belastbare tijdperk of het gedeelte van het belastbare tijdperk waarin werden betaald of toegekend of worden geacht dit te zijn.
Hierbij mag niet over het hoofd worden gezien dat voor de roerende inkomsten van Belgische oorsprong de datum van toekenning of betaalbaarstelling bepalend is, ongeacht de datum van de werkelijke incassering; daarentegen komt alleen die laatste datum in aanmerking wanneer het gaat om roerende inkomsten van vreemde oorsprong behaald of toegekend in België door middel van een tussenpersoon of die rechtstreeks in het buitenland zijn geïnd (zie 360/49 en 50);
2° wanneer de activa waarop ze betrekking hebben tot het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijgers zijn aangewend, worden voormelde inkomsten en opbrengsten voor de toepassing van de PB of de Ven.B beschouwd en behandeld als beroepsinkomsten; die inkomsten en opbrengsten behoren alsdan tot het belastbare tijdperk waarin zij werden vastgesteld of vermoed (zie 360/56 en vlg.).
3. In verband met de BNI
Nummer 360/47
Wanneer de activa waarop zij betrekking hebben niet tot de beroepswerkzaamheid in België van de verkrijgers worden gebruikt, komen de inkomsten van roerende kapitalen niet in aanmerking voor de aanslagregelingen vermeld in 360/34, 1° en 2°. De BNI in verband met deze inkomsten wordt immers geacht gelijk te zijn aan de RV.
Vanuit het oogpunt van de BNI, behoren bedoelde inkomsten tot het belastbare tijdperk -overeenstemmend met het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd- waarin zij werden betaald of toegekend.
Wanneer de activa waarop zij betrekking hebben tot de beroepswerkzaamheid in België van de verkrijgers worden gebruikt, worden voormelde inkomsten als beroepsinkomsten aangemerkt waarop de aanslagregeling vermeld in 360/34, 1° en 2° van toepassing is. Als dusdanig behoren zij tot de vastgestelde of vermoede beroepsinkomsten van het belastbare tijdperk vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de nrs. 360/35 en 36.
4. Betaling of toekenning der inkomsten
Nummer 360/48
De woorden "betaald of toegekend" waarvan sprake is in art. 204, 2°, KB/WIB 92, dienen in dezelfde zin te worden geïnterpreteerd als de woorden "toekenning of betaalbaarstelling" vermeld in art. 267, WIB 92 (zie commentaar op art. 267, WIB 92).
5. Inkomsten van vreemde oorsprong
Nummer 360/49
Voor de door bemiddeling van een tussenpersoon in België betaalde of toegekende inkomsten van vreemde oorsprong, moet de datum van de werkelijke incassering in België door de verkrijgers of die van de inschrijving der inkomsten op een rekening waarover de belanghebbenden kunnen beschikken, als datum van toekenning of betaalbaarstelling van de inkomsten worden beschouwd en bepaalt die datum het belastbare tijdperk waartoe die inkomsten horen (zie commentaar op art. 267, WIB 92).
Hetzelfde geldt wanneer de rekening waarop de inkomsten werden gecrediteerd, onbeschikbaar geworden is ingevolge een uitdrukkelijk of stilzwijgend akkoord van de verkrijger (zie commentaar op art. 267, WIB 92) .
Voor de inkomsten van vreemde oorsprong die rechtstreeks in het buitenland zijn geïnd, is de datum van werkelijke incassering bepalend.
Nummer 360/50
De inkomsten te verkrijgen in landen waar men de deviezencontrole toepast, moeten slechts worden beschouwd als zijnde ter beschikking van de rechthebbenden, indien die inkomsten werkelijk naar België kunnen worden overgebracht.
Evenwel dient er, in geval van verbod van repatriëring van de inkomsten, te worden aangenomen dat er toekenning bestaat die aanleiding tot aanslag geeft zodra de rechthebbenden, in gelijk welke vorm, in het land van oorsprong over hun inkomsten hebben kunnen beschikken.
6. Verlopen interestgedeelte
Nummer 360/51
Wanneer de verlopen interest, die door de verkrijger van een obligatie, kasbon, enz. wordt betaald aan degene die ze hem verkoopt voor de vervaldag van een coupon, een belastbaar inkomen is voor de verkoper (zie commentaar op art. 22, WIB 92), dan heeft dit inkomen betrekking op het belastbare tijdperk waarin de verkoop plaats heeft.
