Commentaar van art. 366, WIB 92
HOOFDSTUK VII - Bezwaar, ontheffing van ambtswege en voorziening
Afdeling I - Bezwaar
Onderafdeling I - Algemene bepalingen
Art. 366, WIB 92
366/0 | |
366/1-37 | |
366/1-16 | |
366/1 | |
366/2 | |
366/3 | |
4. Aanslag in de BNI op meerwaarden geïnd door de Ontv. van de registratie | 366/4 |
366/5-16 | |
366/17 | |
366/18 | |
366/19 | |
366/20 | |
4. Nieuw bezwaarschrift na beslissing van de Gew.dir. of de door hem gedelegeerde ambtenaar | 366/21 |
366/22 | |
366/23 | |
7. Gevallen waarvoor het bij | 366/24-27 |
366/28-29 | |
1. Het bezwaar moet schriftelijk worden gedaan en ondertekend zijn | 366/28 |
366/29 | |
366/30-34 | |
366/35-37 | |
1. Bezwaarschrift gericht aan een ambtenaar der directe belastingen die geen Gew.dir. is | 366/35 |
366/36 | |
366/37 |
Nummer 366/0
Art. 366.- De belastingplichtige kan tegen het bedrag van de te zijnen name gevestigde aanslag, opcentiemen, verhogingen en boeten inbegrepen, schriftelijk bezwaar indienen bij de directeur der belastingen van de provincie of het gewest in wiens ambtsgebied de aanslag, de verhoging en de boete zijn gevestigd.
1. Wie kan geldig een bezwaarschrift indienen ?
Nummer 366/1
Art. 366, WIB 92, kent alleen aan de belastingplichtigen, d.w.z. aan de natuurlijke personen, vennootschappen, enz., die in een uitvoerbaar verklaard kohier voorkomen, alsmede aan de vennootschappen, organismen, instellingen en personen die in het Wetboek als schuldenaars zijn aangegeven van de RV en de BV het recht toe een bezwaarschrift in te dienen (Brussel, 20.12.1954, Petit, Bull. 313, blz. 179; Cass., 18.12.1956, Thompson, Pas. 1957, I, 418).
Als de belasting van de natuurlijke personen en van de niet-inwoners is gevestigd op naam van beide echtgenoten, is ieder bevoegd bezwaar in te dienen.
Mag in de plaats van de belastingplichtige optreden, de persoon die in het bezit is, hetzij van een rechterlijk mandaat, waarbij hem machtiging wordt gegeven om de schuldenaar van de betwiste belasting te vervangen, hetzij van een private lastgeving die krachtens een bijzondere volmacht wordt uitgeoefend (Brussel, 20.12.1954, voormeld).
2. Wie kan geen geldig bezwaarschrift indienen ?
Nummer 366/2
Overeenkomstig art. 366, WIB 92, kan alleen de belastingplichtige de belasting gevestigd op zijn naam en gebaseerd op zijn inkomsten betwisten; dat recht is een persoonlijk recht en kan niet door derden op wiens naam de belasting niet werd gevestigd worden uitgeoefend, zelfs als die derden tot de betaling van die belasting gehouden zijn.
Het feit dat die derde de feitelijk gescheiden echtgenoot van de belastingplichtige is en dat de invordering van de belastingen i.v.m. de inkomsten van haar echtgenoot op haar goederen kan worden vervolgd, doet niet terzake (Cass. 19.5.1995, Leermakers).
Daar het bij art. 366, WIB 92, beoogd recht een persoonlijk recht is, kunnen de schuldeisers van de belastingplichtige er zich niet op beroepen ingeval hun schuldenaar niet optreedt (Brussel, 9.3.1955, SA d'Edition et de Publicité, Bull. 316, blz. 317; Cass., 17.1.1956, SA Fabrique Nationale d'Armes de guerre, Bull. 328, blz. 349, Gent, 5.11.1963, SPRL Union des Artisans Cimentiers, Bull. 415, blz. 153).
Om dezelfde reden :
- is de huurder van een onroerend goed niet bevoegd, als hij daartoe geen mandaat bezit, een bezwaarschrift in te dienen tegen de OV ingekohierd ten laste van de eigenaar van dat goed (Luik, 11.4.1941, Société Immobilière du Parc);
- is het een belastingplichtige niet veroorloofd zich op het door een andere persoon ingediende bezwaarschrift te beroepen (Cass., 18.12.1956, Thompson, Pas. 1957, I, 418).
