Artikel 275^4, WIB 92
Art. 275^4, § 1, treedt in werking op 01.03.2019 en is van toepassing op bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 01.03.2019 (art. 13 en 24, W 11.02.2019 - B.S. 22.03.2019; Numac: 2019040488; err. B.S. 08.05.2019; Numac: 2019012176)
§ 1. Dit artikel is van toepassing op de werkgevers die behoren tot de sector van de zeevisserij en die, in toepassing van artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing ingevolge de in artikel 273, 1°, bedoelde betaling of toekenning van belastbare bezoldigingen aan werknemers die zijn tewerkgesteld aan boord van een in een lidstaat van de Europese Unie geregistreerd schip waarvoor een zeebrief kan worden voorgelegd. Dit artikel is slechts van toepassing op de overeenkomstig artikel 272 ingehouden bedrijfsvoorheffing.
Voordat de storting aan de Schatkist wordt uitgevoerd, wordt het bedrag van de ingehouden bedrijfsvoorheffing vergeleken met het bedrag van de fictieve bedrijfsvoorheffing dat wordt verkregen rekening houdend met de forfaitaire daglonen zoals die zijn vastgesteld door de regelgeving tot vaststelling van de forfaitaire daglonen voor de berekening van de bijdragen voor sociale zekerheid verschuldigd voor de handarbeiders wier lonen geheel of gedeeltelijk uit fooien of bedieningsgeld bestaat, evenals voor de werknemers die door een arbeidsovereenkomst voor de zeevissers zijn verbonden, en die als berekeningsgrondslag dienen voor de berekening van de sociale bijdragen.
Wanneer het bedrag van de ingehouden bedrijfsvoorheffing lager is dan het bedrag van de fictieve bedrijfsvoorheffing, zijn de in het eerste lid beoogde werkgevers ertoe gehouden het totaal bedrag van de fictieve bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten.
Het verschil tussen de fictieve bedrijfsvoorheffing en de ingehouden bedrijfsvoorheffing vormt bij de werkgevers een aftrekbare beroepskost als bedoeld in artikel 49 en is niet verrekenbaar in hoofde van de werknemer.
Wanneer het bedrag van de ingehouden bedrijfsvoorheffing meer bedraagt dan het bedrag van de fictieve bedrijfsvoorheffing, zijn de werkgevers er slechts toe gehouden een bedrag gelijk aan de fictieve bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten. Het saldo van de ingehouden bedrijfsvoorheffing wordt door de werkgever aan het 'Zeevissersfonds' opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 augustus 1986, gestort.
§ 2. De Koning bepaalt de nadere regels en modaliteiten in verband met de wijze:
- waarop bij de indiening van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing het bewijs wordt geleverd dat de werknemers voor wie de ingehouden bedrijfsvoorheffing niet volledig is gestort voor de periode waarop de aangifte betrekking heeft, daadwerkelijk aan boord van een in § 1, eerste lid, bedoeld schip waren tewerkgesteld;
- waarop, in het geval bedoeld in § 1, derde lid, bij de indiening van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing het onderscheid moet worden gemaakt tussen de ingehouden en de gestorte bedrijfsvoorheffing.