7. Interesten van gelddeposito's
Nummer 360/52
Krachtens art. 267, 4e lid, WIB 92, worden de inkomsten van gelddeposito's geacht te zijn toegekend of betaalbaar gesteld op de laatste dag van het tijdperk waarop ze betrekking hebben.
Zo moeten de op 31 december 1991 verworven interesten worden aangegeven voor het jaar 1991 hoewel zij slechts in 1992 worden ingeschreven op de boekjes of rekeningen van de deponenten en deze er slechts kunnen over beschikken vanaf die inschrijving.
8. Interesten van de rekeningen door een notaris op naam van een nalatenschap geopend bij de Deposito- en Consignatiekas
Nummer 360/53
Krachtens art. 4, lid 3, KB 26.5.1936 (BS 13.6.1936), mag de Deposito- en Consignatiekas de interesten van de rekeningen die door een notaris op naam van een nalatenschap in vereffening werden geopend, in afwachting dat onder de erfgenamen een akkoord tot stand komt, slechts betalen bij de volledige terugtrekking van de erop ingeschreven sommen.
Die interesten zijn dus niet alleen tijdelijk onbeschikbaar, buiten de wil van de deponenten, maar zij worden bovendien juridisch en in feite slechts betaalbaar gesteld en in het vermogen van de deponenten overgebracht, op het ogenblik dat de rekening wordt vereffend.
Nummer 360/54
De omstandigheid dat aan de notarissen periodieke rekeninguittreksels worden toegezonden, betekent niet dat de erin vermelde interesten werden betaalbaar gesteld en in de hoofdsom van het deposito werden opgenomen; die interesten worden inderdaad niet op de rekening ingeschreven en kunnen, overeenkomstig art. 19, 4*, KB 18.3.1935, zelf geen interest afwerpen (PV van dhr. Van Houtte, Bull.VA, Senaat, nr. 15, 26.2.1963, blz. 345).
Nummer 360/55
Nochtans worden, wat de RV betreft, de renten van de geldsommen gedeponeerd bij de Deposito- en Consignatiekas alleszins geacht toegekend of betaalbaar gesteld te zijn op 31 december van ieder jaar (zie art. 267,5e lid, WIB 92) .
D. TIJDPERK WAARTOE DE BEROEPSINKOMSTEN BEHOREN
1. Winst of baten
a) Algemene regel
Nummer 360/56
Over het algemeen behoren krachtens art. 204, 3°, a, KB/WIB 92 tot een bepaald belastbaar tijdperk :
1° de vastgestelde of vermoede winst (art. 24 en 25, WIB 92) van dat tijdperk;
2° de vastgestelde of vermoede baten (art. 27, WIB 92) van dat tijdperk;
3° alsook de winst en baten van een vorige beroepswerkzaamheid (art. 28, WIB 92) van dat tijdperk.
b) Vastgestelde winst of baten
Nummer 360/57
Onder "vastgestelde winst of baten" wordt verstaan die waarvan het juiste bedrag ten genoege van recht wordt bewezen door de aangifte, de inlichtingen en documenten door de belastingplichtige voorgelegd alsmede, eventueel, door alle andere door het algemeen recht toegelaten bewijsmiddelen -de eed uitgezonderd- en inzonderheid door alle bewijskrachtige stukken, inlichtingen en getuigenissen in verband met de door de belastingplichtige behandelde zaken.
c) Vermoede winst of baten
Nummer 360/58
De "vermoede winst of baten" zijn die waarvan het bedrag slechts bij benadering kan worden geraamd -wegens de ontstentenis of ontoereikendheid van de door de belastingplichtige verstrekte of door de administratie ingewonnen gegevens- op grond van gevolgtrekkingen uit bekende feiten (zie commentaar op art. 340, WIB 92).
d) Tijdperk waartoe de winst of baten behoren
Nummer 360/59
De winst van nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen en de baten van vrije beroepen, ambten of posten en van alle niet als winst of als bezoldigingen aan te merken inkomsten uit winstgevende bezigheden behoren :
- hetzij tot het kalenderjaar waarin zij werden "verkregen", wanneer de belastingplichtige geen boekhouding voert of zijn boekhoudkundige geschriften afsluit op 31 december en de gronden tot belastbaarheid tijdens gans dit jaar aanwezig waren;
- hetzij tot het boekjaar waarin zij werden verworven, wanneer de belastingplichtige een boekhouding anders dan per kalenderjaar voert en de gronden voor belastbaarheid aanwezig waren tijdens gans het jaar waarin dit boekjaar werd afgesloten;
- hetzij tot het gedeelte van het jaar waarin zij werden verkregen, terwijl de gronden voor belastbaarheid aanwezig waren, indien deze gronden na 1 januari van dat jaar ontstonden of zijn weggevallen vóór 31 december van dat jaar.