3. Bezwaarschrift tegen de BV en RV
Nummer 366/3
Naar analogie met de rechtspraak (Gent, 22.3.1960, SPRL Omer Devos-Meirschman; Brussel, 21.4.1964, Charlier), gevestigd in het kader van de samengeordende wetten betreffende de inkomstenbelastingen, mogen zowel de verkrijger als de schuldenaar van de inkomsten een bezwaarschrift indienen tegen de BV en RV gestort na inhouding op de belastbare inkomsten.
Uiteraard moet worden vermeden dat aan de schuldenaar en de verkrijger van de inkomsten eenzelfde teruggave wordt verleend.
4. Aanslag in de BNI op meerwaarden geïnd door de Ontv. van de registratie
Nummer 366/4
Aangaande de BNI op meerwaarden die, overeenkomstig art. 177, KB/WIB 92, door de Ontv. van de registratie wordt geïnd, heeft de schuldenaar van de belasting, d.w.z. de persoon die krachtens de art. 35 en 38 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten verplicht is de akte te laten registreren, het recht bezwaar in te dienen.
a) Vennootschappen
Nummer 366/5
Het bezwaarschrift ingediend door een vennootschap moet door de natuurlijke persoon of personen worden ondertekend die gemachtigd is (zijn) de vennootschap te vertegenwoordigen of door een mandataris; in dat laatste geval moet de volmacht worden gegeven door de persoon of de personen die bevoegd is (zijn) de vennootschap te vertegenwoordigen.
Er moet dus worden onderzocht, hetzij door de statuten van de vennootschap te raadplegen, hetzij door de vennootschap te horen, of de persoon die het bezwaarschrift heeft ondertekend bevoegd is dit te doen.
b) Vennootschap in vereffening of vereffende vennootschap
Nummer 366/6
Na de ontbinding en de invereffeningstelling van een vennootschap hebben de voormalige bestuurders of zaakvoerders in rechte geen enkele macht meer om op te treden. Die macht komt voortaan uitsluitend toe aan de vereffenaars die als dusdanig werden aangeduid hetzij door de statuten, door de algemene vergadering, of nog door de rechtbank. Het is slechts bij ontstentenis van dergelijke aanduiding dat de voormalige bestuurders of zaakvoerders als vereffenaars worden beschouwd (art. 179 en 180 SWHV).
Het bezwaarschrift, dat slechts door één vereffenaar werd ondertekend, is nietig, wanneer de akte van in vereffeningstelling der vennootschap bepaalt dat "alle hoegenaamde akten die de vennootschap in vereffening zullen verbinden, behoudens bijzondere opdracht, door twee vereffenaars moeten worden ondertekend".
Zo de tekst van die akte de mogelijkheid van een opdracht aan één enkel persoon inhoudt en zo het volstaat dat die opdracht stilzwijgend is, moeten nochtans de omstandigheden, welke zich voordeden voordat het bezwaarschrift werd ondertekend (Cass., 22.12.1948, Beyers, Pas. 1948, I, 744), en waaruit dergelijke opdracht kon worden afgeleid, worden bewezen (Brussel, 6.7.1953, PVBA Antwerpse Melkinrichting).
c) Na de sluiting van de vereffening van een vennootschap
Nummer 366/7
Zo de vereffenaars, na het afsluiten van de vereffening in principe geen macht meer hebben om namens de vennootschap nog rechtshandelingen te verrichten, hebben zij ontegenzeggelijk het recht en de plicht de verweermiddelen welke, door de art. 366, 377 en 387, WIB 92, aan de belastingplichtigen werden toegekend, aan te wenden wanneer zij menen de rechten te moeten betwisten die de administratie tegenover die vennootschap heeft doen gelden (Cass., 8.11.1960, Maes en Legein, Pas. 1961, I, blz. 252).
De richtlijnen gegeven onder nr. 366/6, 2e en 3e lid, zijn eveneens geldig.
d) Lasthebbers
Nummer 366/8
Art. 366, WIB 92, wijkt niet af van het in art. 1985, BW, vermelde principe, waarbij de lastgeving mondeling mag geschieden (Cass., 25.1.1949, Carion, Pas. 1949, I, 78); de lastgeving kan zelfs stilzwijgend worden gedaan (Cass., 2.12.1886, Pas. 1887, I, 6; Brussel, 16.4.1964, Morlion, curator van het faillissement der CV Antwerpse Handels- en Financieringsmaatschappij, Bull. 419, blz. 1074).
