Commentaar van art. 178, WIB 92
Afdeling IV - Jaarlijkse indexatie
ART. 178, WIB 92
178/0 | |
178/1 | |
178/2-5 | |
178/2 | |
178/3 | |
178/4 | |
178/5 | |
178/6-9 | |
178/10-13 | |
178/10-11 | |
B. In de hervormingswet 1988 en in het WIB ingevoegde nieuwe bedragen | 178/12 |
178/13 | |
VI. BEREKENING VAN DE INDEXERINGSCOEFFICIENT ( | 178/14-18.7 |
178/14-14.1 | |
178/15-18.7 | |
178/19-20 | |
178/21-25 | |
178/21-23 | |
178/24 | |
178/25 | |
178/26 | |
178/27 | |
178/28-36 | |
178/28 | |
178/29 | |
178/30-34 | |
178/35-36 | |
XII. VOOR AJ. 2000 EN VOLGENDE AJ. GELDENDE INDEXERINGSREGELS | 178/37-42 |
178/37-38 | |
178/39-42 | |
178/43 | |
178/Bijlage/1.1-178/Bijlage/2 |
I. WETTEKST
Nummer 178/0
Art. 178. - § 1. De bedragen die in deze titel en in de desbetreffende bijzondere wetsbepalingen zijn uitgedrukt in franken, worden met betrekking tot inkomstengrenzen en -schijven, vrijstellingen, verminderingen, aftrekken en beperkingen of begrenzingen ervan, jaarlijks en gelijktijdig aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast onverminderd de toepassing van de bepalingen van § 3.
§ 2. De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988.
Bij de berekening van de coëfficiënt worden de volgende afrondingen toegepast :
1° het gemiddelde van de indexcijfers wordt afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt naargelang het cijfer van de duizendsten van een punt al of niet 5 bereikt;
2° de coëfficiënt wordt afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet 5 bereikt.
Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen, met uitzondering van die vermeld in artikel 147, afgerond tot het hogere of lagere duizendtal naargelang het cijfer van de honderdtallen al of niet 5 bereikt. De bedragen vermeld in artikel 147 worden afgerond tot de hogere of lagere frank naargelang het cijfer van de tienden al dan niet 5 bereikt.
§ 3. In afwijking van § 2, eerste lid, wordt, behoudens wat de in de artikelen 131 tot 134 vermelde belastingvrije sommen, eventueel verhoogd, en de grenzen van de in de artikelen 136 en 140 tot 142 vermelde bestaansmiddelen betreft, de aanpassing verwezenlijkt :
1° voor de aanslagjaren 1994 tot 1999 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1991 te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988;
2° voor de aanslagjaren 2000 en volgende met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991.
§ 4. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de in artikel 16, § 1 vermelde bedragen van 120.000 frank en 10.000 frank.
Nummer 178/1
Sinds aj. 1987 regelde art. 80bis, WIB, inzake de PB reeds de indexatie van de belastingschalen, het belastbare minimum en de grenzen inzake splitsing en afscheiding, waarbij de voor elk aj. geldende bedragen en percentages door de art. 2 tot 5, W 1.8.1985 houdende fiscale en andere bepalingen (V 1785 - Bull. 642) werden bepaald.
Aangezien de hervormingswet 1988 nieuwe regelingen voor het belasten van de beroepsinkomsten van het gezin, zomede een nieuw belastingtarief heeft ingevoerd, had art. 80bis, WIB, dat naar de (thans opgeheven) art. 77 tot 80, WIB, verwees geen bestaansredenen meer en werd het daarom eveneens opgeheven.
Met de opheffing van art. 80bis, WIB, is een nieuw indexeringsstelsel ingevoerd door art. 8, hervormingswet 1988 (thans art. 178, WIB 92), dat vergeleken bij het vroegere stelsel gekenmerkt is door :
- enerzijds, de veralgemening van de jaarlijkse indexatie die is uitgebreid tot praktisch alle bedragen die zowel voor het bepalen van de belastbare grondslag, als voor de berekening van de PB, in de fiscale wetgeving in franken zijn uitgedrukt;
- en anderzijds, een vereenvoudiging in de bepaling van de indexeringscoëfficiënt die, om rekening te houden met de evolutie van de levensduurte, het indexcijfer van de consumptieprijzen van 1988 als enig referentiepunt neemt.
Alhoewel het nieuwe stelsel met betrekking tot inkomstengrenzen en schijven, vrijstellingen, verminderingen, aftrekken en beperkingen of begrenzingen daarvan, de jaarlijkse indexatie vooropstelt van alle bedragen die in de hervormingswet 1988 en in titel II, WIB (thans WIB 92) en in de desbetreffende bijzondere wetsbepalingen in franken zijn uitgedrukt, heeft de Wetgever toch geoordeeld dat voor de beperking van de woningaftrek een uitzondering moet worden gemaakt (zie 178/6 tot 8).
Art. 8, hervormingswet 1988 (thans art. 178, WIB 92), is slechts van toepassing met ingang van aj. 1991. Dit betekent dat de in franken uitgedrukte bedragen die voor aj. 1990 van toepassing zijn, overeenstemmen met de bedragen die in de tekst zelf van de desbetreffende bepalingen voorkomen.
Ingevolge art. 178, § 3, WIB 92 (ingevoegd door art. 5, W 28.12.1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen - V 2212, Bull. 725 - en gewijzigd door art. 14, W. 30.3.1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit - V 2297, Bull. 739 - en door art. 20 KB 20.12.1996 houdende diverse fiscale maatregelen - V 2484, Bull. 769) werd de jaarlijkse indexatie echter bevroren voor de aj. 1994 tot en met 1999 (zie 178/28 tot 36).
Vanaf aj. 2000 is de jaarlijkse indexatie opnieuw van toepassing (zie 178/37 tot 42).
De maximumbelastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten inzake PB en BNI/nat.pers. die rechtstreeks in de wet (art. 147 en 243, tweede lid, WIB 92, zoals van toepassing met ingang van aj. 1995) zijn ingeschreven, worden eveneens geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92. Terzake wordt echter een andere afrondingsregel toegepast dan bij de gewone indexatie (zie art. 178, § 2, derde lid, WIB 92).
Nummer 178/2
De jaarlijkse indexatie heeft betrekking op de in Titel II("Personenbelasting" genoemd) van het WIB 92 in franken uitgedrukte bedragen, met uitzondering van art. 16, § 1, WIB 92, dat de grens inzake de woningaftrek bepaalt (zie 178/6 tot 8 en commentaar op art. 518, WIB 92) .
Het betreft :
- art. 16, § 3, WIB 92 : maximumbedrag van het totale netto-inkomen (950.000 F) voor de toepassing van de verhoogde woningaftrek;
- art. 21, 5°, WIB 92 : vrijgestelde schijf van inkomsten uit gewone Belgische spaardeposito's (50.000 F);
- art. 21, 6°, WIB 92 : vrijgestelde schijf van dividenden uit erkende coöperatieve vennootschappen (5.000 F);
- art. 21, 10°, WIB 92 : vrijgestelde schijf van interesten of dividenden betaald of toegekend door erkende vennootschappen met een sociaal oogmerk (5.000 F);
- art. 38, eerste lid, 9°, WIB 92 : bedragen die in bepaalde gevallen gelden inzake vrijstelling van terugbetalingen van reiskosten m.b.t. het woon-werkverkeer (5.000 F en 10.000 F);
- art. 38, eerste lid, 12°, WIB 92 : maximumbedrag van de vrijgestelde vergoeding van de vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen en, vanaf aj. 1998, van de vrijwilligers van de Civiele Bescherming (60.000 F);
- art. 51, tweede lid, 1° en 4°, WIB 92 : inkomstengrenzen voor de berekening van de forfaitaire beroepskosten (150.000 F, 300.000 F en 500.000 F);
- art. 51, derde lid, WIB 92 : maximumbedrag van de forfaitaire beroepskosten per inkomstencategorie (100.000 F);
- art. 67, §§ 1 en 2, WIB 92 : vrijgestelde winst per bijkomende aangeworven personeelseenheid die in België voltijds in een onderneming wordt tewerkgesteld voor het wetenschappelijk onderzoek, de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming, een betrekking van diensthoofd voor de uitvoer of een betrekking van diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg (400.000 F);
- art. 67, § 3, WIB 92 : verhoogde vrijgestelde winst voor hooggekwalificeerd onderzoeker (800.000 F);
- art. 72, tweede lid, WIB 92 : investeringsaftrek - grenzen inzake overdracht (25.000.000 F en 100.000.000 F);
- art. 86, eerste lid, WIB 92 : toegelaten maximumbedrag van de persoonlijke beroepsinkomsten van de meewerkende echtgenoot (350.000 F);
- art. 87, tweede lid en art. 88, WIB 92 : maximumbedrag van het huwelijksquotiënt (270.000 F);
- art. 90, 2°, WIB 92 : vrijgesteld bedrag van prijzen en van gedurende twee jaar ontvangen subsidies (100.000 F);
- art. 104, 8°, WIB 92 : maximaal aftrekbaar bedrag van de uitgaven voor het onderhoud en de restauratie van beschermde onroerende goederen (1.000.000 F);
- art. 107, WIB 92 : minimumbedrag van een aftrekbare gift (1.000 F);
- art. 109, WIB 92 : maximumbedrag van de aftrekbare giften (10.000.000 F);
- art. 112, § 1, 1°, WIB 92 : minimumbedrag van de bezoldigingen van een huisbediende (100.000 F);
- art. 112, § 1, 5°, WIB 92 : maximumbedrag van de aftrekbare bezoldigingen van een huisbediende (200.000 F);
- art. 115, 2°, a, WIB 92 : minimale totale kostprijs van de vernieuwingswerken voor de bijkomende aftrek van de interest van hypothecaire leningen (800.000 F);
- art. 116, eerste lid, WIB 92 : voor de bijkomende interestaftrek in aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de leningen naargelang het aantal kinderen ten laste i.v.m. een te bouwen of in nieuwe staat te verwerven woning (2.000.000 F, 2.100.000 F, 2.200.000 F, 2.400.000 F en 2.600.000 F), en een te vernieuwen woning (1.000.000 F, 1.050.000 F, 1.100.000 F, 1.200.000 F en 1.300.000 F);
- art. 128, eerste lid, 4°, WIB 92 : bedrag van de beroepsinkomsten van internationale ambtenaren waarboven echtgenoten als alleenstaanden moeten beschouwd worden (270.000 F);
- art. 130, WIB 92 : belastingtarief - inkomensschijven (230.000 F, 305.000 F, 435.000 F, 1.000.000 F, 1.500.000 F en 2.200.000 F);
- art. 131, 1°, WIB 92 : belastingvrije som van een alleenstaande belastingplichtige (165.000 F);
- art. 131, 2°, WIB 92 : belastingvrije som van elke echtgenoot (131.000 F);
- art. 132, eerste lid, 1° tot 6°, WIB 92 : toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste (35.000 F, 90.000 F, 202.500 F, 327.500 F en 125.000 F) en bijkomende toeslag voor ieder kind jonger dan 3 jaar voor wie geen uitgaven voor kinderoppas worden afgetrokken (10.000 F);
- art. 132, eerste lid, 7°, WIB 92 : toeslag op de belastingvrije som voor iedere andere persoon ten laste (35.000 F);
- art. 133, § 1, 1°, WIB 92 : toeslag op de belastingvrije som voor een niet hertrouwde weduwnaar of weduwe of een ongehuwde vader of moeder die één of meer kinderen ten laste heeft (35.000 F);
- art. 133, § 1, 2° en 3°, WIB 92 : toeslag op de belastingvrije som voor elke gehandicapte belastingplichtige en voor iedere gehandicapte andere persoon ten laste (35.000 F);
