Artikel 315ter, WIB 92

Art. 315ter treedt in werking op 01.01.2025 (art. 21 en 219, 1ste lid, W 26.01.2021 - B.S. 10.02.2021; Numac: 2021040269)

[De wet van 26 januari 2021 betreffende de dematerialisatie van de relaties tussen de Federale Overheidsdienst Financiën, de burgers, rechtspersonen en bepaalde derden en tot wijziging van diverse fiscale wetboeken en wetten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 maart 2023, wordt opgeheven (art. 213, W 12.05.2024 - B.S. 30.05.2024; Numac: 2024003880)]


De ambtenaren van de administratie bevoegd voor de inkomstenbelastingen hebben het recht om de boeken en bescheiden die overeenkomstig artikel 315 moeten worden voorgelegd, te behouden, telkens wanneer zij menen dat de boeken en bescheiden nodig zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten van de belastingplichtige of van derden te bepalen.

Dat recht bestaat niet ten aanzien van de boeken die niet zijn afgesloten.

De in het eerste lid bedoelde retentie maakt het voorwerp uit van een proces-verbaal van retentie dat bewijs oplevert zolang het tegendeel niet is bewezen. Een afschrift van dit procesverbaal wordt binnen de vijf werkdagen volgend op de retentie aan de in het eerste lid bedoelde persoon verzonden door middel van het in artikel 304ter, tweede lid, bedoelde beveiligd elektronisch platform.

Wanneer de belastingplichtige echter overeenkomstig artikel 304quater, § 2, eerste lid, is vrijgesteld van de verplichting om gebruik te maken van het in artikel 304ter, tweede lid, bedoelde beveiligd elektronisch platform wordt het afschrift van het proces-verbaal binnen de vijf werkdagen volgend op de retentie aan de in het eerste lid bedoelde persoon verzonden onder gesloten omslag.