De belastingplichtige heeft de vrije keuze van zijn lasthebber. Hij moet de gunstige of ongunstige gevolgen van zijn keuze dragen. Het staat hem vrij toe te zien op de wijze waarop deze zijn verplichtingen nakomt. Hij kan zich op een nalatige of oneerlijke lasthebber verhalen, maar hij kan een ongelukkige keuze niet aanvoeren om zich aan zijn fiscale verplichtingen te onttrekken (Luik, 23.6.1993, Delvaux-Naquet).
Hieruit volgt :
- dat de lastgeving mondeling door de belastingplichtige mag worden gegeven aan de lasthebber die het bezwaarschrift indient;
- dat de belastingplichtige of de mandataris het bewijs van de lastgeving aan de administratie moet leveren (Luik, 16.12.1992, Shoppack);
- dat de directeur der belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar die er belang bij heeft te weten of de lastgever geldig door de lasthebber is vertegenwoordigd, in de mogelijkheid moet worden gesteld na te gaan of hij rechtsgeldig door het bezwaarschrift is gevat en derhalve gerechtigd is te eisen dat het bewijs van een beweerd mandaat hem zou worden voorgelegd. Wanneer aan die eis geen gevolg wordt gegeven, is het bezwaarschrift, ondertekend door een persoon waarvan het mandaat niet werd bewezen, als onontvankelijk te beschouwen (Brussel, 16.4.1964, Morlion, curator van het faillissement der CV Antwerpse Handels- en Financieringsmaatschappij, Bull. 419, blz. 1074; Luik, 15.6.1988, Cabaret J., Bull. 682, blz. 842);
- dat de lastgeving het bezwaarschrift moet voorafgaan.
Nummer 366/9
Wanneer een advocaat in naam en voor rekening van een belastingplichtige een bezwaarschrift indient, moet er worden aangenomen dat er werkelijk een mandaat werd verleend.
In die gevallen wordt van de advocaat geen geschreven volmacht geëist. Het is voldoende dat hij, in de stukken en documenten die hij ondertekent, melding maakt van zijn hoedanigheid van mandataris van de belastingplichtige in wiens naam hij optreedt. Zijn hoedanigheid van advocaat is een waarborg dat hij handelt in het kader van zijn beroepsverplichtingen (zie nochtans 337/23 en 375/31).
Nummer 366/10
De volmachten die bestemd zijn om een volmachthouder in staat te stellen inzake IB een bezwaarschrift in te dienen in plaats van de belastingplichtige, mogen op papier vrij van zegel worden opgesteld en zijn vrijgesteld van de registratie.
e) Sociale werkgevers-secretariaten
Nummer 366/11
Behoudens ernstige redenen, moeten de Gew.dir. van de sociale secretariaten van werkgevers, aangenomen door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, niet eisen dat zij een volmacht zouden voorleggen waarbij zij worden gemachtigd inzake BV een bezwaarschrift in te dienen in naam en voor rekening van hun aangeslotenen, wanneer deze instellingen in hun bezwaarschrift hun hoedanigheid van mandataris van de betrokken werkgever vermelden.
Het bestaan van een uitdrukkelijk en aan het bezwaarschrift voorafgaande mandaat blijkt immers ten genoege van recht uit de bewoordingen van het aansluitingscontract van de werkgever bij de verzoekende instelling.
De op soortgelijke bezwaarschriften genomen beslissingen moeten nochtans aan de betrokken werkgevers worden betekend en de eventueel op de betwiste voorheffing toegestane ontheffingen moeten op naam van deze schuldenaars worden geordonnanceerd; de directeurs of de door hen gedelegeerde ambtenaren sturen een afschrift van hun beslissing aan het betrokken sociaal secretariaat.