- art. 133, § 1, 4°, WIB 92 : toeslag op de belastingvrije som voor een gehuwde belastingplichtige voor het jaar van zijn huwelijk (35.000 F) en maximumbedrag van de toegelaten nettobestaansmiddelen van de echtgenoot (60.000 F);
- art. 133, § 2, 1° en 2°, WIB 92 : toeslag op de belastingvrije som voor het jaar waarin het huwelijk door overlijden is ontbonden :
- aanslag langstlevende echtgenoot : bedrag waarvan de nettoberoepsinkomsten van de overleden echtgenoot moeten worden afgetrokken (235.000 F);
- aanslag nalatenschap : bedrag waarvan de nettoberoepsinkomsten van de langstlevende echtgenoot moeten worden afgetrokken (235.000 F);
- art. 134, eerste lid, WIB 92 : aanrekening van het saldo van het in art. 131, 2°, WIB 92, vermelde bedrag op het andere inkomensdeel (131.000 F);
- art. 133, § 1, 4°, art. 136, art. 140, tweede lid, en art. 141, WIB 92 : gewoon maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen (60.000 F);
- art. 141, WIB 92 : verhoogd maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen voor kinderen ten laste van een alleenstaande (90.000 F) en voor gehandicapte kinderen ten laste van een alleenstaande (120.000 F);
- art. 142, tweede lid, WIB 92 : minimumbedrag van de aftrekbare kosten inzake bestaansmiddelen die bestaan in bezoldigingen van werknemers of in baten (10.000 F);
- art. 145/6, eerste lid, WIB 92 : in aanmerking te nemen bedragen inzake levensverzekeringspremies en kapitaalaflossingen :
- 15 % van de eerste inkomstenschijf van het totale beroepsinkomen (50.000 F) + 6 % van het overige;
- maximumbedrag (60.000 F);
- art. 145/6, tweede lid, WIB 92 : in aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag van de leningen (2.000.000 F);
- art. 145/7, vierde lid, WIB 92 : betalingen voor de verwerving van werkgeversaandelen in aanmerking te nemen maximumbedrag voor de vermindering voor het lange termijnsparen (20.000 F);
- art. 145/8, tweede lid, WIB 92 : betalingen voor het pensioensparen in aanmerking te nemen maximumbedrag voor de vermindering voor het lange termijnsparen (20.000 F);
- art. 145/19, tweede lid, WIB 92 : in aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag van de voor de enige woning aangegane leningen (inzake levensverzekeringspremies en kapitaalaflossingen) naargelang het aantal kinderen ten laste (2.000.000 F, 2.100.000 F, 2.200.000 F, 2.400.000 F en 2.600.000 F);
- art. 145/21, eerste lid, WIB 92 : maximumbedrag van de uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (73.000 F);
- art. 147, 1° en 5°, WIB 92 : maximumbelastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten als het inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten of uit werkloosheidsuitkeringen :
- voor een alleenstaande belastingplichtige (54.240 F);
- voor echtgenoten samen (63.332 F);
- art. 147, 3°, WIB 92 : maximumbelastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten als het inkomen uitsluitend bestaat uit brugpensioen oud stelsel :
- voor een alleenstaande belastingplichtige (98.214 F);
- voor echtgenoten samen (107.307 F);
- art. 147, 7°, WIB 92 : belastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten als het inkomen uitsluitend bestaat uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen :
- voor een alleenstaande belastingplichtige (69.626 F);
- voor echtgenoten samen (78.719 F);
- art. 151, WIB 92 : grensbedragen van het belastbare inkomen voor de toepassing van de belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen en verschil tussen beide (750.000 F, 600.000 F en 150.000 F); [Vanaf aj. 1997 betreft het werkloosheidsuitkerigen andere dan die welke zijn toegekend aan werklozen die op 1.1.aj. 58 jaar of ouder zijn en een anciënniteitstoeslag bevatten.]
- art. 152, WIB 92 : grensbedragen van het belastbare inkomen voor de toepassing van de niet in art. 151, WIB 92, vermelde belastingverminderingen en verschil tussen beide (1.200.000 F, 600.000 F en 600.000 F);
- art. 163, WIB 92 : minimumbedrag van de vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan (1.000 F);
- art. 169, § 1, tweede lid, WIB 92 : eerste schijf van het kapitaal of van de afkoopwaarde van groepsverzekeringscontracten voor de toepassing van het omzettingsstelsel (2.000.000 F);
- art. 171, 5°, a, WIB 92 : grensbedrag inzake afzonderlijk belastbare opzeggingsvergoedingen (25.000 F).
Nummer 178/3
Inzake BNI/nat.pers. (art. 227 tot 248, WIB 92) is de jaarlijkse indexatie eveneens van toepassing voor zover het bedragen betreft die in de art. 3 tot 178, WIB 92 (titel II "Personenbelasting") vermeld zijn en ook inzake BNI/nat.pers. gelden.
Aldus wordt het bedrag van 270.000 F (grensbedrag inzake beroepsinkomsten waarboven echtgenoten als alleenstaanden moeten worden beschouwd) dat naast in art. 128, eerste lid, 4° ook in art. 244bis, WIB 92, is vermeld, jaarlijks geïndexeerd.
Ook de bedragen van de maximumbelastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten verkregen door gewone niet-inwoners zonder tehuis in België die met ingang van aj. 1995 rechtstreeks in de wet zijn ingeschreven (art. 243, tweede lid, WIB 92) worden jaarlijks geïndexeerd.
Daarentegen worden bedragen die specifiek op de BNI/nat.pers. betrekking hebben (zoals het bedrag van 100.000 F - minimumbedrag van de inkomsten van onroerende goederen dat in de art. 232, tweede lid, en 248, tweede lid, 2°, WIB 92, is vermeld) niet geïndexeerd.
C. ANDERE BEPALINGEN VAN HET WIB 92
Nummer 178/4
Bepaalde artikelen van het WIB 92 bepalen uitdrukkelijk dat de in het desbetreffende artikel vermelde bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92.
Terzake betreft het :
- art. 201, eerste lid, 1°, en vierde lid, WIB 92 : investeringsaftrek vennootschappen - eerste schijf van investeringen (200.000.000 F);
- art. 412, derde lid, WIB 92 : stelsel van trimestriële aangifte en betaling van de BV grensbedrag van de BV op de inkomsten van het vorige jaar (1.000.000 F);
- art. 516, § 1, 2°, WIB 92 : in aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag van de leningen (2.000.000 F);
- art. 516, § 2, tweede lid, WIB 92 : in aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag van de leningen naargelang het aantal kinderen ten laste (2.000.000 F, 2.100.000 F, 2.200.000 F, 2.400.000 F en 2.600.000 F);
- art. 516, § 3, derde lid, WIB 92 : in aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de leningen (2.000.000 F).
Nummer 178/5
Sommige bijzondere wettelijke of reglementaire bepalingen bevatten eveneens bedragen uitgedrukt in franken die ook moeten geïndexeerd worden, namelijk :
- art. 49, § 2, W 8.8.1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 : vrijgestelde schijf (75.000 F) van inkomsten uit aandelen of deelbewijzen van belegde kapitalen voor inbrengen in geld tussen 1.3.1977 en 31.12.1981 bij de oprichting van nieuwe vennootschappen of bij kapitaalverhoging in bestaande vennootschappen;
- art. 42, § 1, W 28.12.1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen : drempel van de roerende inkomsten inzake de bijzondere heffing op roerende inkomsten (490.000 F); [Opgeheven met ingang van aj. 1995 (cf. art. 9 en 11, W 16.4.1997 houdende diverse fiscale bepalingen - V 2507, Bull. 773).]
- art. 47, § 3, Herstelwet van 31.7.1984 : winstvrijstelling per bijkomende personeelseenheid die in België is tewerkgesteld (500.000 F, 400.000 F, 300.000 F, 200.000 F en 100.000 F).
- art. 29, §§ 1 en 4, eerste lid, Programmawet van 10.2.1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap : vrijstelling van winst en baten per bijkomende personeelseenheid in België tewerkgesteld (150.000 F).
Nummer 178/6
Art. 178, § 4, WIB 92, bepaalt uitdrukkelijk dat de jaarlijkse indexatie niet van toepassing is op de bedragen van 120.000 F en 10.000 F die vermeld zijn in art. 16, § 1, WIB 92 (gewone woningaftrek).
Nummer 178/7
Wegens de complexiteit en de technische moeilijkheden die een algemene perequatie van de KI's met zich meebrengt, heeft de wetgever beslist de inwerkingtreding van een nieuwe kadastrale perequatie uit te stellen, maar ondertussen vanaf inkomstenjaar 1991 de KI's te indexeren, zowel voor de toepassing van de OV als voor de toepassing van de PB, wat automatisch tot de overeenstemmende indexatie van de in art. 16, § 1, WIB 92, vermelde bedragen van 120.000 F en 10.000 F (gewone woningaftrek) leidt.
Nummer 178/8
Het in art. 518, WIB 92, opgenomen indexeringsmechanisme voor de KI's en voor de woningaftrek verschilt echter van dat bepaald in art. 178, WIB 92, in die zin dat de vaststelling van de toe te passen indexeringscoëfficiënt, alsmede de wijze van afronding, volgens eigen regels gebeuren (zie 518/4 tot 6).
Overigens zijn er bepaalde uitzonderingen op die indexatie, ofwel omdat een jaarlijkse aanpassing reeds voortvloeit uit de toepassing van een andere wettelijke bepaling, ofwel om te vermijden dat de betrokken belastingplichtigen bepaalde voordelen zouden verliezen (zie 518/12 en 13).
Nummer 178/9
Het in art. 16, § 3, WIB 92, vermelde bedrag van 950.000 F (grensbedrag van het totale netto-inkomen waarop de verhoogde woningaftrek volledig wordt toegestaan) blijft daarentegen geïndexeerd volgens de in art. 178, WIB 92, voorgeschreven methode.
V. INVOEGEN VAN NIEUWE BEDRAGEN IN HET WIB(92)
Nummer 178/10
Sedert de hervormingswet 1988, waarvan art. 8 (thans art. 178, WIB 92) met ingang van het aanslagjaar 1991 de veralgemeende indexatie heeft ingevoerd van de in de wetgeving inzake de PB in franken uitgedrukte bedragen, is die wetgeving herhaaldelijk gewijzigd door het invoegen van nieuwe bedragen. De vraag rijst dan ook vanaf wanneer die nieuwe bedragen moesten worden geïndexeerd.
Het antwoord daarop ligt vervat in de filosofie zelf van art. 8 van de hervormingswet 1988 (thans art. 178, WIB 92), dat geen enkel voorbehoud maakt ten aanzien van latere wetswijzigingen. De voormelde bepaling stelt in feite een absolute referentie vast, gebaseerd op het peil van de index van het jaar 1988 en regelt, op basis van die referentie, de toekomstige indexatie van de in franken uitgedrukte bedragen.
Om de samenhang van het stelsel te bewaren, moet men er bijgevolg van uitgaan dat elke wijziging volgend op de hervormingswet 1988 op het niveau van de inkomsten van het jaar 1988 is ingevoerd, met als gevolg dat een in franken uitgedrukt bedrag noodzakelijkerwijze en op basis van die referentie onmiddellijk moet worden aangepast aan de evolutie van de indexcijfers die zich sedert 1988 heeft voorgedaan, d.w.z. geïndexeerd in relatie tot het aanslagjaar waarvoor het voor de eerste maal van toepassing is.
