Commentaar van art. 10, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.10.2017

TITEL II: PERSONENBELASTING

HOOFDSTUK II: GRONDSLAG VAN DE BELASTING

Afdeling II: Inkomen van onroerende goederen

Onderafdeling I: Belastbare inkomsten

Art. 10, WIB 92

I. WETTEKST

10/0

II. ALGEMEEN

10/1

III. IN BELGIË GELEGEN ONROERENDE GOEDEREN

A. Wat wordt verstaan onder 'bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten'?

10/2

B. Vestiging van een recht van erfpacht

10/3

C. Vestiging van een recht van opstal

10/5

D. Vestiging van onroerende rechten gelijkaardig aan het recht van erfpacht of van opstal

10/6

E. Overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten

10/7

IV. IN HET BUITENLAND GELEGEN ONROERENDE GOEDEREN

10/8

V. UITZONDERING

10/10

Art. 10, WIB 92

Deze bijwerking heeft betrekking op art. 10, WIB 92, zoals het van toepassing is voor het aanslagjaar 2017. Het artikel is van kracht in deze versie sinds aj. 1992 (art. 1, KB 10.04.1992, BS 30.07.1992).

I. WETTEKST

10/0

Art. 10. - § 1. De bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten, omvatten de erfpacht- of opstalvergoeding en alle andere voordelen verkregen door de overdrager.

De waarde van de verkregen voordelen is gelijk aan de waarde die daaraan wordt toegekend voor de heffing van het registratierecht op de overeenkomst van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten, waarin die voordelen worden bedongen.

Die bedragen zijn inkomsten van het jaar waarin ze worden betaald of toegekend, zelfs indien ze betrekking hebben op de gehele duur van het recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten, of op een deel daarvan.

§ 2. De in § 1 vermelde inkomsten omvatten niet de bedragen die worden verkregen voor het verlenen van het recht van gebruik van gebouwde onroerende goederen ingevolge een niet opzegbare overeenkomst van erfpacht of van opstal of van een gelijkaardig onroerend recht, op voorwaarde dat:

1° de bij overeenkomst bepaalde termijnen het de eigenaar mogelijk maken het in het gebouw belegde kapitaal of, als het een bestaand gebouw betreft, de verkoopwaarde ervan volledig weer samen te stellen en de rentelast en andere kosten van de verrichting te dekken;

2° de eigendom van het gebouw bij het einde van de overeenkomst van rechtswege op de gebruiker overgaat of de overeenkomst een aankoopoptie voor de gebruiker bevat.

II. algemeen

10/1

Art. 10, WIB 92, omschrijft enerzijds wat moet worden verstaan onder de bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende goederen en bepaalt anderzijds welke vergoedingen onder bepaalde voorwaarden niet belastbaar zijn als inkomsten van onroerende goederen.

III. IN BELGIE GELEGEN ONROERENDE GOEDEREN

A. WAT WORDT VERSTAAN ONDER 'BEDRAGEN VERKREGEN BIJ VESTIGING OF OVERDRACHT VAN EEN RECHT VAN ERFPACHT OF VAN OPSTAL OF VAN GELIJKAARDIGE ONROERENDE RECHTEN' (ART. 10, § 1, WIB 92)?

10/2

Het betreft de vergoedingen (canon) en alle andere voordelen die de overdrager bij vestiging of overdracht van het recht verkrijgt.

Die vergoedingen en voordelen:

- hebben de waarde die daaraan is toegekend voor de heffing van het registratierecht op de overeenkomsten van erfpacht of van opstal of de overeenkomsten met betrekking tot gelijkaardige onroerende rechten waarin die vergoedingen of voordelen worden bedongen (er mogen geen lasten worden afgetrokken);

- zijn inkomsten van het jaar waarin ze worden betaald of toegekend, zelfs indien ze betrekking hebben op de gehele duur van het recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten, of op een deel daarvan.

De bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten wanneer de transacties verricht worden buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid en het evenmin gaat om speculatie of om verrichtingen buiten het normaal beheer van een privévermogen, noch om simulatie of verrichtingen die aanleiding kunnen geven tot toepassing van de algemene antimisbruikbepalingen, noch om handelingen tussen een bedrijfsleider en zijn vennootschap.

Voor de bepaling van het belastbaar bedrag inzake personenbelasting verwijst het WIB 92, uitdrukkelijk naar de heffingsbasis inzake registratierechten op de overeenkomst van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten. De als onroerende inkomsten belastbare erfpacht- of opstalvergoeding en alle andere voordelen verkregen door de overdrager omvatten wel degelijk de canon voor de nog te lopen tijdperken, die immers deel uitmaakt van die heffingsbasis. Evenwel merkt artikel 10, § 1, derde lid, WIB 92, deze bedragen uitdrukkelijk aan als inkomsten van het jaar waarin ze worden betaald of toegekend. De canon die niet of niet meer zou zijn betaald of toegekend, maakt bijgevolg geen onroerend inkomen uit in de personenbelasting. In die zin kan een verschil ontstaan met de initiële heffingsbasis inzake registratierechten (PV nr. 10, 22.10.2014, Veerle Wouters, Kamer, Vragen en Antwoorden, 2014-2015, QRVA 54/002 d.d. 01.12.2014, p. 83).

