Artikel 418, WIB 92
Art. 418, eerste en tweede (opgeheven) lid, treedt in werking op 01.01.2023 (art. 6 en 38, W 20.11.2022 - B.S. 30.11.2022; Numac: 2022034191; erratum B.S. 05.12.2022)
Bij terugbetaling van belastingen, voorheffingen, voorafbetalingen, nalatigheidsinterest, belastingverhogingen of administratieve boeten wordt een moratoriuminterest toegekend tegen een rentevoet zoals bepaald overeenkomstig artikel 2, § 2/1, eerste lid, 2°, van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, te rekenen van de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de administratie in gebreke werd gesteld door een aanmaning of door een andere daarmee gelijkstaande akte. Als de betaling van belastingen, voorheffingen, voorafbetalingen, nalatigheidsinteresten, belastingverhogingen of administratieve boetes plaatsvindt na de ingebrekestelling gericht tot de administratie, is de moratoriuminterest te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de werkelijke betaling.
(...)
Die interest wordt per kalendermaand berekend op het bedrag van elke betaling, afgerond op het lagere veelvoud van 10 euro; de maand waarin de terugbetaling wordt voldaan, wordt niet meegerekend.