Nummer 178/11
Voorbeeld
Bedrag van 235.000 F, dat voor de eerste maal voor aanslagjaar 2000 van toepassing is.
Rekening houdend met de coëfficiënt van 1,2592 [Gemiddelde van de indexcijfers in 1998 : 102,60; Gemiddelde van de indexcijfers in 1988 : 81,48] die voor de gewone indexatie voor aanslagjaar 2000 geldt, zal het bedrag dat voor dat aanslagjaar werkelijk van toepassing is, gelijk zijn aan :
235.000 F x 1,2592 = 295.912 F afgerond tot 296.000 F.
B. IN DE HERVORMINGSWET 1988 EN IN HET WIB INGEVOEGDE NIEUWE BEDRAGEN
Nummer 178/12
De sub 178/10 uiteengezette principes hebben in 5 gevallen toepassing gevonden m.b.t. in de hervormingswet 1988 of in het WIB ingevoegde nieuwe bedragen.
1° Art. 1, tweede lid, hervormingswet 1988 (thans art. 128, eerste lid, 4°, WIB 92), ingevoegd door art. 21, W 28.12.1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen (V 2073, Bull. 702) en van toepassing met ingang van aj. 1991 (cf. art. 32, § 1, W 28.12.1990).
Het in art. 128, eerste lid, 4°, WIB 92, vermelde bedrag van 270.000 F is derhalve gelijk aan :
- 278.000 F voor het aj. 1991;
- 288.000 F voor het aj. 1992;
- 297.000 F voor de aj. 1993 tot 1999;
- 300.000 F (7.436,81 EUR) voor aj. 2000;
- 303.000 F (7.511,17 EUR) voor aj. 2001.
2° Art. 42ter, § 4, WIB (thans art. 72, tweede lid, WIB 92) gewijzigd door art. 2, W 28.12.1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen (V 2073, Bull. 702) en door art. 33, W 20.7.1991 houdende begrotingsbepalingen (V 2122, Bull. 709) en van toepassing met ingang van aj. 1992 (cf. art. 32, § 5, W 28.12.1990 en art. 41, § 1, 1°, W 20.7.1991).
De in art. 72, tweede lid, WIB 92, vermelde bedragen van 25.000.000 F en 100.000.000 F zijn derhalve gelijk aan :
- 26.668.000 F en 106.672.000 F voor aj. 1992;
- 27.495.000 F en 109.980.000 F voor de aj. 1993 tot 1999;
- 27.758.000 F (688.102,85 EUR) en 111.030.000 F (2.752.361,81 EUR) voor aj. 2000;
- 28.068.000 F (695.787,55 EUR) en 112.270.000 F (2.783.100,60 EUR) voor aj. 2001.
3° Art. 71, § 2, vierde lid, WIB (thans art. 108, derde lid, WIB 92) gewijzigd door art. 27, § 2, W 4.7.1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (V 1993, Bull. 687) en van toepassing met ingang van aj. 1991 (cf. art. 29, W 4.7.1989).
Het in art. 108, derde lid, WIB 92, vermelde bedrag van 350.000 F is derhalve gelijk aan :
- 361.000 F voor aj. 1991;
- 371.000 F voor aj. 1992;
- 385.000 F voor aj. 1993 [Met ingang van 1.1.1993 kunnen geen fiscaal aftrekbare giften meer worden gedaan aan instellingen zonder winstoogmerken die financiële steun verlenen aan een politieke partij (opheffing van de art. 104, eerste lid, 3°, i en 108, WIB 92, door art. 18, W 18.6.1993 - V 2258, Bull. 731)].
4° Art. 82, § 6, WIB (thans art. 141, WIB 92), opnieuw opgenomen in het WIB door art. 7, W 28.12.1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen (V 2073, Bull. 702) en van toepassing met ingang van aj. 1992 (cf. art. 32, § 5, W 28.12.1990).
De in art. 141, WIB 92, vermelde bedragen van 90.000 F en 120.000 F zijn derhalve gelijk aan :
- 96.000 F en 128.000 F voor aj. 1992;
- 99.000 F en 132.000 F voor aj. 1993;
- 101.000 F en 135.000 F voor aj. 1994;
- 104.000 F en 139.000 F voor aj. 1995;
- 107.000 F en 142.000 F voor aj. 1996;
- 108.000 F en 144.000 F voor aj. 1997;
- 110.000 F en 147.000 F voor aj. 1998;
- 112.000 F en 150.000 F voor aj. 1999;
- 113.000 F (2.801,20 EUR) en 151.000 F (3.743,19 EUR) voor aj. 2000;
- 115.000 F (2.850,78 EUR) en 153.000 F (3.792,77 EUR) voor aj. 2001.
5° Art. 41, § 2, 1°, WIB (thans art. 38, eerste lid, 9°, WIB 92) gewijzigd door art. 32, W 20.7.1991 houdende begrotingsbepalingen (V 2122, Bull. 709) en van toepassing met ingang van het aj. 1992 (cf. art. 41, § 1, 1°, W 20.7.1991). Art. 38, eerste lid, 9°, WIB 92, is gewijzigd door art. 6, W 28.7.1992 houdende fiscale en financiële bepalingen (V 2185, Bull. 719) en is van toepassing met ingang van aj. 1993 (cf. art. 47, § 2, W 28.7.1992).
De in art. 38, eerste lid, 9°, WIB 92, vermelde bedragen van 5.000 F en 10.000 F zijn derhalve gelijk aan :
- 5.000 F en 11.000 F voor de aj. 1992 tot 1999;
- 6.000 F (148,74 EUR) en 11.000 F (272,68 EUR) voor de aj. 2000 en 2001.
C. IN HET WIB 92 INGEVOEGDE NIEUWE BEDRAGEN
Nummer 178/13
De sub 178/10 uiteengezette principes zijn eveneens van toepassing op de nieuwe bedragen die na de coördinatie van het WIB 92 (KB 10.4.1992) in dat wetboek zijn ingevoegd, namelijk :
1° Art. 412, derde lid, WIB 92, gewijzigd door art. 38, W 28.7.1992 houdende fiscale en financiële bepalingen (V 2185, Bull. 719) en van toepassing op de vanaf 1.7.1992 betaalde of toegekende inkomsten (cf. art. 47, § 14, W 28.7.1992).
Het in art. 412, derde lid, WIB 92, vermelde bedrag van 1.000.000 F is gelijk aan 1.100.000 F, voor aj. 1992 tot 1999 en 1.110.000 F (27.516,18 EUR) voor aj. 2000. Die bedragen vertegenwoordigen respectievelijk het grensbedrag van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten van de jaren 1991 tot 1998 en van het jaar 1999.
2° Art. 244bis, WIB 92, ingevoegd door art. 13, W 28.12.1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen (V 2212, Bull. 725), gewijzigd door art. 37, W 6.7.1994 houdende fiscale bepalingen (V 2323, Bull. 742) en van toepassing met ingang van aj. 1992 (cf. art. 30, § 1, W 28.12.1992).
Het in art. 244bis, WIB 92, vermelde bedrag van 270.000 F is derhalve gelijk aan :
- 288.000 F voor aj. 1992;
- 297.000 F voor de aj. 1993 tot 1999;
- 300.000 F (7.436,81 EUR) voor aj. 2000;
- 303.000 F (7.511,17 EUR) voor aj. 2001.
Het in art. 28, § 4, eerste lid, W 28.12.1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen - zoals gewijzigd door art. 87, 2°, W 6.7.1994 houdende fiscale bepalingen (een met art. 244bis, WIB 92, overeenstemmende bepaling die uitsluitend voor aj. 1991 geldt) vermelde bedrag van 270.000 F is gelijk aan 278.000 F voor aj. 1991.
3° De art. 116, 145/6, tweede lid en 145/19, tweede lid, WIB 92, resp. vervangen en ingevoegd door de art. 84, 86 en 87, W 28.12.1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen (V 2212, Bull. 725) en art. 516, § 1, 2°, § 2, tweede lid en § 3, derde lid, WIB 92, vervangen door art. 100, W 28.12.1992 en gewijzigd door art. 83, W 6.7.1994 houdende fiscale bepalingen (V 2323, Bull. 742) en van toepassing met ingang van aj. 1993 (cf. art. 101, W 28.12.1992).
De verschillende in die artikelen vermelde te indexeren bedragen zijn vermeld in de in 178/Bijlage/2 opgenomen tabellen, waarbij voor de duidelijkheid zowel de geïndexeerde bedragen die van toepassing zijn voor de aj. 1991 en 1992 als die welke voor de aj. 1993 tot 2001 gelden, worden weergegeven.
Terzake wordt opgemerkt dat de indexeringswijze verschillend is voor de grensbedragen m.b.t. in 1990 en 1991 aangegane hypothecaire leningen, enerzijds voor de aj. 1991 en 1992 (indexatie van het eventueel wegens kinderlast verhoogde aanvangsbedrag van 2.000.000 F) en anderzijds voor het aj. 1993 en volgende aj. (indexatie van de bedragen van 2.000.000 F, 2.100.000 F, 2.200.000 F, 2.400.000 F en 2.600.000 F die in de art. 116, 145/19 en 516, § 2, tweede lid, WIB 92, zijn vermeld).
4° Art. 38, eerste lid, 12°, WIB 92, ingevoegd door art. 1, W 6.8.1993 houdende wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen voor wat betreft de vrijwillige brandweerlieden (V 2264, Bull. 731) en gewijzigd door art. 2, W 8.6.1998 houdende wijziging van artikel 38 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 voor wat betreft de vrijwilligers van de Civiele Bescherming (V 2585, Bull. 785), van toepassing met ingang van aj. 1993 voor wat betreft de vrijwillige brandweerlieden (cf. art. 2, W 6.8.1993) en met ingang van aj. 1998 voor wat betreft de vrijwilligers van de Civiele Bescherming (cf. art. 3, W 8.6.1998).
Het in art. 38, eerste lid, 12°, WIB 92, vermelde bedrag van 60.000 F is derhalve gelijk aan 66.000 F voor de aj. 1993 tot 1999 en aan 67.000 F (1.660,89 EUR) voor de aj. 2000 en 2001.
5° Art. 145/21, WIB 92, ingevoegd door art. 7, W 30.3.1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit (V 2297, Bull. 739) en vervangen door art. 94, W 21.12.1994 houdende sociale en diverse bepalingen (V 2350, Bull. 746) en van toepassing vanaf aj. 1995.
Het in art. 145/21, eerste lid, WIB 92, vermelde maximumbedrag van de uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen van 73.000 F is gelijk aan 80.000 F voor de aj. 1995 tot 1999, 81.000 F (2.007,94 EUR) voor aj. 2000 en 82.000 F (2.032,73 EUR) voor aj. 2001.
6° Art. 147, WIB 92, vervangen door art. 11, W 30.3.1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit (V 2297, Bull. 739) waarin de bedragen van de maximumbelastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten in de PB en in de BNI/nat.pers. voor niet- inwoners met tehuis in België en ermede gelijkgestelden zijn opgenomen en van toepassing vanaf aj. 1995 (art. 29, § 1, 1°, W 30.3.1994).
De in art. 147, 1°, WIB 92, vermelde bedragen van 54.240 F en 63.332 F (respectievelijk voor een alleenstaande belastingplichtige en voor echtgenoten samen) zijn gelijk aan 59.653 F en 69.653 F voor de aj. 1995 tot 1999, 60.223 F (1.492,89 EUR) en 70.318 F (1.743,14 EUR) voor aj. 2000 en 60.895 F (1.509,55 EUR) en 71.103 F (1.762,60 EUR) voor aj. 2001.