f) Wettelijk onbekwaam verklaarde persoon
Nummer 366/12
De wettelijk ontzette persoon behoudt het recht een bezwaarschrift tegen de te zijnen laste gevestigde aanslagen in te dienen. Inderdaad, zo hem ingevolge art. 22 van het Strafwetboek, het recht van beheer en beschikking over zijn goederen wordt ontnomen, behoudt hij zijn andere burgerlijke rechten, inbegrepen het recht een bezwaarschrift in te dienen tegen bedoelde aanslagen, daar zulks een loutere daad van vrijwaring is (Brussel, 19.11.1956, Postiaux; 13.3.1960, Vergult). De omstandigheid dat zijn goederen onder sekwester gesteld worden, ontneemt hem evenmin dit recht, daar die vrijwarende daad haar oorsprong vindt in een persoonlijk recht door de wet aan de belastingplichtige toegekend en als dusdanig aan het sekwester tegenstelbaar (Gent, 29.4.1953, Vander Cruysse) - zie evenwel 366/16.
g) Gefailleerden
Nummer 366/13
Het recht een bezwaarschrift in te dienen tegen de aanslagen gevestigd op naam van een gefailleerde komt toe aan de curator van het faillissement.
h) Aanslag gevestigd ten laste van een overleden belastingplichtige
Nummer 366/14
Wanneer een belastingplichtige overleden is nadat een aanslag te zijnen laste werd gevestigd maar vóór het verstrijken van de in art. 371, WIB 92, bepaalde termijn, of wanneer na zijn overlijden een aanslag op zijn naam ten kohiere werd gebracht, kunnen zijn erfgenamen gezamenlijk of individueel het in art. 366, WIB 92, vermeld bezwaarrecht uitoefenen.
Het tijdig bezwaarschrift ingediend door één der erfgenamen heeft voor gevolg dat gans de betwiste aanslag aan de beoordeling van de directeur of van de door hem gedelegeerde ambtenaar wordt onderworpen en niet enkel het gedeelte dat ten laste van de bezwaarindiener kan worden ingevorderd. Het geschil ontstaan tengevolge van het indienen van een tijdig en geldig bezwaarschrift is immers onsplitsbaar.
Met de omstandigheid dat een bezwaarschrift niet uitgaat van al de erfgenamen van een overleden belastingplichtige moet geen rekening worden gehouden.
i) Persoon die onder het toezicht van een gerechtelijk raadsman werd geplaatst
Nummer 366/15
De verkwister blijft werkelijk bekwaam om alleen te beslissen of hij het bedrag van zijn aanslag moet aanvaarden of, in tegendeel, een bezwaarschrift moet indienen bij de directeur met de bijstand, ditmaal, van zijn gerechtelijk raadsman (Cass., 16.5.1967, Behets qq., Bull. 454, blz. 1426).
j) Persoon wiens goederen onder sekwester zijn gesteld
Nummer 366/16
M.b.t. de personen wier goederen onder sekwester zijn gesteld, komt het recht om een bezwaarschrift in te dienen toe aan de belastingplichtige zelf (Luik, 10.7.1954, Bataille), behoudens wanneer het om een vijandelijk sekwester gaat, in welk geval het recht om een bezwaarschrift in te dienen door de mandataris van de Dienst van het Sekwester wordt uitgeoefend.
B. VOORWERP VAN HET BEZWAARSCHRIFT
Nummer 366/17
Art. 366, WIB 92, laat toe een bezwaarschrift in te dienen tegen :
- een ingekohierde aanslag, inbegrepen de in de aanslag voorkomende opcentiemen en belastingverhogingen;
- een bij wijze van voorheffing geïnde belasting;
- een administratieve boete opgelegd overeenkomstig de bepalingen van art. 445, WIB 92;
- een op grond van een aangifte betaalde speciale belasting.
In art. 368, WIB 92, wordt evenwel een uitzondering gemaakt voor de aanslagen betreffende inkomsten die vastgesteld zijn voor drie aanslagjaren.
Art. 366, WIB 92, is ook niet van toepassing voor het bezwaarschrift gericht tegen het aan een onroerend goed toegekende KI.
Nochtans mogen de belastingplichtigen in een bij de Gew.dir. ingediend bezwaarschrift aanvoeren dat de voorgeschreven pleegvormen bij de vaststelling van het KI niet werden nageleefd (Gent, 1.3.1966, Boonen, Bull. 439, blz. 425).
Wat de belastingverhogingen betreft kan het bezwaarschrift niet alleen slaan op de wettelijkheid ervan, maar eveneens betrekking hebben op de gepastheid en het bedrag van de opgelegde verhogingen.
