Artikel 145^11, WIB 92
Art. 145^11 is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (31.05.2019) (art. 223, W 02.05.2019 - B.S. 21.05.2019; Numac: 2019012449)
De beheersvennootschap van de overeenkomstig artikel 145^16 erkende pensioenspaarfondsen moet de activa van dat fonds en de inkomsten van die activa, na aftrek van de kosten, uitsluitend beleggen in de investeringen vermeld en binnen de grenzen vastgelegd in 1° tot 7°, hierna:
1° ten hoogste 20 % van de in bezit zijnde activa die hierna zijn omschreven in 2° tot 6°, mogen in een andere munt dan de euro uitgedrukt zijn;
2° ten hoogste 75 % van de in bezit zijnde activa mogen worden geïnvesteerd in obligaties en andere schuldinstrumenten die op de kapitaalmarkt verhandelbaar zijn, in hypothecaire leningen en in gelddeposito's binnen de volgende grenzen en overeenkomstig de volgende modaliteiten:
- in obligaties en andere schuldinstrumenten in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, uitgegeven of onvoorwaardelijk gewaarborgd, in hoofdsom en in interest, door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, door een van zijn politieke onderafdelingen, door andere openbare lichamen of instellingen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of door een supranationale organisatie waarvan een of meer leden van de Europese Economische Ruimte deel uitmaken of in hypothecaire leningen in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
- maximum 40 % van het totaal van die obligaties en andere schuldinstrumenten die op de kapitaalmarkt verhandelbaar zijn, van die hypothecaire leningen en van die gelddeposito's mag bestaan uit activa, in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, uitgegeven door publiek- of privaatrechtelijke vennootschappen uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, of uit gelddeposito's, in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, met een looptijd van meer dan één jaar bij een kredietinstelling die is erkend en wordt gecontroleerd door een toezichthoudende overheid van deze lidstaat;
- maximum 40 % van het totaal van die obligaties en andere schuldinstrumenten die op de kapitaalmarkt verhandelbaar zijn, van die hypothecaire leningen en van die gelddeposito's mag bestaan uit activa, in de munt van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, uitgegeven of onvoorwaardelijk gewaarborgd, in hoofdsom en in interest, door een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, door andere openbare lichamen of instellingen van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, of door een supranationale organisatie waarvan geen enkel lid van de Europese Economische Ruimte deel uitmaakt, of uit activa in de munt van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, met een looptijd van meer dan één jaar, uitgegeven door publiek- of privaatrechtelijke vennootschappen uit diezelfde Staat, of uit gelddeposito's, in de munt van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, met een looptijd van meer dan één jaar bij een kredietinstelling die is erkend en wordt gecontroleerd door een toezichthoudende overheid van deze Staat;
3° ten hoogste 75 % van de in bezit zijnde activa mogen rechtstreeks worden geïnvesteerd in de volgende aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waarden binnen de volgende grenzen en overeenkomstig de volgende modaliteiten:
- maximum 70 % van het totaal van die aandelen en waarden mag rechtstreeks bestaan uit aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waarden van vennootschappen naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarvan de beurskapitalisatie meer bedraagt dan 3.000.000.000 euro of de tegenwaarde daarvan uitgedrukt in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt;
- maximum 30 % van het totaal van die aandelen en waarden mag rechtstreeks bestaan uit aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waarden van vennootschappen naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en waarvan de beurskapitalisatie minder bedraagt dan 3.000.000.000 euro of de tegenwaarde daarvan uitgedrukt in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt;
- maximum 20 % van het totaal van die aandelen en waarden mag rechtstreeks bestaan uit aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waarden van vennootschappen naar het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, die niet in euro of in een munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn uitgedrukt, en die genoteerd zijn op een regelmatig werkende markt, waarop wordt toegezien door overheden die erkend zijn door de publieke overheid van een lidstaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;
4° ten hoogste 10 % van de activa mogen worden geïnvesteerd (a) in contanten op een rekening in euro of in een munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, bij een kredietinstelling die is erkend en wordt gecontroleerd door een toezichthoudende overheid van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of (b) in rechten van deelneming van instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 52, § 1, 5° en 6°, van het Koninklijk Besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG of in artikel 35, § 1, 5° en 6°, van het Koninklijk Besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen die hoofdzakelijk beleggen in geldmarktinstrumenten en liquiditeiten, overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1131 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake geldmarktfondsen;
5° ten hoogste 10 % van de in bezit zijnde activa mogen worden geïnvesteerd in andere effecten en geldmarktinstrumenten zoals vermeld in artikel 52, § 2, van het Koninklijk Besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG of in artikel 35, § 2, van het Koninklijk Besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen;
6° ten hoogste 20 % van de activa mogen geïnvesteerd worden in rechten van deelneming van instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 52, § 1, 5° en 6° van het Koninklijk Besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG of in artikel 35, § 1, 5° en 6°, van het Koninklijk Besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen die uitsluitend de collectieve belegging van uit het publiek aangetrokken financieringsmiddelen in activa bedoeld in 2° en/of 3° als doel hebben;
7° de in bezit zijnde activa die hierboven zijn omschreven in 2° tot 6°, en in een andere munt dan de euro uitgedrukt zijn, mogen voor het muntrisico geheel of gedeeltelijk met financiële derivaten worden afgedekt, zodat het afgedekte gedeelte niet in aanmerking wordt genomen voor de bepaling van het maximumpercentage vermeld in 1°.