Wanneer de overeenkomst van erfpacht bovendien een indexatieclausule bevat, is het resultaat van de indexatie van de periodieke vergoeding een belastbaar inkomen aangezien dit resultaat noodzakelijk deel uitmaakt van die vergoeding.

B. VESTIGING VAN EEN RECHT VAN ERFPACHT

10/3

Wanneer de eigenaar van een onroerend goed gedurende het belastbare tijdperk een recht van erfpacht op dat goed vestigt ten gunste van een derde, is hij voor dat tijdperk uit hoofde van inkomsten van onroerende goederen belastbaar op:

- de bedragen die hij heeft verkregen ter gelegenheid van de vestiging van dat recht;

- de andere inkomsten van het onroerend goed die hij heeft verkregen vanaf het begin van het belastbare tijdperk tot de vestiging van het recht van erfpacht en die worden bepaald zoals uiteengezet in art. 7, WIB 92 (d.w.z. wanneer het goed in België gelegen is: het geïndexeerde en, in voorkomend geval, met 40 % verhoogde KI pro rata temporis of eventueel het nettobedrag van de huurprijs en huurvoordelen dat niet lager mag zijn dan het geïndexeerde KI (ongebouwd onroerend goed) of het met 40 % verhoogde geïndexeerde KI (gebouwd onroerend goed)) en de art. 8, 9, 12 tot 15, WIB 92.

10/4

De erfpachter die, indien het een in België gelegen goed betreft, de nieuwe wettelijke schuldenaar van de OV wordt, is belastbaar op de inkomsten van het onroerend goed (bepaald zoals voorgeschreven in de art. 7 tot 9 en 12 tot 15, WIB 92) die hij heeft verkregen vanaf de vestiging van het recht van erfpacht.

Wat betreft de aftrek van de termijnen en de waarde van ermee gelijkgestelde lasten, die hij bij het verkrijgen van het recht van erfpacht heeft betaald, zie art. 14, WIB 92.

C. VESTIGING VAN EEN RECHT VAN OPSTAL

10/5

Wanneer de eigenaar van een in België gelegen grond gedurende het belastbare tijdperk een recht van opstal op dat goed vestigt ten gunste van een derde, moeten de inkomsten van onroerende goederen van de eigenaar en van de opstalhouder voor dat tijdperk als volgt worden bepaald.

Eerste geval: het KI van de grond is vastgesteld ten name van de eigenaar, terwijl het KI van het gebouw ten name van de opstalhouder is vastgesteld (meest voorkomend geval).

Eerste mogelijkheid: in de huurovereenkomst, die de toelating tot bouwen verleent, is er een vergoeding voor het opstalrecht en een huurprijs voor het terrein bedongen.

De eigenaar is belastbaar op:

- het bedrag van de vergoeding die hij heeft verkregen;

- het geïndexeerde KI van de grond of het nettobedrag van de huurprijs en de huurvoordelen dat echter niet lager mag zijn dan het geïndexeerde KI van de grond.

Tweede mogelijkheid: in de huurovereenkomst, die de toelating tot bouwen verleent, is er alleen een huurprijs bedongen.

De eigenaar is belastbaar op het geïndexeerde KI van de grond of op het nettobedrag van de huurprijs en de huurvoordelen dat echter niet lager mag zijn dan het geïndexeerde KI van de grond.

Derde mogelijkheid: in de huurovereenkomst, die de toelating tot bouwen verleent, is er alleen een vergoeding voor het opstalrecht bedongen.

De eigenaar is belastbaar op:

- het bedrag van de vergoeding die hij heeft verkregen;

- het geïndexeerde KI van de grond.

In elk van de drie mogelijkheden is de opstalhouder belastbaar op het geïndexeerde en, in voorkomend geval, met 40 % verhoogde KI van het gebouw, of eventueel op het nettobedrag van de huurprijs en huurvoordelen dat niet lager mag zijn dan het met 40 % verhoogde geïndexeerde KI van het gebouw.

Zie commentaar op art. 14 tot art. 26, WIB 92, wat betreft de aftrek van de termijnen en de waarde van ermee gelijkgestelde lasten, die hij bij het verkrijgen van het recht van opstal heeft betaald.

Tweede geval: zowel het KI van de grond als dat van het gebouw is vastgesteld op naam van de opstalhouder.

De eigenaar is belastbaar op:

- de bedragen die hij bij de vestiging van het opstalrecht heeft verkregen (deze bedragen worden als vergoedingen beschouwd);

- de andere inkomsten van de grond, die hij verkregen heeft vanaf het begin van het belastbare tijdperk tot de vestiging van het opstalrecht (zie mutatis mutandis, 10/3, tweede gedachtestreep).