Opgemerkt zij dat het tijdperk waartoe bedoelde winst of baten behoren niet noodzakelijk samenvalt met het belastbare tijdperk zoals dit in het KB/WIB 92 wordt bepaald.
e) Tijdperk waartoe de winst behoort die voortkomt van ondergewaardeerde activa of overgewaardeerde passiva (art. 24en 361, WIB 92)
Nummer 360/60
Deze winst behoort hetzij tot het kalenderjaar (geen boekhouding of boekhouding afgesloten op 31 december), hetzij tot het boekjaar (boekhouding anders dan per kalenderjaar) waarop het onderzoek slaat dat die winst aan het licht brengt, behoudens indien de belastingplichtige bewijst dat er rekening mee werd gehouden bij het bepalen van het resultaat van een vorig belastbaar tijdperk.
f) Winst of baten blijkend uit een boekhouding
Algemene regel
Nummer 360/61
De winst of baten die uit een boekhouding blijken worden geacht verkregen te zijn op de datum van afsluiting van het boekjaar waarop zij betrekking hebben (art. 205, 1°, KB/WIB 92).
Die winst of baten zijn dus "vastgestelde" winst of baten van het belastbare tijdperk waarbinnen de afsluitingsdatum van het beoogde boekjaar is gelegen.
Nummer 360/62
Art. 205, 1°, KB/WIB 92, eist nochtans geen boekhouding gevoerd overeenkomstig de voorschriften van de W/boekh. (zie commentaar op art. 340, WIB 92) . Voor het bepalen van het belastbare tijdperk waarop de winst of baten betrekking hebben en, bijgevolg, van het aanslagjaar, mag dus eveneens rekening worden gehouden met boekhoudkundige geschriften die van de handelswetgeving afwijken.
Nummer 360/63
Wanneer de boekhouding door de administratie niet als bewijskrachtig wordt beschouwd, moet, voor het bepalen van het aanslagjaar, het belastbare tijdperk niettemin worden geëerbiedigd, want de art. 200 tot 202 en 205, KB/WIB 92, vereisen niet dat de boekhouding bewijskrachtig moet zijn.
Nummer 360/64
De winst of baten blijkend uit een jaarrekening afgesloten in de loop van het belastbare tijdperk, worden in aanmerking genomen, zelfs indien de jaarrekening een activiteitsperiode dekt die langer is dan het belastbare tijdperk of daar niet mee samenvalt.
Bijzondere gevallen
Nummer 360/65
1° Belastingplichtigen die eerst belastbaar zijn in de PB en daarna in de BNI of omgekeerd.
Wordt de jaarrekening afgesloten in de loop van het tijdperk van belastbaarheid in de ene of de andere van de twee belastingen, dan worden de uit die jaarrekening blijkende resultaten voor hun geheel aangeslagen in de PB of in de BNI naargelang de datum van afsluiting van de jaarrekening gelegen is in het tijdperk van belastbaarheid in de PB of in de BNI.
2° Jaarrekening afgesloten na het tijdperk van belastbaarheid in de PB of Ven.B en in de BNI of BNI/Ven.
In het geval waarin een jaarrekening wordt afgesloten nadat de belastingplichtige heeft opgehouden belastbaar te zijn in de PB of Ven.B en in de BNI of BNI/Ven., dient te worden nagegaan -desnoods proportioneel- welk gedeelte van de in die jaarrekening opgenomen winst werd behaald tijdens het tijdperk van belastbaarheid in de PB of Ven.B of in de BNI of BNI/Ven.
Ter zake kan men zich niet meer beroepen op art. 205, KB/WIB 92, daar dit niet meer toepasselijk is op de datum van het afsluiten van de jaarrekening.
2. Bezoldigingen, pensioenen, renten of toelagen
a) Algemene regel
Nummer 360/66
De bezoldigingen van werknemers, van bestuurders en van werkende vennoten en de pensioenen, renten of toelagen moeten voor hun geheel worden aangerekend voor het jaar of het gedeelte van het jaar in de loop waarvan zij werden "betaald of toegekend" (art. 204, 3°, b en c, KB/WIB 92) .