De in art. 147, 3°, WIB 92, vermelde bedragen van 98.214 F en 107.307 F (respectievelijk voor een alleenstaande belastingplichtige en voor echtgenoten samen) zijn gelijk aan 108.016 F en 118.016 F voor de aj. 1995 tot 1999, 109.047 F (2.703,20 EUR) en 119.143 F (2.953,48 EUR) voor aj. 2000 en 110.265 F (2.733,40 EUR) en 120.474 F (2.986,47 EUR) voor aj. 2001.
De in art. 147, 7°, WIB 92, vermelde bedragen van 69.626 F en 78.719 F (respectievelijk voor een alleenstaande belastingplichtige en voor echtgenoten samen) zijn gelijk aan 76.575 F en 86.575 F voor de aj. 1995 tot 1999, 77.306 F (1.916,37 EUR) en 87.402 F (2.166,64 EUR) voor aj. 2000 en 78.169 F (1.937,76 EUR) en 88.378 F (2.190,83 EUR) voor aj. 2001.
7° Art. 243, tweede lid, WIB 92, vervangen door art. 17, W 30.3.1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit (V 2297, Bull. 739) en van toepassing vanaf aj. 1995.
De in art. 243, tweede lid, WIB 92, vermelde bedragen van de maximumbelastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten in de BNI/nat.pers. voor gewone niet-inwoners zonder tehuis in België van 96.520 F, 140.495 F en 111.907 F zijn gelijk aan 106.153 F, 154.516 F en 123.075 F voor de aj. 1995 tot 1999, 107.166 F (2.656,58 EUR), 155.992 F (3.866,94 EUR) en 124.250 F (3.080,08 EUR) voor aj. 2000 en 108.363 F (2.686,25 EUR), 157.734 F (3.910,12 EUR) en 125.638 F (3.114,48 EUR) voor aj. 2001.
8° Art. 67, WIB 92, gewijzigd door art. 1, KB 22.12.1995 tot wijziging, op het stuk van belastingvrijstelling voor bijkomend personeel dat in België voor wetenschappelijk onderzoek wordt tewerkgesteld, van het WIB 92 en het KB/WIB 92 (V 2429, Bull. 758) en vervangen door art. 3, W 27.10.1997 houdende bepalingen in verband met de fiscale stimuli voor de uitvoer en het onderzoek (V 2538, Bull. 778) en van toepassing vanaf aj. 1997.
Het in art. 67, §§ 1 en 2, WIB 92, vermelde bedrag van de vrijgestelde winst per bijkomende aangeworven personeelseenheid die in België voltijds in een onderneming wordt tewerkgesteld voor het wetenschappelijk onderzoek, de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming, een betrekking van diensthoofd voor de uitvoer of een betrekking van diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg van 400.000 F [Het vorige basisbedrag bedroeg 100.000 F (cf. art. 42bis, WIB, en art. 67, oud, WIB 92)en was van toepassing tot en met aj. 1996 (geïndexeerde bedragen: zie 178/1.1.5).] is gelijk aan 440.000 F voor de aj. 1997 tot 1999, 444.000 F (11.006,47 EUR) voor aj. 2000 en 449.000 F (11.130,42 EUR) voor aj. 2001.
Het in art. 67, § 3, WIB 92, vermelde bedrag van de verhoogde vrijgestelde winst voor hooggekwalificeerd onderzoeker van 800.000 F is gelijk aan 880.000 F voor de aj. 1997 tot 1999, 888.000 F (22.012,94 EUR) voor aj. 2000 en 898.000 F (22.260,84 EUR) voor aj. 2001.
9° Art. 104, 8°, WIB 92, gewijzigd door art. 2, W 4.6.1997 tot wijziging van artikel 140, 8°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, met het oog op de bescherming van het onroerend cultureel erfgoed (V 2517, Bull. 775) en van toepassing vanaf aj. 1998.
Het in art. 104, 8°, WIB 92, vermelde bedrag van de uitgaven voor de uitgaven voor het onderhoud en de restauratie van beschermde onroerende goederen van 1.000.000 F [Het vorige basisbedrag bedroeg 250.000 F (cf. art. 104, 8°, oud, WIB 92) en was van toepassing tot en met aj. 1997 (geïndexeerde bedragen : zie 178/Bijlage/1.1.7).] is gelijk aan 1.100.000 F voor de aj. 1998 en 1999, 1.110.000 F (27.516,18 EUR) voor aj. 2000 en 1.123.000 F (27.838,44 EUR) voor aj. 2001.
10° Art. 21, 10°, WIB 92, ingevoegd door art. 62, W 26.3.1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (V 2676, Bull. 793) en van toepassing op de vanaf 1.1.1999 verleende of toegekende inkomsten.
Het in art. 21, 10°, WIB 92, vermelde bedrag van de interesten of dividenden betaald of toegekend door erkende vennootschappen met een sociaal oogmerk van 5.000 F is gelijk aan 6.000 F (148,74 EUR) voor de aj. 2000 en 2001.
11° Art. 133, § 2, WIB 92, ingevoegd door art. 5, 2°, W 4.5.1999 houdende fiscale en andere bepalingen (V 2699, Bull. 795) en van toepassing vanaf aj. 2000.
Het in art. 133, § 2, 1° en 2°, WIB 92, vermelde bedrag van 235.000 F [Van toepassing met ingang van aj. 2000. Het vorige bedrag van de toeslag was gelijk aan 95.000 F en werd toegekend indien de echtgenoot bestaansmiddelen had die maximaal 60.000 F bedroegen (cf. art. 133, 5°, oud, WIB 92); geïndexeerde bedragen : zie 178/Bijlage/1.1.25).] voor de berekening van de toeslag op de belastingvrije som voor het jaar waarin het huwelijk door overlijden is ontbonden wat de aanslag op naam van de langstlevende echtgenoot betreft, en wat de aanslag op naam van de nalatenschap betreft, is gelijk aan 296.000 F (7.337,65 EUR) voor aj. 2000 en 299.000 F (7.412,02 EUR) voor aj. 2001.
12° Art. 131, 2°, WIB 92, gewijzigd door art. 9, W 4.5.1999 houdende diverse fiscale bepalingen (V 2703, Bull. 796) en van toepassing met ingang van aj. 2000.
Het in art. 131, 2°, WIB 92, vermelde bedrag van de belastingvrije som voor elke echtgenoot van 131.000 F [Het vorige basisbedrag bedroeg 130.000 F (cf. art. 131, 2°, oud, WIB 92) en was van toepassing tot en met aj. 1999 (geïndexeerde bedragen : zie 178/Bijlage/1.1.15).] is gelijk aan 165.000 F (4.090,24 EUR) voor aj. 2000 en 167.000 F (4.139,82 EUR) voor aj. 2001.
13° Art. 134, eerste lid, WIB 92, gewijzigd door art. 10, W 4.5.1999 houdende diverse fiscale bepalingen (V 2703, Bull. 796) en van toepassing vanaf aj. 2000.
Het in art. 134, eerste lid, WIB 92, vermelde bedrag van de aanrekening van het saldo van het in art. 131, 2°, WIB 92, vermelde bedrag op het andere inkomensdeel van 131.000 F [Het vorige basisbedrag bedroeg 130.000 F (cf. art. 134, eerste lid, oud, WIB 92) en was van toepassing tot en met aj. 1999 (geïndexeerde bedragen : zie 178/Bijlage/1.1.25).] is gelijk aan 165.000 F (4.090,24 EUR) voor aj. 2000 en 167.000 F (4.139,82 EUR) voor aj. 2001.
14° Art. 132, eerste lid, 6°, WIB 92, gewijzigd door art. 2, W 24.12.1999 houdende fiscale en diverse bepalingen (V 2791, Bull. 801) en van toepassing vanaf aj. 2000.
Het in art. 132, eerste lid, 6°, WIB 92, vermelde bedrag van de bijkomende toeslag van 13.000 F [Het vorige basisbedrag bedroeg 10.000 F (cf. art. 132, eerste lid, 6°, oud, WIB 92) en was van toepassing tot en met aj. 1999 (geïndexeerde bedragen : zie 178/Bijlage/1.1.19).] voor ieder kind jonger dan 3 jaar voor wie geen uitgaven voor kinderoppas worden afgetrokken is gelijk aan 16.000 F (396,63 EUR) voor aj. 2000 en 17.000 F (421,42 EUR) voor aj. 2001.
VI. BEREKENING VAN DE INDEXERINGSCOEFFICIENT (ART. 178, § 2, WIB 92)
Nummer 178/14
Art. 178, § 2, eerste lid WIB 92, bepaalt dat de jaarlijkse indexatie gebeurt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar (het jaargemiddelde is de som van het indexcijfer van de 12 maanden gedeeld door 12) dat het jaar van de inkomsten voorafgaat te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988.
Bij de berekening van de indexatie wordt niet de levensduurte van het jaar van de inkomsten, maar wel die van het daaraan voorafgaande jaar in aanmerking genomen; het wordt altijd vergeleken met die van het jaar 1988, die bijgevolg als enig referentiepunt geldt.
Nummer 178/14.1
Bij de berekening van de indexeringscoëfficiënt worden de volgende afrondingen toegepast (art. 178, § 2, tweede lid, WIB 92) :
1° het gemiddelde van de indexcijfers wordt tot het hogere of lagere honderdste van een punt afgerond naargelang het cijfer van de duizendsten van een punt al of niet vijf bereikt;
2° de coëfficiënt wordt tot het hogere of lagere tienduizendste afgerond naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt.
B. COEFFICIENTEN VOOR DE AJ. 1991 TOT 2001
1. Aj. 1991
Nummer 178/15
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die voor aj. 1991 (inkomsten van 1990) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1989, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 139,35;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 135,15;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen : 139,35/135,15 = 1,03107;
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,0311.
Het getal 1,0311 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1991.
2. Aj. 1992
Nummer 178/16
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die voor aj. 1992 (inkomsten van 1991) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1990, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 144,16;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 135,15;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen : 144,16/135,15 = 1,06666;
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,0667.
Het getal 1,0667 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1992.
3. Aj. 1993
Nummer 178/17
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die voor aj. 1993 (inkomsten van 1992) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1991, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 109,98;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 100;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen : 109,98/100 = 1,09980;
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,0998.
Het getal 1,0998 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1993.
4. Aj. 1994
Nummer 178/18
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die in bepaalde gevallen (zie 178/30 tot 34) voor aj. 1994 (inkomsten van 1993) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1992, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 112,66;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 100;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen : 112,66/100 = 1,12660;
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,1266.
Het getal 1,1266 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1994.
5. Aj 1995
Nummer 178/18.1
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die in bepaalde gevallen (zie 178/30 tot 34) voor aj. 1995 (inkomsten van 1994) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1993, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 115,76;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988: 100;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen : 115,76/100 = 1,15760;
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,1576.
Het getal 1,1576 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1995.
6. Aj. 1996
Nummer 178/18.2
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die in bepaalde gevallen (zie 178/30 tot 34) voor aj. 1996 (inkomsten van 1995) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1994, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 118,51;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 100;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen : 118,51/100 = 1,18510;
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,1851.
Het getal 1,1851 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1996.
7. Aj. 1997
Nummer 178/18.3
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die bepaalde gevallen (zie 178/30 tot 34) voor aj. 1997 (inkomsten van 1996) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1995, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 120,25;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 100;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen : 120,25/100 = 1,20250.
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,2025.
Het getal 1,2025 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1997.
8. Aj. 1998
Nummer 178/18.4
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die in bepaalde gevallen (zie 178/30 tot 34) voor aj. 1998 (inkomsten van 1997) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1996, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 122,73;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 100;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen : 122,73/100 = 1,22730.