1. Bezwaarschrift inzake opcentiemen
Nummer 366/18
Krachtens art. 366, WIB 92, mag de belastingplichtige een bezwaarschrift indienen, niet alleen tegen de hoofdsom van de belasting, maar ook tegen de door de provincies, agglomeraties en gemeenten gevestigde opcentiemen op die belasting.
Het gaat hier voornamelijk om de opcentiemen op de OV, beoogd in art. 464, 1°, WIB 92.
Het aldus toegekende recht om tegen de opcentiemen, een bezwaarschrift in te dienen, kan nochtans slechts worden uitgeoefend :
- als de grondslag en de berekening van de aan de Staat verschuldigde belasting waarop de betwiste opcentiemen zijn gevestigd, eveneens worden betwist (Cass., 6.4.1954, Gerber, Pas., 1954, I, 696);
- om de verbetering te bekomen van een vergissing begaan in de berekening van de opcentiemen zelf;
- om de eventuele toepassing te bekomen van een bijzondere wet die voorziet in de vrijstelling van deze opcentiemen (bv. de wetten van 23.7.1926, en 1.8.1960, wat de NMBS betreft).
De Gew.dir. of de door hem gedelegeerde ambtenaar is daarentegen niet bevoegd om uitspraak te doen over de wettelijkheid van de opcentiemen of over het bedrag ervan zoals het door de bevoegde overheid werd bepaald. Iedere betwisting dienaangaande behoort tot de bevoegdheid van die overheid (Cass., 20.2.1951, Pas. 1951, I, 414; 6.4.1954, Pas. 1954, I, 696, Luik, 22.12.1993, Vandepaer).
2. Bezwaarschrift inzake aanvullende belastingen
Nummer 366/19
M.b.t. de eigenlijke belastingen die niet uitdrukkelijk worden beoogd door art. 366, WIB 92, moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de vestiging en de invordering al dan niet aan de Adm.DB is toevertrouwd.
Aan deze administratie zijn toevertrouwd, de vestiging en de invordering van de aanvullende belastingen op de PB, beheerst door de art. 465 tot 469, WIB 92, alsmede de opdeciem op de verkeersbelasting beheerst door art. 42, WGB.
Het in art. 366, WIB 92, beoogd bezwaarrecht wordt tot deze belastingen uitgebreid, respectievelijk door art. 469, lid 3, WIB 92 en door de art. 2 en 36ter, § 8, WGB.
Dat bezwaarrecht heeft nochtans dezelfde draagwijdte als dat beoogd in 366/18, wat de opcentiemen betreft (Gent, 15.4.1964, Lacourt, Bull. 412, blz. 2091).
Wat daarentegen de provincie- en gemeentebelastingen betreft, die gevestigd worden, niet door tussenkomst van de Adm.DB, maar krachtens bijzondere kohieren die door de gouverneurs of de bestendige deputaties uitvoerbaar worden verklaard, moeten de bezwaarschriften, in ieder geval, tot laatstgenoemden worden gericht.
3. Aanslag overeenkomstig de aangifte op basis van een inkomen waarmee de belastingplichtige heeft ingestemd
Nummer 366/20
Hoewel de aanslag overeenkomstig zijn aangifte werd gevestigd, kan de belastingplichtige zijn bezwaarrecht uitoefenen en een vermindering van de belastbare grondslag bekomen op voorwaarde dat hij het bewijs levert van een vergissing in feite of in rechte (Cass., 25.6.1963, 't Jampens, Pas. 1963, I, 1130; 28.9.1965, Albrecht, Bull. 431, blz. 850).
Hetzelfde geldt in geval van akkoord van de belastingplichtige met de door de controleur vooropgestelde winstcijfers (Cass., 21.10.1952, Theisman, Pas. 1953, I, 83).
4. Nieuw bezwaarschrift na beslissing van de Gew.dir. of de door hem gedelegeerde ambtenaar
Nummer 366/21
Wanneer een aanslag het voorwerp is geweest van een bezwaarschrift, waarover uitspraak werd gedaan bij een - al dan niet - in kracht van gewijsde gegane administratieve of gerechtelijke beslissing, is de belastingplichtige niet meer gerechtigd om, zelfs binnen de wettelijke termijnen, een nieuw bezwaarschrift dat niet verschilt van het eerste tegen die aanslag in te dienen (zie 375/8 tot 14).
