Artikel 145^16, WIB 92

Art. 145^16, 1° en 2°, treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum en ten laatste vanaf aanslagjaar 2017 (art. 9 en 10, W 18.12.2015 - B.S. 28.12.2015; Numac: 2015003486)

Voor de toepassing van het pensioensparen en van artikel 34, § 1, 3°, wordt verstaan onder:

1° collectieve spaarrekening, de delen van pensioenspaarfondsen die ofwel onder de door de Koning bepaalde voorwaarden, ofwel, voor de in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde fondsen bedoeld in artikel 145^8, § 2, eerste lid, op een vergelijkbare wijze en onder vergelijkbare voorwaarden, zijn erkend voor het vormen van spaartegoeden die beschikbaar worden bij leven of bij overlijden; die delen worden op naam ingeschreven bij een van de in artikel 145^15, eerste lid, vermelde instellingen (...);

2° individuele spaarrekening, de door de belastingplichtige aangeschafte roerende waarden en, bijkomend, de op rekening gehouden bedragen, met het oog op het vormen van een spaartegoed dat beschikbaar wordt bij leven of bij overlijden; die waarden en bedragen worden op naam ingeschreven bij een van de in artikel 145^15, eerste lid, vermelde instellingen (...);

3° spaarverzekering, de verzekering door de belastingplichtige op zijn hoofd aangegaan om een pensioen, een rente of een kapitaal bij leven of bij overlijden te vestigen bij een in artikel 145^15, tweede lid, vermelde verzekeringsonderneming.