Deze bezoldigingen, pensioenen, renten of toelagen worden, ten name van de verkrijgers, aan de PB of aan de BNI onderworpen :
- voor het aanslagjaar dat het jaartal draagt van het jaar volgend op dat van de betaling of toekenning, indien de gronden voor belastbaarheid aanwezig waren op 31 december van het jaar van de betaling of van de toekenning;
- voor het aanslagjaar dat het jaartal draagt van het jaar van de betaling of van de toekenning, indien de gronden voor belastbaarheid zijn weggevallen vóór 31 december van dat jaar.
b) Betaling of toekenning van de bezoldigingen, pensioenen, enz.
Nummer 360/67
De toekenning en de betaling van de bezoldigingen, enz., vallen dikwijls samen.
Opdat er toekenning is, in de fiscale betekenis van het woord, is het noodzakelijk dat de verkrijger werkelijk over de inkomsten kan beschikken; m.a.w., de inkomsten moeten onmiddellijk kunnen worden geïncasseerd (zie commentaar op art. 273, WIB 92).
c) Inschrijving op het credit van een beschikbare rekening
Nummer 360/68
Het inschrijven van bezoldigingen op het credit van de lopende rekening van de verkrijger, met het akkoord of de toestemming van deze laatste, heeft wettelijk tot gevolg de eigendom ervan ipso facto in het patrimonium van de verkrijger over te dragen (Luik, 5.2.1957, Savinien, bevestigd bij Cass., 3.12.1957., Bull. 342, blz. 182; Cass., 9.6.1959; Hamesse, Bull. 362, blz. 373; Brussel, 18.11.1965, De Ridder, Bull. 436, blz. 1920; Cass., 17.2.1970, Eloy, Bull. 484, blz. 774).
Dergelijke inschrijving geldt als betaling.
Zo zijn de aanpassingsvergoedingen die bij het einde van een verbintenis bij de strijdkrachten worden betaald aan militairen die de dienst verlaten, belastbaar voor het jaar waarin ze werden ingeschreven op het credit van een spaarboekje geopend op naam van de begunstigde.
d) Achterstallige bezoldigingen, pensioenen, enz.
Nummer 360/69
De achterstallige bezoldigingen, pensioenen, enz., mogen, met het oog op de aanslag, niet worden verdeeld over de verschillende jaren waarop ze betrekking hebben.
Bedoelde achterstallen zijn voor hun geheel belastbaar voor het belastbare tijdperk in de loop waarvan ze werden geïncasseerd, samen met de andere inkomsten die, eventueel, in datzelfde tijdperk door de begunstigde werden "verkregen".
Die inkomsten kunnen, in bepaalde gevallen, afzonderlijk worden belast (zie art. 171, 5°, b, WIB 92).
e) Uitzondering op de algemene regel
In art. 169, WIB 92 vermelde omzettingsrente
Nummer 360/70
Hoewel zij niet het voorwerp van een "betaling of toekenning", zoals bedoeld in art. 204, 3°, c, KB/WIB 92 (zie 360/66 tot 69) is geweest, vormt de omzettingsrente van de in art. 169, § 1, WIB 92 vermelde kapitalen en afkoopwaarden, krachtens art. 169, § 2, WIB 92 een belastbaar beroepsinkomen van het tijdperk waarin het bedrag, dat de rente vormt, werd betaald of toegekend en van elk van de daaropvolgende 10 of 13 belastbare tijdperken.
In art. 31, 3e lid, WIB 92 vermeld bedrag dat als bezoldiging wordt aangemerkt
Nummer 360/71
Krachtens art. 31, 3e lid, WIB 92 wordt, wanneer de in art. 81, 3°, WIB 92 bedoelde aandelen (=werknemersaandelen) anders dan bij overlijden worden overgedragen binnen vijf jaar na de aanschaffing ervan, als bezoldiging van werknemer aangemerkt een bedrag dat gelijk is aan zoveel maal één zestigste van de bedragen waarmee de beroepsinkomsten zijn verminderd, als er volle maanden overblijven tot het einde van de termijn van vijf jaar (zie commentaar op art. 31 en 81, WIB 92) .
Ingevolge art. 205, 2°, KB/WIB 92 wordt dat bedrag geacht te zijn betaald of toegekend op de datum waarop de aandelen zijn overgedragen.