Indien het binnen de wettelijke termijn geldig ingediend nieuwe bezwaarschrift een wel omschreven grief opwerpt die verschilt van deze aangehaald in het eerste bezwaarschrift en die een vraag betreft waarover de directeur niet van ambtswege gevat was, dient hierover een nieuwe beslissing te worden genomen. Het gevolg gegeven aan het tweede bezwaarschrift mag nochtans het voorwerp van de eerste beslissing niet wijzigen; deze eerste beslissing kan slechts door een voorziening in beroep worden betwist (Luik, 7.3.1958, Dekairelle; Brussel, 28.4.1958, Courtois) - zie eveneens 372/2.
Er dient opgemerkt dat de Gew.dir. (of de door hem gedelegeerde ambtenaar) die zich in zijn beslissing ertoe beperkt heeft de belastingelementen op te sommen die door de Hfd.cr. werden vastgesteld, zonder iets te beslissen omtrent het bestaan of het bedrag ervan, omtrent deze kwestie niet beslist heeft (Cass., 11.6.1966, Van Bogaert, Bull. 445, blz. 1730).
5. Bezwaarschrift tegen een aanslag gevestigd overeenkomstig art. 355, WIB 92 (nieuwe aanslag op grond van dezelfde belastingelementen)
Nummer 366/22
Er wordt verwezen naar nr. 355/38.
6. Bezwaarschrift tegen een aanslag gevestigd overeenkomstig art. 356, WIB 92 (subsidiaire aanslag onderworpen aan de goedkeuring van het Hof van beroep)
Nummer 366/23
Er wordt verwezen naar nr. 356/18.
7. Gevallen waarvoor het bij art. 366, WIB 92, ingevoerde recht tot bezwaar niet geldt
a) Terugvordering van het niet-verschuldigde
Nummer 366/24
De vormen en termijnen voor een in belastingzaken ingesteld bezwaar zijn onverenigbaar met de toepassing van de regels van het BW op de terugvordering van het niet-verschuldigde (Cass., 21.3.1932, Delloye, Pas. 1932, I, 117; Brussel, 10.6.1933, Dekkers; 9.1.1947, Vandenstock, Pas. 1947, I, 7; Luik, 31.3.1947, Noël).
Art. 366, WIB 92, is dus niet van toepassing wanneer de terugvordering van een ten onrechte gestorte som is gebaseerd op bepalingen van het BW.
b) Verzoek tot terugbetaling van nalatigheidsintresten
Nummer 366/25
Art. 366, WIB 92, heeft geen betrekking op de eventueel ten onrechte geïnde NI; de terugbetaling van die interesten wordt beheerst door art. 1376, BW (zie commentaar op art. 414, WIB 92). De mogelijkheid van de belastingplichtige een bezwaar in te dienen is beperkt tot de gevestigde belasting (Brussel, 10.10.1989, FJF 89/223).
c) Betwisting inzake toekenning van moratoriumintresten
Nummer 366/26
Een betwisting inzake toekenning van MI, die onafhankelijk is van ieder geschil aangaande een aanslag, is vreemd aan de in het WIB omschreven vraagstukken welke aanleiding kunnen geven tot een gemotiveerde beslissing van de Gew.dir. (of van de door hem gedelegeerde ambtenaar) en tot een voorziening voor het Hof van beroep (Brussel, 17.3.1948, Parent, Bull. 233, blz. 373, Cass., 6.1.1970, NV Century Pictures, Bull. 482, blz. 298).
d) Verzoek om betalingsfaciliteiten
Nummer 366/27
Daar de regels voor betaling van de belastingen niet het voorwerp kunnen zijn van een bezwaarschrift, kan de Gew.dir. (of de door hem gedelegeerde ambtenaar) over een verzoekschrift tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten geen beslissing nemen in de zin van art. 375, WIB 92 (Brussel, 31.5.1950, P.V.B.A. Betterfood Products).
1. Het bezwaar moet schriftelijk worden gedaan en ondertekend zijn
Nummer 366/28
Om betwistingen te vermijden, bepaalt art. 366, WIB 92, uitdrukkelijk dat het bezwaar schriftelijk moet worden gedaan; geen onderzoek dient dan ook te worden ingesteld ingevolge een mondeling bezwaar.
