Parlementaire vraag nr. 879 van de heer Steven Matheï van 21.02.2022
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/086 d.d. 25.05.2022, blz. 128
Aangifte buitenlandse onroerende goederen
VRAAG (van de heer Matheï)
De wet van 17 februari 2021 houdende wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 op het vlak van de in het buitenland gelegen onroerende goederen neemt de nodige maatregelen om het belastingstelsel van in het buitenland gelegen onroerende goederen van Rijksinwoners in overeenstemming te brengen met de Europese principes.
Voor Belgische onroerende goederen werd de belastbare basis bepaald aan de hand van een kadastraal inkomen (KI)dat werd toegekend aan het onroerend goed. Voor buitenlandse onroerende goederen werd er gebruik gemaakt van de werkelijke huurwaarde. Omdat het Europese Hof van Justitie oordeelde dat dit een ongelijke behandeling was, bepaalt de wet van 17 februari 2021 dat vanaf inkomstenjaar 2021 (aanslagjaar 2022) ook voor buitenlandse onroerende goederen gewerkt zal worden met een KI.
In een antwoord op schriftelijke vraag nr. 756 van 10 december 2021 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2021- 2022, nr. 74) gaf u aan dat 167.905 belastingplichtigen die voor het aanslagjaar 2020 aangaven een goed in het buitenland te bezitten een brief hebben ontvangen van de FOD Financiën om aangifte te doen van het buitenland onroerend goed. Ze hadden de tijd tot 31 december om het invulformulier terug te sturen. Op 17 december 2021 hadden ongeveer 115.000 van de betrokken belastingplichtigen (natuurlijke personen) hun in het buitenland gelegen goed aangegeven.
Daarnaast gaf u aan dat de rechtspersonen, inclusief de vzw's die hun buitenlands onroerend goed reeds aangaven in de belastingaangifte, niet werden aangeschreven. Het contact werd beperkt tot de natuurlijke personen. Op datum van 5 januari 2022 hadden ongeveer 160 rechtspersonen, waaronder een vijftal vzw's, spontaan een aangifte ingediend.
De natuurlijke personen en rechtspersonen die een buitenlands onroerend goed verwierven na 31 december 2020 dienden spontaan het aangifteformulier in te vullen en te bezorgen aan de FOD Financiën. Dit moest en moet men doen binnen de vier maanden na de aankoop. In het antwoord op uw schriftelijke vraag gaf u aan dat op 17 december 2021 de database van de AAPD 3.368 belastingplichtigen bevatte die in de loop van 2021 een goed in het buitenland verworven. Het aantal belastingplichtigen die onder deze categorie vallen en waarvan de aangifte nog niet werd verwerkt, dienden hier nog te worden bijgeteld. Op datum van 5 januari 2022 hadden om en bij de 13 rechtspersonen spontaan aangifte gedaan van een in de loop van 2021 verworven onroerend goed. Daarbij was geen enkele vzw.
Eerder gaf u in een antwoord op schriftelijke vraag nr. 438 van 19 mei 2021 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2020-2021, nr. 58) aan dat de wijzigingen die door de wet van 17 februari 2021 werden aangebracht ook van toepassing zijn in de rechtspersonenbelasting. En dat bijgevolg de nieuwe wijze van vaststelling voor het kadastraal inkomen van buitenlandse onroerende goederen op dezelfde manier zou worden toegepast voor rechtspersonen. U gaf aan dat het van geen belang was of de goederen worden aangegeven door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon. De circulaire 2021/C/21 bevat een aantal FAQ die de wetsbepalingen en de toepassing ervan verduidelijken en deze zouden van toepassing zijn op zowel de natuurlijke personen als de rechtspersonen. U gaf aan dat het opstellen van een afzonderlijke FAQ niet nodig was.
1. a) Hoeveel natuurlijke personen die het buitenlands onroerend goed reeds eerder aangaven in de belastingaangifte en een invulformulier van de FOD Financiën ontvingen hebben niet tijdig aangifte gedaan?
b) Welk gevolg wordt er gegeven aan het niet tijdig aangeven van de buitenlandse onroerende goederen?
2. Waarom werden rechtspersonen, inclusief de vzw’s die hun buitenlands onroerend goed reeds eerder aangaven in de belastingaangifte, in tegenstelling tot natuurlijke personen niet aangeschreven hoewel de circulaire 2021/C/21 met bijhorende FAQ ook op hen van toepassing is?
3. Op welke manier worden vzw's gesensibiliseerd met, betrekking tot deze nieuwe aangifteverplichting wanneer ze in tegenstelling tot natuurlijke personen die die hun buitenlands onroerend goed reeds aangaven in de belastingaangifte niet werden aangeschreven?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
1. a) Bij de redactie van dit ontwerp waren ongeveer 850 belastingplichtigen laattijdig met hun aangifte voor het goed dat zij verwierven vóór 1 januari 2021.
b) Laattijdige aangiften geven aanleiding tot een administratieve boete (artikel 445 WIB92). Niettegenstaande werd een administratieve tolerantie voorzien tot 14 februari 2022 voor de belastingplichtigen die voor het aanslagjaar 2021 voor het eerst een inkomen aangaven uit in het buitenland gelegen onroerende goederen. Zij werden begin 2022 gecontacteerd.
Rechtspersonen, inclusief de vzw's die hun buitenlands onroerend goed reeds eerder aangaven in de belastingaangifte werden niet aangeschreven.
2. Vooreerst wijs ik op de wetsbepaling die stelt dat elke Belgische belastingplichtige die zakelijke rechten heeft op een in het buitenland gelegen onroerend goed, verplicht is daarvan spontaan aangifte te doen.
Rechtspersonen werden niet aangeschreven omdat zij, in tegenstelling tot de natuurlijke personen doorgaans reeds worden bijgestaan door goed geïnformeerde professionelen en is de extra sensibilisering hier minder nodig.
3. Om die redenen werd er ook geen extra sensibiliseringscampagne georganiseerd voor de vzw's die onroerende goederen in het buitenland bezitten.