Parlementaire vraag nr. 205 van de heer Georges Dallemagne van 11.02.2020

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2019-2020, QRVA 55/014, d.d. 24.03.2020, blz. 194

Arrest van het Grondwettelijk Hof tot vernietiging van de cash-for-carregeling (MV 2832C)

VRAAG

Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest van 23 januari 2020 de cash-for-carregeling nietig verklaard, nadat ook de Raad Van State zich er al zeer kritisch over had uitgelaten.

Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat bepaalde aspecten van de concrete uitwerking van de regeling problematisch zijn in het licht van de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie. De nietig verklaarde regeling blijft wel van kracht tot uiterlijk 31 december 2020, of tot er nieuwe wettelijke bepalingen in werking treden.

Er moeten dus dringend stappen worden gezet. De regering in lopende zaken moet zich schikken naar het arrest en ofwel nieuwe bepalingen uitvaardigen, ofwel duidelijk aankondigen dat de regeling tegen het einde van het jaar afloopt.

ANTWOORD

In tegenstelling tot wat u beweert, moet de regering niets ondernemen om het vernietigingsarrest na te komen. De betreffende wet werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof. De vernietiging heeft terugwerkende kracht. Men moet immers handelen alsof deze wet nooit had bestaan. Met het oog op de rechtszekerheid en om de belastingbetalers die voor die regeling al gekozen hebben, niet te benadelen, heeft het Grondwettelijk Hof immers beslist om de effecten van de vernietigde wet te handhaven tot 31 december 2020 of vroeger als wijzigingen worden aangebracht aan de regeling.

Het wijzigen of niet wijzigen van die regeling is een hoogst politieke beslissing die een regering in lopende zaken zeker niet aan de Kamer zou mogen voorleggen. Bovendien hebben de problemen die door het Grondwettelijk Hof worden aangekaart betrekking op de basisprincipes van de mobiliteitsvergoedingsregeling, en niet op loutere uitvoeringsaspecten.

De situatie valt ook niet onder de hoogdringendheid waarbij een regering dringend actie zou kunnen of moeten nemen. We zijn in februari 2020 en de effecten van deze wet zullen worden gehandhaafd tijdens bijna een jaar.

Er moet ook eraan worden herinnerd dat elke volksvertegenwoordiger over een wettelijk initiatiefrecht beschikt. Volksvertegenwoordigers die dit nuttig achten mogen dus een wetsvoorstel indienen om de door het Grondwettelijk Hof vernietigde regeling recht te zetten.