Bovendien moet een bezwaarschrift ondertekend zijn (Luik, 19.12.1990, Bull. 720, blz. 2740).
De Gew.dir. die een niet-ondertekend bezwaarschrift ontvangen, moeten zich houden aan de richtlijnen van 375/16 (zie eveneens 370/1).
Nummer 366/29
De belastingplichtigen, zowel particulieren als - rechtspersonen, hebben de vrije keuze tussen de nationale talen voor het indienen van een bezwaarschrift. Evenwel zijn de belastingplichtigen die gevestigd zijn in een gemeente zonder speciale regeling uit het Nederlandse taalgebied gehouden gebruik te maken van het Nederlands voor de bezwaarschriften die zij indienen bij een Gew.dir. in dat gebied (decreet van 30.6.1981 van de Vlaamse Gemeenschap).
D. OVERHEID TOT WIE HET BEZWAARSCHRIFT MOET WORDEN GERICHT
Nummer 366/30
Luidens art. 366, WIB 92, moet het bezwaarschrift worden ingediend bij de Gew.dir. van de provincie of van het gewest in wiens ambtsgebied de aanslag, de verhoging of de boete is gevestigd.
Voor elke spontaan gestorte of ingekohierde voorheffing en voor elke belasting bestaat er een plaats van vestiging van de belasting, welke "gemeente van aanslag" wordt genoemd (zie 305/1, 305/34 en 312/10).
Het bezwaarschrift moet overeenkomstig de hiernavermelde regels worden ingediend bij de Gew.dir. in wiens ambtsgebied de "gemeente van aanslag" gelegen is, met dien verstande dat een gemeente van verscheidene directies kan afhangen volgens de aard van de betwiste voorheffing of belasting (PB, Ven.B, BNI).
Het ambtsgebied van de gewestelijke directies wordt bij MB vastgelegd. Het thans geldende MB is dat van 4.8.1978 (BS 30.8.1978, Bull. 566, blz. 1660), gewijzigd bij dat van 24.4.1979 (BS 12.10.1979, Bull. 579, blz. 2034) en bij dat van 16.6.1983 (BS 30.6.1983, Bull. 620, blz. 1924).
Wat de ingekohierde belastingen betreft, zijn de "gemeente van aanslag" en het adres van de bevoegde Gew.dir. op het aanslagbiljet vermeld.
Nummer 366/31
Inzake een spontaan gestorte of een ingekohierde BV of RV, moeten de schuldenaars van de voorheffing hun bezwaarschriften aan de hierna vermelde Gew.dir. :
- voor rijksinwoners : bij de directeur in wiens ambtsgebied de gemeente ligt die de aanslagdienst bepaalt, belast met de regularisatie van hun belastingtoestand, of indien er geen aanleiding tot regularisatie is, bij de Gew.dir. in wiens ambtsgebied de openbare dienst of - instelling gevestigd is, in wiens ambtsgebied de bezwaarindiener zijn domicilie, zijn maatschappelijke zetel, zijn voornaamste bestuursinrichting of zijn zetel van bestuur of beheer heeft.
Wanneer evenwel in een bezwaarschrift, door de schuldenaar van de inkomsten ingediend bij een andere directeur dan die van Brussel II-Ven., de hoedanigheid van niet-inwoner van de verkrijger van die inkomsten aan de orde gesteld wordt, moet de Gew.dir. die belast is met het onderzoek van het bezwaarschrift zijn ambtgenoot van Brussel II-Ven. raadplegen;
- voor niet-inwoners : bij de directeur te Brussel II-Ven. (Luik, 21.10.1992, Worch-Trompetter).
Nummer 366/32
De Gew.dir. te Brussel II-Ven. is eveneens bevoegd :
- voor een aanvraag tot teruggave van voorheffingen krachtens internationale verdragen;
- voor een aanvraag tot verzaking van de inning van de RV in hoofde van de spaarder-niet-inwoner (art. 119, § 1, 2°, KB/WIB 92).
Nummer 366/33
Voor bezwaarschriften m.b.t. voorheffingen, ingediend door de verkrijgers van de inkomsten, is het adres van de Gew.dir. niet steeds bekend.
De Gew.dir. die een bezwaarschrift ontvangt waarvoor hij niet bevoegd is, zendt dit onmiddellijk aan zijn bevoegde collega, na de datum van ontvangst te hebben aangebracht.