De opstalhouder is, eensdeels, belastbaar op de inkomsten van de grond (inkomsten bepaald zoals in de art. 7 tot 9 en 12 tot 15, WIB 92) die hij heeft verkregen vanaf de vestiging van zijn opstalrecht en, anderdeels, op de inkomsten van het gebouw.

D. VESTIGING VAN ONROERENDE RECHTEN GELIJKAARDIG AAN HET RECHT VAN ERFPACHT OF VAN OPSTAL

10/6

Met de woorden 'gelijkaardige onroerende rechten' beoogde de wetgever de gebruiksrechten op lange termijn op onroerende goederen (zie Kamer, zitting 1983-1984, stuk 758/1, blz. 8).

Voor de toepassing van de PB zijn de bedragen verkregen bij de vestiging of de overdracht van een recht van vruchtgebruik met betrekking tot een in België of in het buitenland gelegen onroerend goed, echter geen inkomsten van onroerende goederen (PV nr. 21, 17.06.1988, Sen. de Clippele, Bull. 677, blz. 1934).

E. OVERDRACHT VAN EEN RECHT VAN ERFPACHT OF VAN OPSTAL OF VAN GELIJKAARDIGE ONROERENDE RECHTEN

10/7

Wanneer de erfpachter, de opstalhouder of de houder van een gelijkaardig onroerend recht zijn recht overdraagt aan een derde tijdens het belastbare tijdperk, is hij voor dat tijdperk uit hoofde van inkomsten van onroerende goederen belastbaar op:

1° de bedragen (vergoedingen en andere voordelen) die hij heeft verkregen bij de overdracht van dat recht;
2° de andere inkomsten van het onroerend goed (zie art. 7 tot 9 en 12 tot 15, WIB 92) voor het deel van het belastbare tijdperk, waarin hij over het recht van erfpacht of van opstal of over een gelijkaardig onroerend recht heeft beschikt.

IV. IN HET BUITENLAND GELEGEN ONROERENDE GOEDEREN

10/8

De bedragen die worden verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten met betrekking tot in het buitenland gelegen onroerende goederen (zie art. 7, WIB 92), zijn zoals voor de in België gelegen onroerende goederen - behalve ingeval van vrijstelling krachtens een internationale overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting - belastbaar als inkomsten van onroerende goederen.

Die bedragen:

- omvatten de vergoeding (canon) en alle andere voordelen die door de overdrager worden verkregen;

- zijn inkomsten van het jaar waarin ze worden betaald of toegekend, zelfs indien ze betrekking hebben op de gehele duur van het recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten, of op een deel ervan.

10/9

Het belastbare bedrag van de vergoedingen en de verkregen voordelen moet worden bepaald rekening houdend met de feitelijke en juridische omstandigheden die eigen zijn aan elk geval. Hierbij kan worden opgemerkt dat de overeenkomsten van erfpacht en opstal die in België werden geregistreerd en die betrekking hebben op in het buitenland gelegen onroerende goederen, onderworpen zijn aan het algemeen vast registratierecht (zie art. 159, 7°, Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten). Hieruit volgt dat art. 10, § 1, tweede lid, WIB 92 (zie 10/2, tweede lid, eerste gedachtestreep) niet van toepassing is voor dergelijke contracten.

V. UITZONDERING (ART. 10, § 2, WIB 92)

10/10

Als inkomsten van onroerende goederen worden niet aangemerkt, de bedragen die worden verkregen voor het verlenen van het recht van gebruik van gebouwde onroerende goederen ingevolge een niet opzegbare overeenkomst van erfpacht, van opstal of van een gelijkaardig onroerend recht (onroerende leasing), op voorwaarde dat:

1° de bij overeenkomst bepaalde termijnen het de eigenaar mogelijk maken het in het gebouw belegde kapitaal of, als het een bestaand gebouw betreft, de verkoopwaarde ervan volledig weer samen te stellen en de rentelast en andere kosten van de verrichting te dekken;
2° de eigendom van het gebouw bij het einde van de overeenkomst van rechtswege op de gebruiker overgaat of de overeenkomst een aankoopoptie voor de gebruiker bevat.

Voor de toepassing van art. 10, § 2 wordt onder 'eigendom' de volle eigendom verstaan. Het Burgerlijk Wetboek omschrijft het begrip 'eigendom'. Daarbij gaat het in essentie om drie elementen, namelijk de beschikking, het gebruik en het genot. Die drie zijn enkel verenigd in de persoon van de volle eigenaar (MPV nr. 13922, 04.10.2016, Luk Van Biesen, CRIV 54 COM 501, p. 16).

Onder die voorwaarden zijn de bedoelde termijnen interest, met uitzondering van het in die termijnen begrepen gedeelte dat dient om het in het gebouw belegde kapitaal of, als het een bestaand gebouw betreft, de verkoopwaarde ervan, volledig weer samen te stellen (zie art. 19, WIB 92).