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,2273.
Het getal 1,2273 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1998.
9. Aj. 1999
Nummer 178/18.5
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die bepaalde gevallen (zie 178/30 tot 34) voor aj. 1999 (inkomsten van 1998) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1997, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 124,73;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 100;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen :
124,73/100 = 1,24730.
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,2473.
Het getal 1,2473 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 1999.
10. Aj. 2000 [Zie 178/41 voor de in art. 178, § 3, 2°, WIB 92, bedoelde indexeringscoëfficiënt.]
Nummer 178/18.6
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die in bepaalde gevallen (zie 178/37) voor aj. 2000 (inkomsten van 1999) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1998, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 102,60;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 81,48;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen :
102,60/81,48 = 1,25920;
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,2592.
Het getal 1,2592 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 2000.
11. Aj. 2001 [Zie 178/42 voor de in art. 178, § 3, 2°, WIB 92, bedoelde indexeringscoëfficiënt.]
Nummer 178/18.7
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt die in bepaalde gevallen (zie 178/37) voor aj. 2001 (inkomsten van 2000) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1999, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 103,75;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 81,48;
3° het sub 1° door het sub 2° verkregen bedrag delen :
103,75/81,48 = 1,27332;
4° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,2733.
Het getal 1,2733 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 2001.
Nummer 178/19
Na de toepassing van de indexeringscoëfficiënt worden de nieuwe bedragen, met uitzondering van die vermeld in de art. 147 en 243, tweede lid, WIB 92, tot het hogere of lagere duizendtal afgerond naargelang het cijfer van de honderdtallen al of niet vijf bereikt (art. 178, § 2, derde lid, WIB 92).
Voorbeelden (aj. 2001)
1) 13.000 F x 1,2733 = 16.553 F, afgerond tot 17.000 F;
2) 165.000 F x 1,2733 = 210.095 F, afgerond tot 210.000 F;
3) 200.000.000 F x 1,2733 = 254.660.000 F (geen afronding nodig).
Nummer 178/19.1
Met betrekking tot de in de art. 147 en 243, tweede lid, WIB 92, vermelde bedragen werd een andere afrondingsregel ingevoerd. Na de toepassing van de indexeringscoëfficiënt worden die bedragen tot de hogere of lagere frank afgerond naargelang het cijfer van de tienden al dan niet vijf bereikt; de afronding gebeurt dus op de eenheid (art. 178, § 2, derde lid, in fine, WIB 92).
Voorbeeld (aj. 2001)
1) basisbedrag : 54.240 F
2) indexatie : 54.240 F x 1,1227
[Zie 178/40 en 42 inzake de toegepaste indexeringscoëfficiënt] = 60.895,248 F 3) daar het cijfer van de tienden (nl. 2) lager is dan 5, moet het bedrag op 60.895 F worden afgerond.
Nummer 178/20
De administratie publiceert jaarlijks voor alle desbetreffende wettelijke of reglementaire bepalingen tabellen met de geïndexeerde bedragen die voor het volgende aanslagjaar van toepassing zijn.
Die tabellen zijn respectievelijk gepubliceerd in :
- BS 22.3.1990 en Bull. 694 (aj. 1991);
- BS 5.3.1991 en BS 5.11.1991 alsmede Bull. 703 en 711 (aj. 1992);
- BS 11.3.1992 en Bull. 715 (aj. 1993);
- BS 9.3.1993 en Bull. 726 (aj. 1994);
- BS 19.4.1994 en Bull. 739 (aj. 1995);
- BS 7.2.1995 en Bull. 748 (aj. 1996);
- BS 9.2.1996 en Bull. 759 (aj. 1997);
- BS 19.2.1997 en Bull. 770 (aj. 1998);
- BS 13.3.1998 en Bull. 781 (aj. 1999);
- BS 19.5.1999 en Bull. 793 (aj. 2000);
- BS 23.2.2000 en Bull. 803 (aj. 2001).
Nummer 178/21
De aandacht wordt erop gevestigd dat voor de toepassing van de art. 84, § 2, WIB 92 (aj. 1991 en 1992) of 145/6, tweede lid, 145/19, tweede lid, en 516, § 1, 2°, § 2, tweede lid en § 3, derde lid, WIB 92 (aj. 1993 en volgende) en van art. 116, eerste lid, WIB 92, d.w.z. voor de vaststelling van het maximumbedrag van de eerste schijf van het aanvangsbedrag van de leningen dat in aanmerking wordt genomen voor de aftrek van de kapitaalaflossingen, voor de vermindering voor het lange termijnsparen of de verhoogde vermindering voor het bouwsparen en voor de bijkomende interestaftrek, steeds het grensbedrag (eventueel geïndexeerd) in aanmerking moet worden genomen, zoals het is bepaald voor het aj. verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de lening is aangegaan, ongeacht het aj. waarvoor de voormelde aftrekken of verminderingen worden gevraagd.
Anders gezegd, het grensbedrag van een hypothecaire lening wordt bij de aanvang bepaald en kan later niet meer worden herzien uit hoofde van de indexatie.
Nummer 178/22
Voorbeeld
Een alleenstaande belastingplichtige heeft in 1998 een hypothecaire lening van 2.300.000 F aangegaan om een in België gelegen woning te bouwen.
Wat bijvoorbeeld de belastingvermindering voor het lange termijnsparen of voor het bouwsparen op die kapitaalaflossingen in 1998 en volgende jaren betreft, mag die lening slechts in aanmerking worden genomen ten belope van een aanvangsbedrag van 2.200.000 F en dit niet alleen voor aj. 1999 maar eveneens voor aj. 2000 en volgende aj.
Indien diezelfde belastingplichtige de lening in 1999 had aangegaan, dan zou zij ten belope van 2.221.000 F in aanmerking worden genomen en dit gedurende de volle looptijd van de lening.
Nummer 178/23
Rekening houdende met wat voorafgaat, wordt het grensbedrag van 400.000 F met betrekking tot leningen voor het verwerven, het bouwen of het verbouwen van een middelgrote woning, vermeld in art. 516, § 1, eerste lid,1°, b, WIB 92, voor de sommen betaald ter uitvoering van vanaf 1.1.1963 tot 31.12.1988 gesloten contracten van leningen of van met ingang van 1.1.1989 gesloten contracten die voor die datum bestaande contracten vervangen, niet geïndexeerd. Hetzelfde geldt voor het grensbedrag van 2.000.000 F, vermeld in art. 516, § 1, tweede lid, WIB 92, (contracten gesloten van 1.5.1986 tot 31.12.1988 voor het bouwen of het in nieuwe staat verwerven van een middelgrote woning).
Nummer 178/24
Dezelfde redenering als geformuleerd in 178/21 tot 23 wordt gevolgd met betrekking tot de totale kostprijs van de in art. 115, 2°, a, WIB 92, bedoelde vernieuwingswerken, die ten minste 800.000 F (inclusief BTW) moet bedragen om de aftrek van de bijkomende interest van hypothecaire leningen, aangegaan ter financiering van die werken, te kunnen toestaan. Daaruit volgt dat het vereiste minimumbedrag (eventueel geïndexeerd) het bedrag is dat geldt voor het aj., verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de lening is aangegaan (en niet het belastbare tijdperk waarin de werken zijn uitgevoerd daar die over meerdere jaren gespreid kunnen zijn).
Nummer 178/25
Uit art. 169, § 1, tweede lid, WIB 92, volgt dat de eerste schijf van 2.000.000 F van het kapitaal of de afkoopwaarde van bepaalde levensverzekeringscontracten jaarlijks belast wordt ten belope van de omzettingsrente, berekend aan de hand van door de Koning vastgestelde coëfficiënten (cf. art. 73, KB/WIB 92).
Het spreekt vanzelf dat de eerste schijf van 2.000.000 F (eventueel geïndexeerd) eens en voor altijd moet worden bepaald met inachtneming van het aj. verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de kapitalen zijn uitbetaald, daar het overschot in principe afzonderlijk belast wordt voor het jaar van toekenning.
Met andere woorden, de aanvankelijk vastgestelde omzettingsrente kan later niet meer gewijzigd worden.
Nummer 178/26
Er is beslist het in art. 113, § 2, WIB 92, bepaalde bedrag van 160 F niet te indexeren. Dit bedrag is het absolute minimum van het door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit te bepalen maximumbedrag voor de aftrek per oppasdag en per kind van de uitgaven voor kinderoppas voor kinderen van minder dan drie jaar.
Rekening houdend met de afrondingsregels bepaald door art. 178, § 2, derde lid, WIB 92, zou de indexatie dat bedrag immers tot nul terugbrengen.
Bovendien is het bedrag van 160 F praktisch van geen belang aangezien het maximaal aftrekbare bedrag van de uitgaven voor kinderoppas door art. 61, KB/WIB 92, op 450 F [Het bedrag van 450 F is van toepassing met ingang van aj. 2000. Voorheen bedroeg het 345 F.] is vastgesteld. Om dezelfde reden kan dit laatste bedrag evenmin geïndexeerd worden.
Worden eveneens niet geïndexeerd:
- het in art. 66, § 4, WIB 92, vermelde forfait van 6 F per afgelegde kilometer, om de beroepskosten met betrekking tot de verplaatsingen met de wagen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling te bepalen (PV nr. 1006, 5.4.1994, Volksv. Detremmerie, Bull. 741, blz. 2093).
- het in art. 38, eerste lid, 13°, WIB 92, vermelde bedrag van 150 F per gepresteerd uur voor de vaststelling van het vrijgestelde inkomen verkregen voor prestaties geleverd in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst;
- het in art. 38, eerste lid, 14°, WIB 92, vermelde bedrag van 6 F per kilometer, zijnde de maximale vrijgestelde kilometervergoeding toegekend voor verplaatsingen met de fiets tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling.
Nummer 178/27
De taxatieambtenaren moeten in verband met hypothecaire leningen in voorkomend geval het grensbedrag dat in aanmerking komt voor het eerste aj. waarvoor de maatregel van toepassing is en voor de volgende aj. (zie 178/21 tot 178/23), in het permanent dossier van de betrokken belastingplichtige inschrijven.
Wanneer het een belastingplichtige betreft die aanspraak maakt op de vermindering voor het bouwsparen of voor het lange termijnsparen, moet men slechts op de fiche 281 F in de kolom "Opmerkingen" de vermelding "In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening : ........F" aanbrengen.
XI. BEVRIEZING VAN DE JAARLIJKSE INDEXATIE VOOR DE AJ. 1994 TOT EN MET 1999 (ART. 178, § 3, 1°, WIB 92)
Nummer 178/28
Gelet op de begrotingsproblemen en om de in het kader van het Verdrag van Maastricht bepaalde doelstellingen van het convergentieplan met het oog op de Europese integratie te halen, zonder evenwel de voornaamste verworvenheden van de hervorming van 1988 in gevaar te brengen, heeft de Regering beslist de automatische jaarlijkse indexatie voorlopig te bevriezen (cf. art. 178, § 3, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 5, W 28.12.1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen - V 2212, Bull. 725 - door art. 14, 2°, W 30.3.1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit - V 2297, Bull. 739 - en door art. 20, KB 20.12.1996 houdende diverse fiscale maatregelen, met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 2° en 3°, W 26.7.1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie - V 2484, Bull. 769).
Die opschorting was oorspronkelijk voorzien voor ten hoogste 4 aanslagjaren (nl. de aj. 1994 tot 1997), maar is nadien verlengd voor de aanslagjaren 1988 en 1999.
In een zorg naar rechtvaardigheid ten opzichte van belastingplichtigen die slechts over lage inkomsten beschikken en om rekening te houden met de gezinstoestand, blijven de belastingvrije sommen (vrijgesteld minimum en toeslagen voor personen ten laste) echter geïndexeerd.
