Artikel 276, WIB 92
Art. 276, derde lid, is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2016 (art. 2 en 3, W 30.06.2017 - B.S. 07.07.2017; Numac: 2017020431)
De in artikel 1 vermelde belastingen worden naar de mate als hierna is bepaald gekweten door verrekening van de onroerende, de roerende en de bedrijfsvoorheffing, het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting, het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting en de belastingkredieten.
Geen voorheffing, noch forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting, noch belastingkrediet mag worden verrekend met de in artikelen 217, eerste lid, 4°, en 246, derde lid, vermelde belasting.
Voor de toepassing van de artikelen 175, 296, 304, § 2, en 376, § 3, 1°, wordt het bedrag van de 1 tot 5 vervroegde inningen van de taks op het lange termijnsparen toegepast in de loop van de jaren 2015 tot 2019 beoogd in de artikelen 185, § 4, en 186, § 3, van het Wetboek van de diverse rechten en taksen, op de vastgestelde theoretische afkoopwaarde of de spaartegoeden geplaatst tot 31 december 2014 in het kader van het pensioensparen door middel van betalingen als vermeld in artikel 145^1, 5°, of in de artikelen 104, eerste lid, 10°, en 117, alvorens deze artikelen respectievelijk werden opgeheven bij artikel 81, 2°, en 85 van de wet van 28 december 1992, ten belope van het totale werkelijk geïnde bedrag, beschouwd als ingehouden bedrijfsvoorheffing. (...)