Parlementaire vraag nr. 481 van de heer Wouter Vermeersch van 27.07.2020

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2019-2020, QRVA 55/026, d.d. 08.09.2020, blz. 61

Het belastingvrije minimum

VRAAG

De Hoge Raad van Financiën heeft zes scenario's onderzocht. De Raad schuift als minimum bod naar voor dat het belastingvrije minimum moet worden opgetrokken tot het bedrag van het leefloon.

Vanaf inkomstenjaar 2019 (aanslagjaar 2020) is er nog slechts een belastingvrij minimum dat voor inkomsten 2019 na indexering 8.860 euro bedraagt. Voor het inkomstenjaar 2019 (aanslagjaar 2020) gaat het om een bedrag gelijk aan 10.926 euro. Deze bedragen zijn echter geïndexeerde bedragen.

Als men het belastingvrij minimum wil verhogen tot het leefloon van een alleenstaande, tot welk bedrag moet het bedrag van 4.785 euro in artikel 131, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 dan worden opgetrokken?

ANTWOORD

Het bedrag bedoeld in artikel 131, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt geïndexeerd bij toepassing van artikel 178, §2, eerste en tweede lid, van dit Wetboek.

Het leefloon van een alleenstaande bedraagt volgens de POD Maatschappelijke Integratie sinds 1 maart 2020, 958,91 euro per maand of 11.506,92 voor een periode van 12 maanden.

Het niet geïndexeerde bedrag zou aldus voor het aanslagjaar 2021, inkomsten 2020, 6.128,00 euro bedragen, of 11.510,00 euro, geïndexeerd.