De grensbedragen inzake bestaansmiddelen (60.000 F, 90.000 F en 120.000 F) om als ten laste te worden beschouwd, blijven eveneens geïndexeerd teneinde te vermijden dat alleen door het spel van de indexatie een persoon ten laste dit statuut verliest.
De KI's en de gewone woningaftrek (120.000 F en 10.000 F) blijven overigens eveneens geïndexeerd, daar het indexeringsmechanisme van deze elementen verschilt van dat ingevoerd door de hervormingswet van 1988.
Tenslotte wordt er op gewezen dat op het einde van de periode van opschorting van de indexatie geen "inloopmaatregel" voorzien is om de niet toegestane indexatie te compenseren; dergelijke maatregel zou immers het effect van die opschorting grotendeels teniet doen.
Nummer 178/29
Art. 178, § 4, WIB 92, bepaalt uitdrukkelijk dat § 1 van hetzelfde art. niet van toepassing is op de in art. 16, § 1, WIB 92, vermelde bedragen van 120.000 F en 10.000 F (gewone woningaftrek - zie terzake 178/6 tot 8 en commentaar op art. 518, WIB 92).
Daar de bevriezing van de indexatie slechts de in art. 178, §1, WIB 92, vermelde bedragen betreft, blijven de bedragen van de gewone woningaftrek (niet bedoeld in de voormelde bepaling) geïndexeerd, hetgeen overigens slechts het logische gevolg is van het feit dat de KI's eveneens geïndexeerd blijven tot de volgende kadastrale perequatie (voor meer bijzonderheden inzake de modaliteiten van die indexatie, zie 518/4 tot 14).
C. BEDRAGEN WAARVAN DE INDEXATIE NIET IS OPGESCHORT
1. Algemeen
Nummer 178/30
Uit een oogpunt van rechtvaardigheid ten opzichte van de minder begoede belastingplichtigen of van die met zware gezinslasten, is de opschorting van de indexatie niet van toepassing op de belastingvrije som of zijn toeslagen, noch op de grensbedragen inzake bestaansmiddelen.
De desbetreffende bedragen worden voor de aj. 1994 tot en met 1999 verder geïndexeerd overeenkomstig art. 178, § 2, WIB 92 (d.w.z. volgens de modaliteiten beschreven in 178/14 en 14.1).
2. Belastingvrije som
Nummer 178/31
De jaarlijkse indexatie blijft gehandhaafd voor de belastingvrije som, zowel voor het in art. 131, WIB 92, bedoelde basisbedrag (165.000 F voor een alleenstaande belastingplichtige of 130.000 F voor elke echtgenoot) als voor de toeslagen voor kinderen en andere personen ten laste (art. 132, WIB 92) of voor de niet- hertrouwde weduwnaar of weduwe die één of meer kinderen ten laste heeft, de ongehuwde vader of moeder die één of meer kinderen ten laste heeft, de gehandicapte, enz. (art. 133, WIB 92).
Nummer 178/32
Het behoud van de indexatie van de belastingvrije som heeft tot gevolg dat het in art. 134, eerste lid, oud, WIB 92, vermelde grensbedrag van 130.000 F, waaronder een overdracht van de belastingvrije som tussen echtgenoten mogelijk is, eveneens geïndexeerd blijft.
De in 178/Bijlage/3 en Bijlage/4 opgenomen tabellen bevatten respectievelijk de geïndexeerde bedragen inzake de belastingvrije som en de toeslagen op de belastingvrije som voor de aj. 1993 tot 1999.
3. Maxima inzake bestaansmiddelen
Nummer 178/33
Art. 136, WIB 92, bepaalt het maximumbedrag (60.000 F) van de nettobestaansmiddelen om als ten laste te kunnen worden aangemerkt. Hetzelfde bedrag is trouwens vermeld in art. 140, WIB 92, dat de overheveling van personen ten laste mogelijk maakt.
Art. 141, WIB 92, stelt dat de in de art. 136 en 140, WIB 92, vermelde bedragen van 60.000 F voor kinderen ten laste van een alleenstaande worden gebracht op :
- 120.000 F voor zwaar gehandicapte kinderen;
- 90.000 F voor andere kinderen.
Tenslotte stelt art. 142, WIB 92, de wijze vast waarop het nettobedrag van de bestaansmiddelen moet berekend worden en bepaalt het dat wanneer de bestaansmiddelen in bezoldigingen van werknemers of in baten bestaan en de desbetreffende kosten forfaitair op 20 % van het brutobedrag van die bestaansmiddelen worden vastgesteld, de aftrekbare kosten ten minste 10.000 F bedragen.
Nummer 178/34
De bovenvermelde bedragen van 60.000 F, 90.000 F en 120.000 F, alsmede het minimum van 10.000 F inzake de forfaitaire kosten voor bestaansmiddelen, blijven op dezelfde wijze als voorheen geïndexeerd.
De in 178/Bijlage/5 opgenomen tabel bevat de geïndexeerde bedragen inzake nettobestaansmiddelen voor de aj. 1993 tot 1999.
Het minimumbedrag van 10.000 F waarvan sprake in 178/33, derde lid, bedraagt (geïndexeerd) :
- 11.000 F voor de aj. 1993 en 1994;
- 12.000 F voor de aj. 1995 tot 1999.
Nummer 178/35
Wat de in de andere dan de in 178/29 tot 34 vermelde bepalingen bedoelde bedragen betreft, stelt art. 178, § 3, 1°, WIB 92, dat de aanpassing voor de aanslagjaren 1994 tot 1999 wordt verwezenlijkt met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1991 te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988.
Nummer 178/36
De bedragen die voor de aj. 1994 tot 1999 in aanmerking moeten genomen worden, zijn met andere woorden dezelfde als die welke voor het aj. 1993 van toepassing waren (toepasselijke coëfficiënt : 1,0998).
XII. VOOR AJ. 2000 EN VOLGENDE AJ. GELDENDE INDEXERINGSREGELS
A. INDEXATIE OVEREENKOMSTIG ART. 178, § 2, WIB 92
Nummer 178/37
De in de art. 131 tot 134, WIB 92, vermelde bedragen van de belastingvrije sommen en toeslagen op de belastingvrije sommen en van de grenzen van de in de art. 136 en 140 tot 142, WIB 92, vermelde bestaansmiddelen (m.a.w. de bedragen waarvoor de indexatie niet was opgeschort voor de aj. 1994 tot en met 1999 - zie 178/30 tot 34) worden voor aj. 2000 en volgende aj. verder geïndexeerd overeenkomstig art. 178, § 2, WIB 92, d.w.z. volgens de modaliteiten beschreven in 178/14 en 14.1. De berekeningswijze van de toepasselijke indexeringscoëfficiënt is opgenomen in 178/18.6 (aj. 2000) en 178/18.7 (aj. 2001).
Nummer 178/38
De geïndexeerde bedragen inzake de belastingvrije som, de toeslagen op de belastingvrije som en de nettobestaansmiddelen zijn opgenomen in 178/Bijlage/6, Bijlage/7 en Bijlage/8.
B. INDEXATIE OVEREENKOMSTIG ART. 178, § 3, 2°, WIB 92
1. Algemeen
Nummer 178/39
Art. 178, § 3, 2°, WIB 92, stelt dat, in afwijking van de in art. 178, § 2, eerste lid, WIB 92, vermelde berekeningswijze van de indexeringscoëfficiënt (zie 178/14) en met uitzondering van de in de art. 131 tot 134, WIB 92, vermelde belastingvrije sommen, eventueel verhoogd, en de grenzen van de in de art. 136 en 140 tot 142, WIB 92, vermelde bestaansmiddelen (bedragen waarvan de indexatie niet was opgeschort voor de aj. 1994 tot en met 1999 - zie 178/30 tot 34), voor de aj. 2000 en volgende de jaarlijkse indexatie van de bedragen die voor de aj. 1994 tot en met 1999 niet verder werden geïndexeerd, gebeurt met behulp van de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991.
Nummer 178/40
Die maatregel strekt ertoe elk inloopeffect na de periode van niet-indexatie, te weten vanaf aj. 2000 uit te sluiten. Om dit doel te bereiken, wordt het gemiddelde van de indexcijfers van het referentiejaar (het jaar 1988) verbeterd ten opzichte van het gemiddelde van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991, te weten de jaren die aan de jaren voorafgaan waarin de inkomsten werden behaald. Op die wijze wordt de weerslag van de evolutie van de indexcijfers in de periode waarvoor de indexatie werd opgeschort (jaren 1992 tot 1997) volledig uitgeschakeld.
2. Coëfficiënten voor de aj. 2000 en 2001
Nummer 178/41
Aj. 2000
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt bedoeld in art. 178, § 3, 2°, WIB 92, die voor aj. 2000 (inkomsten van 1999) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1998, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 102,60;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 81,48;
3° het sub 2° vermelde bedrag vermenigvuldigen met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van 1997 en 1991 :
81,48 x 101,63/89,61 = 92,41;
4° het sub 1° door het sub 3° verkregen bedrag delen : 102,60/92,41 = 1,11027;
5° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,1103.
Het getal 1,1103 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 2000.
Nummer 178/42
Aj. 2001
Voor de berekening van de indexeringscoëfficiënt bedoeld in art. 178, § 3, 2°, WIB 92, die voor aj. 2001 (inkomsten van 2000) van toepassing is, moet als volgt gehandeld worden :
1° het gemiddelde nemen van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1999, afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt : 103,75;
2° hetzelfde doen voor het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van 1988 : 81,48;
3° het sub 2° vermelde bedrag vermenigvuldigen met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van 1997 en 1991 :
81,48 x 101,63/89,61 = 92,41;
4° het sub 1° door het sub 3° verkregen bedrag delen : 103,75/92,41 = 1,12271;
5° het resultaat afronden tot op het tienduizendste : 1,1227.
Het getal 1,1227 is de verhogingscoëfficiënt voor aj. 2001.
Nummer 178/43
Een samenvattende tabel van de toepasselijke indexeringscoëfficiënten is opgenomen in 178/Bijlage/9.