Dat bezwaarschrift moet op de lijst nr. 178 en op de staat 330A worden ingeschreven van laatstbedoelde directie.
De bezwaarindiener moet worden ingelicht bij aangetekende brief.
De bevoegde Gew.dir. of de door hem gedelegeerde ambtenaar mag de niet-ontvankelijkheid niet aanvoeren omdat het bezwaar bij een niet-bevoegde collega toekwam; hij beslist op andere gronden over de niet-ontvankelijkheid, of over de grond van de zaak.
Bijzondere gevallen
Nummer 366/34
a) Bezwaarschrift tegen de BNI op meerwaarden geïnd door de Ontv. der registratie
Wanneer de BNI op meerwaarden door de Ontv. der registratie wordt geïnd overeenkomstig art. 177, KB/WIB, moet het bezwaarschrift worden ingediend bij de directeur te Brussel II-Ven.
b) Ten onrechte betaalde belastingen door de Europese Gemeenschappen
De procedureregels bepalen, noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend, enige afwijking ten voordele van de Europese Gemeenschappen.
Om de teruggave van ten onrechte betaalde belastingen te bekomen, dienen de Gemeenschappen zich bijgevolg te gedragen naar de beschikkingen van het Belgisch recht aangaande de bezwaarschriften en de voorzieningen.
Bij de ontvangst van een bezwaarschrift ingediend door de Gemeenschappen, dient onmiddellijk te worden nagegaan of het gericht werd aan de directeur die bevoegd is om het te ontvangen en erover te beslissen; in ontkennend geval, moet het aanstonds worden teruggezonden aan de zetel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, met vermelding van het adres van de bevoegde directeur.
E. ONONTVANKELIJKE BEZWAARSCHRIFTEN
1. Bezwaarschrift gericht aan een ambtenaar der directe belastingen die geen Gew.dir. is
Nummer 366/35
Wanneer een ander ambtenaar dan een Gew.dir. een bezwaarschrift ontvangt, wordt dit onmiddellijk aan de belastingplichtige teruggestuurd met vermelding van het adres van de bevoegde Gew.dir.
Een afschrift van de aan de belastingplichtige gerichte brief en een fotokopie van het bezwaarschrift worden aan de bevoegde Gew.dir. toegezonden met het oog op een eventuele toepassing van art. 376, WIB 92, voor het geval de belastingplichtige zou nalaten een regelmatig bezwaarschrift in te dienen.
2. Antwoord op een bericht van wijziging
Nummer 366/36
Het antwoord op een bericht van wijziging kan niet als bezwaarschrift gelden, vermits dit antwoord en het bezwaarschrift in een onderscheiden fase van de procedure en aan verschillende ambtenaren moeten worden overgelegd; de formaliteiten van art. 346, WIB 92, hebben niets gemeen met die van art. 366, WIB 92, (Brussel, 14.11.1951, SA Banque de l'Union des Industries, bevestigd door Cass., 10.6.1952, Pas. 1952, I, 657; Gent, 7.1.1953, D'Hoest).
3. Bezwaarschrift ingediend bij de Gew.dir. na ontvangst van een bericht van wijziging, maar voor inkohiering van de aanslag
Nummer 366/37
Zo art. 366, WIB 92, niet steeds de vestiging van een aanslag tot voorwaarde stelt voor de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift op het stuk van directe belastingen, is nochtans vereist dat, op het ogenblik dat het bezwaarschrift wordt ingediend, er, eensdeels, in hoofde van de belastingplichtige een reeds verkregen en dadelijk belang bestaat, en anderdeels, het bedrag van de belastingschuld zeker is.
In een bericht van wijziging wordt het definitief bedrag van de belastbare grondslag niet vastgesteld daar het slechts het vertrekpunt is van een bespreking tussen de belastingplichtige en de administratie met het oog op de latere vaststelling van het belastbaar bedrag.
Wel heeft de belastingplichtige er belang bij zijn opwerpingen tegen het bericht van wijziging te doen gelden. Hij moet dat echter doen op de wijze voorgeschreven bij art. 346, WIB 92.
Een bezwaarschrift gericht tot de directeur na ontvangst van een bericht van wijziging, maar voor inkohiering van de aanslag, is derhalve niet ontvankelijk (Cass., 26.10.1965, Van de Perre, Bull. 435, blz. 1559).