In art. 274, WIB 92 vermelde verrichting
Nummer 360/72
Krachtens art. 274, WIB 92 en art. 205, 3°, KB/WIB 92 wordt, wanneer kapitalen of afkoopwaarden, die gevormd zijn door werkgeversbijdragen of door persoonlijke bijdragen vermeld in art. 52,9°, WIB 92 door de pensioenkas of verzekeringskas waarbij ze zijn gevestigd, ten bate van de begunstigde of van zijn rechtverkrijgenden worden overgedragen naar een andere pensioenkas of verzekeringskas, deze verrichting niet als een betaling of toekenning aangemerkt, zelfs als die overdracht op verzoek van de begunstigde geschiedt, onverminderd het recht van belastingheffing bij de betaling of toekenning door laatstbedoelde kassen (zie ook commentaar op art. 274, WIB 92).
3. Beroepsinkomsten geblokkeerd in het land van hun oorsprong
Nummer 360/73
Voor het bepalen van de belastbare beroepsinkomsten hoeft niet te worden gelet op het feit dat de beroepsinkomsten (winst, bezoldigingen, wedden, enz.) verkregen in het buitenland, in het land van hun oorsprong geblokkeerd of eenvoudig niet overdraagbaar gemaakt zijn ten gevolge van de door de vreemde landen tegen de uitvoer van hun deviezen getroffen maatregelen.
Die inkomsten moeten in aanmerking worden genomen voor de regeling van de belastingtoestand van de verkrijger, zelfs indien, om enigerlei oorzaak onafhankelijk van zijn wil, de betrokkene er niet effectief heeft kunnen over beschikken.
E. TIJDPERK WAARTOE DE DIVERSE INKOMSTEN BEHOREN
1. Winst of baten behaald buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid (art. 90, 1°, WIB 92), meerwaarden verwezenlijkt op sommige in België gelegen ongebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot die onroerende goederen (art. 90, 8°, WIB 92); meerwaarden verwezenlijkt ingevolge de overdracht van belangrijke deelnemingen (art. 90, 9°, WIB 92)
Nummer 360/74
De inkomsten van het belastbare tijdperk bevatten de verschillende, tot de categorie van de diverse inkomsten behorende, vastgestelde of vermoede toevallige winst of baten, meerwaarden op in België gelegen ongebouwde onroerende goederen en meerwaarden verwezenlijkt ingevolge de overdracht van belangrijke deelnemingen van dit tijdperk.
Voor het begrip "vastgestelde of vermoede" inkomsten en voor het bepalen van het belastbare tijdperk en van het aanslagjaar, zie 360/57 tot 59.
2. Andere diverse inkomsten (prijzen, uitkeringen tot onderhoud, opbrengst van de onderverhuring van roerende goederen, loten, jachtrechten) (art 90, 2° tot 7°, WIB 92)
Nummer 360/75
Voor die diverse inkomsten is het de datum van betaling of toekenning die in aanmerking dient te worden genomen om het belastbaar tijdperk, waartoe zij behoren, te bepalen.
Het begrip "betaalde of toegekende" inkomsten is verduidelijkt in 360/67.
3. Uitzondering
Nummer 360/76
Wanneer de belastingplichtige een kapitaal heeft ontvangen dat hem werd betaald of toegekend bij toepassing van art. 301, § 5, BW, komt dit kapitaal voor de berekening van de belasting verschuldigd voor het jaar van de betaling of de toekenning slechts in aanmerking ten belope van het bedrag van de jaarlijkse uitkering welke het vervangt.
Alhoewel deze uitkering niet werkelijk het voorwerp van een "betaling of toekenning" zoals bedoeld in art. 204, 4°, b, KB/WIB 92 is geweest, is het bedrag van de jaarlijkse uitkering een divers inkomen dat jaarlijks belastbaar is met ingang van de datum van betaling of toekenning van het kapitaal, tot aan het overlijden van de verkrijger en zulks samen met de andere belastbare inkomsten.
F. TIJDPERK WAARTOE DE SOMMEN VERMELD IN ART. 223, WIB 92 BEHOREN
Nummer 360/77
Deze sommen behoren tot het belastbare tijdperk tijdens hetwelk zij worden "betaald of toegekend".
Het begrip "betaalde of toegekende" inkomsten is verduidelijkt in 360/67.