TABELLEN VAN DE BEDRAGEN DIE INGEVOLGE ART. 178, WIB 92, WORDEN GEINDEXEERD
A. Aj. 1991 tot 1999
Nummer 178/Bijlage/1.1
1. WIB 92
Artikel WIB 92 1 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling 2 | Omschrijving 3 | Basisbedrag 4 |
art. 16, § 3 | art. 10, § 1, derde en vierde lid WIB | Maximumbedrag van het totale netto-inkomen voor de toepassing van de verhoogde woningaftrek: | 950.000 F |
art. 21, 5° | art. 19, 7°, WIB | Vrijgestelde schijf van inkomsten uit gewone Belgische spaardeposito's : | 50.000 F |
art. 21, 6° | art. 19, 8°, WIB | Vrijgestelde schijf ¦van dividenden uit erkende coöperatieve vennootschappen : | 5.000 F |
art. 38, eerste lid, 9° | art. 41, § 2, 1°, WIB | Bedragen die in bepaalde gevallen gelden inzake vrijstelling van terugbetalingen van reiskosten m.b.t. het woon-werkverkeer : | 5.000 F 10.000 F |
art. 38, eerste lid, 12° | Maximumbedrag van de vrijgestelde vergoeding van de vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen en van de vrijwilligers van de Civiele Bescherming [Van toepassing met ingang van aj. 1998 voor wat betreft de vrijwilligers van de Civiele Bescherming (zie 178/13, 4°).] | 60.000 F | |
Aj. 1991 5 | Aj. 1992 6 | Aj. 1993 7 | Aj. 1994 tot 1999 8 |
980.000 F | 1.013.000 F | 1.045.000 F | 1.045.000 F |
52.000 F | 53.000 F | 55.000 | 55.000 F |
5.000 F | 5.000 F | 5.000 F | 5.000 F |
5.000 F - | 5.000 F 11.000 F | 5.000 F 11.000 F | 5.000 F 11.000 F |
- | - | 66.000 F | 66.000 F |
Artikel WIB 92 1 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling 2 | Omschrijving 3 | Basisbedrag 4 |
art. 51, tweede lid, 1° en 4° art. 51, derde lid | art. 24, § 2, 1°, Hervormingswet 1998 art. 24, § 3, Hervormingswet 1988 | Inkomstengrenzen voor de berekening van de forfaitaire beroepskosten : Maximumbedrag van de forfaitaire beroepskosten per categorie: | 150.000 F 300.000 F 500.000 F 100.000 F |
art. 67, §§ 1 en 2 | art. 42bis, § 1, § 2 en § 3, tweede lid, WIB | Vrijgestelde winst : - per bijkomende personeelseenheid die in België voor wetenschappelijk onderzoek wordt tewerkgesteld : - per bijkomende aangeworven personeelseenheid in België voltijds in een onderneming tewerkgesteld voor het wetenschappelijk onderzoek, de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming, een betrekking van diensthoofd voor de uitvoer of een betrekking van diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg: | 100.000 F 400.000 F |
Aj. 1991 5 | Aj. 1992 6 | Aj. 1993 7 | Aj. 1994 tot 1999 8 |
155.000 F 309.000 F 516.000 F 103.000 F | 160.000 F 320.000 F 533.000 F 107.000 F | 165.000 F 330.000 F 550.000 F 110.000 F | 165.000 F 330.000 F 550.000 F 110.000 F |
103.000 F | 107.000 F | 110.000 F [Van toepassing tot en met aj. 1996.] | 110.000 F |
- | - | - | 440.000 F [Van toepassing vanaf aj. 1997.] |
Artikel WIB 92 1 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling 2 | Omschrijving 3 | Basisbedrag 4 |
art. 67, § 3 | - | Verhoogde vrijgestelde winst voor hooggekwalificeerd onderzoeker : | 800.000 F |
art. 72, tweede lid | art. 42ter, § 4 WIB | Investeringsaftrekgrenzen inzake overdracht : | 25.000.000 F 100.000.000 F |
art. 86, eerste lid | art. 3, Hervormingswet1988 | Toegelaten maximumbedrag van de persoonlijke beroepsinkomsten van de meewerkende echtgenoot : | 350.000 F |
art. 87, tweede lid en 88 | art. 4, § 1 en § 2 Hervormingswet 1988 | Maximumbedrag van het huwelijksquotiënt : | 270.000 F |
art. 90, 2° | art. 67, 2°, WIB | Vrijgesteld bedrag van prijzen en van gedurende twee jaar ontvangen subsidies : | 100.000 F |
art. 104, 8° | art. 71, § 1, 9° WIB | Maximaal aftrekbaar bedrag van de uitgaven voor het onderhoud en de restauratie van beschermde onroerende goederen : | 250.000 F 1.000.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
- | - | - | 880.000 F [Van toepassing vanaf aj. 1997.] |
- | 26.668.000 F 106.672.000 F | 27.495.000 F 109.980.000 F | 27.495.000 F 109.980.000 F |
361.000 F | 373.000 F | 385.000 F | 385.000 F |
278.000 F | 288.000 F | 297.000 F | 297.000 F |
103.000 F | 107.000 F | 110.000 F | 110.000 F |
258.000 F | 267.000 F | 275.000 F [Van toepassing tot en met aj. 1997.] 1.100.000 F [Van toepassing vanaf aj. 1998.] | 275.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 107 | art. 71, § 2, tweede lid, WIB | Aftrekbare giften : - minimumbedrag : | 1.000 F |
art. 108, derde lid | art. 71, § 2, vierde lid, WIB | - maximumbedrag : (per instelling) van giften aan instellingen die financiële steun verlenen aan een politieke partij : | 350.000 F |
art. 109 | art. 71, § 2, vierde lid, WIB | - maximumbedrag van de aftrekbare giften: | 10.000.000 F |
art. 112, § 1, 1° | art. 71, § 2bis, eerste lid, 2°, WIB | Huisbediende : - minimumbedrag van de bezoldigingen : | 100.000 F |
art. 112, § 1, 5° | art. 14, Hervormingswet 1988 | - maximumbedrag van de aftrekbare bezoldigingen : | 200.000 F |
art. 115, 2°, a | art. 71, § 2ter derde lid, a, WIB | Minimale totale kostprijs van de vernieuwingswerken : (leningen afgesloten in 1989 of vroeger - zie 178/24) | 800.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
1.000 F | 1.000 F | 1.000 F | 1.000 F |
361.000 F | 373.000 F | 385.000 F | - [Zie 178/12, 3°] |
10.311.000 F | 10.667.000 F | 10.998.000 F | 10.998.000 F |
103.000 F | 107.000 F | 110.000 F | 110.000 F |
412.000 x 50 % = 206.000 F | 213.000 F | 220.000 F | 220.000 F |
825.000 F (leningen afgesloten in1990 – zie 178/24) | 853.000 F (leningen afgesloten in 1991 – zie 178/24) | 880.000 F (leningen afgesloten in 1992 - zie 178/24) | 880.000 F (leningen afgesloten in 1993 tot 1998 zie 178/24) |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 116, eerste lid | art. 71, § 2ter, eerste lid, WIB | In aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag [De in de kolommen 5 en 6 van onderhavige tabel vermelde aanvangsbedragen zijn de bedragen die met ingang van aj. 1993 van toepassing zijn. Voor de aanvangsbedragen m.b.t. in 1990 en 1991 afgesloten leningen die voor aj. 1991 en 1992 gelden, zie 178/Bijlage/2, tabel A, 2 en 3.] van de leningen naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening : - voor een te bouwen of in nieuwe staat te verwerven woning: 0 1 2 3 meer dan 3 | 2.000.000 F 2.100.000 F 2.200.000 F 2.400.000 F 2.600.000 F (leningen afgesloten in 1989 of vroeger – zie 178/21) |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
2.062.000 F | 2.133.000 F | 2.200.000 F | 2.200.000 F |
2.165.000 F | 2.240.000 F | 2.310.000 F | 2.310.000 F |
2.268.000 F | 2.347.000 F | 2.420.000 F | 2.420.000 F |
2.475.000 F | 2.560.000 F | 2.640.000 F | 2.640.000 F |
2.681.000 F (leningen afgesloten in 1990 – zie 178/21) | 2.773.000 F (leningen afgesloten in 1991 – zie 178/21) | 2.859.000 F (leningen afgesloten in 1992 – zie 178/21) | 2.859.000 F (leningen afgesloten in 1993 tot 1998 zie 178/21) |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 116, eerste lid (vervolg) | - voor een te vernieuwe enige en minimum 15 of 20 [20 jaar indien de lening is aangegaan in de periode van 1.5.1986 tot 31.10.1995; 15 jaar indien de lening na 31.10.1995 is aangegaan.]-jaar oude woning : 0 1 2 3 meer dan 3 | 1.000.000 F 1.050.000 F 1.100.000 F 1.200.000 F 1.300.000 F (leningen afgesloten in 1989 of vroeger - Zie 178/21) | |
art. 128, eerste lid, 4° | art. 1, tweede lid, Hervormingswet 1988 (art. 21, W 28.12.1990) | Bedrag van de beroeps- inkomsten van internationale ambtenaren waarboven echtgenoten als alleenstaanden moeten worden beschouwd : | 270.000 F |
art. 130 | art. 7, § 1, Hervormingswet 1988 | Belastingtarief -inkomstenschijven : | 230.000 F 305.000 F 435.000 F 1.000.000 F 1.500.000 F 2.200.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
1.031.000 F | 1.067.000 F | 1.100.000 F | 1.100.000 F |
1.083.000 F | 1.120.000 F | 1.155.000 F | 1.155.000 F |
1.134.000 F | 1.173.000 F | 1.210.000 F | 1.210.000 F |
1.237.000 F | 1.280.000 F | 1.320.000 F | 1.320.000 F |
1.340.000 F (leningen afgesloten in 1990 – zie 178/21) | 1.387.000 F (leningen afgesloten in 1991 - zie 178/21) | 1.430.000 F (leningen afgesloten in 1992 - zie 178/21) | 1.430.000 F (leningen afgesloten in 1993 tot 1998 zie 178/21) |
278.000 F | 288.000 F | 297.000 F | 297.000 F |
237.000 F | 245.000 F | 253.000 F | 253.000 F |
314.000 F | 325.000 F | 335.000 F | 335.000 F |
449.000 F | 464.000 F | 478.000 F | 478.000 F |
1.031.000 F | 1.067.000 F | 1.100.000 F | 1.000.000 F |
1.547.000 F | 1.600.000 F | 1.650.000 F | 1.650.000 F |
2.268.000 F | 2.347.000 F | 2.420.000 F | 2.420.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
Belastingvrije som voor : | |||
art. 131, 1° | art. 6, § 1, eerste lid, 1°, Hervormingswet 1988 | - een alleenstaande belastingplichtige : | 165.000 F |
art. 131, 2° | art. 6, § 1, eerste lid, 2°, Hervormingswet 1988 | - elke echtgenoot : | 130.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
170.000 F | 176.000 F | 181.000 F | Aj. 1994: 186.000 F Aj. 1995: 191.000 F Aj. 1996: 196.000 F Aj. 1997: 198.000 F Aj. 1998: 203.000 F Aj. 1999: 206.000 F |
134.000 F | 139.000 F | 143.000 F | Aj. 1994: 146.000 F Aj. 1995: 150.000 F Aj. 1996: 154.000 F Aj. 1997: 156.000 F Aj. 1998: 160.000 F Aj. 1999: 162.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
Toeslag op de belastingvrije som voor : | |||
art. 132, eerste lid, 1° 2° 3° 4° | art. 6, § 1, eerste lid, 3°, Hervormingswet 1988 a) b) c) d) | - kinderen ten laste * 1 kind : * 2 kinderen : * 3 kinderen : * 4 kinderen : | 35.000 F 90.000 F 202.500 F 327.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
36.000 F | 37.000 F | 38.000 F | Aj. 1994 : 39.000 F Aj. 1995 : 41.000 F Aj. 1996 : 41.000 F Aj. 1997 : 42.000 F Aj. 1998 : 43.000 F Aj. 1999 : 44.000 F |
93.000 F | 96.000 F | 99.000 F | Aj. 1994 : 101.000 F Aj. 1995 : 104.000 F Aj. 1996 : 107.000 F Aj. 1997 : 108.000 F Aj. 1998 : 110.000 F Aj. 1999 : 112.000 F |
209.000 F | 216.000 F | 223.000 F | Aj. 1994 : 228.000 F Aj. 1995 : 234.000 F Aj. 1996 : 240.000 F Aj. 1997 : 244.000 F Aj. 1998 : 249.000 F Aj. 1999 : 253.000 F |
338.000 F | 349.000 F | 360.000 F | Aj. 1994 : 369.000 F Aj. 1995 : 379.000 F Aj. 1996 : 388.000 F Aj. 1997 : 394.000 F Aj. 1998 : 402.000 F Aj. 1999 : 408.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 132, eerste lid, (vervolg) | |||
5° | e) | * supplement per kind boven het vierde : | 125.000 F |
6° | f) | * bijkomende toeslag voor ieder kind jonger dan 3 jaar voor wie geen uitgaven voor kinderoppas worden afgetrokken : | 10.000 F |
7° | art. 6, § 1, eerste lid, 4°, Hervormingswet 1988 | - iedere andere persoon ten laste : | 35.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
129.000 F | 133.000 F | 137.000 F | Aj. 1994 : 141.000 F Aj. 1995 : 145.000 F Aj. 1996 : 148.000 F Aj. 1997 : 150.000 F Aj. 1998 : 153.000 F Aj. 1999 : 156.000 F |
10.000 F | 11.000 F | 11.000 F | Aj. 1994 : 11.000 F Aj. 1995 : 12.000 F Aj. 1996 : 12.000 F Aj. 1997 : 12.000 F Aj. 1998 : 12.000 F Aj. 1999 : 12.000 F |
36.000 F | 37.000 F | 38.000 F | Aj. 1994 : 39.000 F Aj. 1995 : 41.000 F Aj. 1996 : 41.000 F Aj. 1997 : 42.000 F Aj. 1998 : 43.000 F Aj. 1999 : 44.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
Toeslag op de belastingvrije som voor : | |||
art. 133, 1° | art. 6, § 2, eerste lid, 1°, Hervormingswet 1988 | - een niet-hertrouwde weduwnaar of weduwe of een ongehuwde vader of moeder, die één of meer kinderen ten laste heeft : | 35.000 F |
art. 133, 2° | art. 6, § 2, eerste lid, 2°, Hervormingswet 1988 | - elke gehandicapte belastingplichtige : | 35.000 F |
art. 133, 3° | art. 6, § 2, eerste lid, 2°, Hervormingswet 1988 | - iedere gehandicapte andere persoon ten laste : | 35.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
36.000 F | 37.000 F | 38.000 F | Aj. 1994 : 39.000 F Aj. 1995 : 41.000 F Aj. 1996 : 41.000 F Aj. 1997 : 42.000 F Aj. 1998 : 43.000 F Aj. 1999 : 44.000 F |
36.000 F | 37.000 F | 38.000 F | Aj. 1994 : 39.000 F Aj. 1995 : 41.000 F Aj. 1996: 41.000 F Aj. 1997 : 42.000 F Aj. 1998 : 43.000 F Aj. 1999 : 44.000 F |
36.000 F | 37.000 F | 38.000 F | Aj. 1994 : 39.000 F Aj. 1995 : 41.000 F Aj. 1996 : 41.000 F Aj. 1997 : 42.000 F Aj. 1998: 43.000 F Aj. 1999 : 44.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 133, 4° | art. 6, § 2, eerste lid, 3°, Hervormingswet | - een gehuwde belastingplichtige voor het jaar van zijn huwelijk, indien de echtgenoot geen bestaansmiddelen heeft gehad die een bepaald nettobedrag overschrijden | 35.000 F |
maximumbedrag van die nettobestaansmiddelen : | 60.000 F | ||
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
36.000 F | 37.000 F | 38.000 F | Aj. 1994 : 39.000 F Aj. 1995 : 41.000 F Aj. 1996 : 41.000 F Aj. 1997 : 42.000 F Aj. 1998 : 43.000 F Aj. 1999 : 44.000 F |
62.000 F | 64.000 F | 66.000 F | Aj. 1994 : 68.000 F Aj. 1995 : 69.000 F Aj. 1996: 71.000 F Aj. 1997 : 72.000 F Aj. 1998 : 74.000 F Aj. 1999 : 75.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 133, 5° | art. 6, § 2, eerste lid, 4°, Hervormingswet 1988 | - een weduwe of weduwnaar, gedurende het jaar van de ontbinding van het huwelijk, indien de echtgenoot geen bestaansmiddelen heeft gehad die een bepaalde nettobedrag overschrijden : | 95.000 F |
maximumbedrag van die nettobestaansmiddelen : | 60.000 F | ||
art 134, eerste lid | art. 6, § 3, Hervormingswet 1988 | Aanrekening van het saldo van het in art. 131, 2°, WIB 92, vermelde bedrag op het andere inkomensdeel : | 130.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
98.000 F | 101.000 F | 104.000 F | Aj. 1994 : 107.000 F Aj. 1995 : 110.000 F Aj. 1996 : 113.000 F Aj. 1997 : 114.000 F Aj. 1998 : 117.000 F Aj. 1999: 118.000 F |
62.000 F | 64.000 F | 66.000 F | Aj. 1994 : 68.000 F Aj. 1995 : 69.000 F Aj. 1996 : 71.000 F Aj. 1997 : 72.000 F Aj. 1998 : 74.000 F Aj. 1999 : 75.000 F |
134.000 F | 139.000 F | 143.000 F | Aj. 1994 : 146.000 F Aj. 1995 : 150.000 F Aj. 1996 : 154.000 F Aj. 1997 : 156.000 F Aj. 1998 : 160.000 F Aj. 1999: 162.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 133, 4° en 5°, art. 136, art. 140, tweede lid en art. 141 | art. 81, § 2, 3°, art. 82, § 1 en § 5, tweede lid en 82, § 6, WIB | Maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen : - algemene regel : - kinderen ten laste van alleenstaanden : - gehandicapte kinderen ten laste van alleenstaanden : | 60.000 F 90.000 F 120.000 F |
art. 142, tweede lid | art. 85, tweede lid, WIB | Minimumbedrag van de aftrekbare kosten inzake bestaansmiddelen die bestaan in bezoldigingen van werknemers of in baten : | 10.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
62.000 F | 64.000 F | 66.000 F | Aj. 1994 : 68.000 F Aj. 1995 : 69.000 F Aj. 1996 : 71.000 F Aj. 1997 : 72.000 F Aj. 1998 : 74.000 F Aj. 1999 : 75.000 F |
- | 96.000 F | 99.000 F | Aj. 1994 : 101.000 F Aj. 1995 : 104.000 F Aj. 1996 : 107.000 F Aj. 1997 : 108.000 F Aj. 1998 : 110.000 F Aj. 1999 : 112.000 F |
- | 128.000 F | 132.000 F | Aj. 1994 : 135.000 F Aj. 1995 : 139.000 F Aj. 1996 : 142.000 F Aj. 1997 : 144.000 F Aj. 1998 : 147.000 F Aj. 1999 : 150.000 F |
10.000 F | 11.000 F | 11.000 F | Aj. 1994 : 11.000 F Aj. 1995 : 12.000 F Aj. 1996 : 12.000 F Aj. 1997 : 12.000 F Aj. 1998 : 12.000 F Aj. 1999 : 12.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 145/6, eerste lid, (oud art. 84, § 1) | art. 13, § 2, a, Hervormingswet 1988 | In aanmerking te nemen bedragen inzake levens- verzekeringspremies en kapitaalaflossingen : - 15 % van de eerste schijf van het totale beroepsinkomen + 6 % van het overige : - maximumbedrag : | 50.000 F 60.000 F |
art. 145/6, tweede lid (oud art. 84, § 2) | art. 13, § 2, b, Hervormingswet 1988 | In aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag [De in kolommen 5 en 6 van onderhavige tabel opgenomen aanvangsbedragen zijn de bedragen die met ingang van aj. 1993 van toepassing zijn. Voor de aanvangsbedragen m.b.t. in 1990 en 1991 afgesloten leningen eventueel verhoogd wegens kinderlast overeenkomstig art. 84, § 2, tweede lid, WIB 92 (oud) die voor aj. 1991 en 1992 gelden, zie 178/Bijlage/2.1, tabel A, 1] van de leningen : (leningen afgesloten in 1989 of vroeger – zie 178/21) | 2.000.000 F |
art. 145/7, vierde lid, (oud art. 85, § 1) | art. 13, § 3, zevende en achtste lid, Hervormingswet 1988 | Betalingen voor de verwerving van werkgeversaandelen. In aanmerking te nemen maximumbedrag : - voor de aftrek : - voor de vermindering voor het lange termijnsparen : | 20.000 F 20.000 F 20.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
52.000 F | 53.000 F | 55.000 F | 55.000 F |
62.000 F | 64.000 F | 66.000 F | 66.000 F |
2.062.000 F (leningen afgesloten in 1990 – zie 178/21) | 2.133.000 F (leningen afgesloten in 1991 – zie 178/21) | 2.200.000 F (leningen afgesloten in 1992 - zie 178/21) | 2.200.000 F (leningen afgesloten in 1993 tot 1998 - zie 178/21) |
21.000 F | 21.000 F | - | - |
- | - | 22.000 F | 22.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 145/8, tweede lid (oud art. 117, tweede lid) | art.9, § 3, KB 22.12.1986 | Betalingen voor het pensioensparen. In aanmerking te nemen maximumbedrag : - voor de aftrek : - voor de vermindering voor het lange termijnsparen : | 20.000 F 20.000 F |
art. 145/19, tweede lid | - | In aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag van de leningen (inzake kapitaalaflossingen en levensverzekeringspremies) naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar van de afsluiting van de lening : 0 1 2 3 meer dan 3 | 2.000.000 F 2.100.000 F 2.200.000 F 2.400.000 F 2.600.000 F (in 1989 of vroeger afgesloten leningen – zie 178/21). |
art. 145/21, eerste lid | - | Maximumbedrag van de uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen | 73.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
21.000 F | 21.000 F | - | - |
- | - | 22.000 F | 22.000 F |
2.062.000 F | 2.133.000 F | 2.200.000 F | 2.200.000 F |
2.165.000 F | 2.240.000 F | 2.310.000 F | 2.310.000 F |
2.268.000 F | 2.347.000 F | 2.420.000 F | 2.420.000 F |
2.475.000 F | 2.560.000 F | 2.640.000 F | 2.640.000 F |
2.681.000 F (in 1990 afgesloten leningen – zie 178/21) | 2.773.000 F (in 1991 afgesloten leningen – zie 178/21) | 2.859.000 F (in 1992 afgesloten leningen zie 178/21) | 2.859.000 F (in 1993 tot 1998 gesloten leningen zie 178/21) |
- | - | - | 80.000 F [Van toepassing vanaf aj. 1995.] |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
Belastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten als : | |||
art. 147, 1° en 5° | - | - het inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten of uit werkloosheidsuitkeringen : - voor een alleenstaande : - voor echtgenoten samen : | 54.240 F 63.332 F |
art. 147, 3° | - | het inkomen uitsluitend bestaat uit brugpensioenen oud stelsel : - voor een alleenstaande : - voor echtgenoten samen : | 98.214 F 107.307 F |
art. 147, 7° | - | Het inkomen uitsluitend bestaat uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen : - voor een alleenstaande : - voor echtgenoten samen : | 69.626 F 78.719 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
[Van toepassing vanaf aj. 1995.] | |||
- | - | - | 59.653 F |
- | - | - | 69.653 F |
- | - | - | 108.016 F |
- | - | - | 118.016 F |
- | - | - | 76.575 F |
- | - | - | 86.575 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 151 | Art. 87ter, § 4, WIB | Grensbedragen van het belastbare inkomen voor de toepassing van de belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen [Vanaf aj. 1997 betreft het werkloosheidsuitkeringen andere dan die welke zijn toegekend aan werklozen die op 1.1.aj. 58 jaar of ouder zijn en een anciënniteitstoeslag bevatten.] (het laatstvermelde bedrag vertegenwoordigt het verschil tussen de geïndexeerde bedragen van 750.000 F en 600.000 F) : | 750.000 F 600.000 F 150.000 F |
art. 152 | art. 87ter, § 3bis WIB | Grensbedragen van het belastbare inkomen voor de toepassing van de niet in art. 151, WIB 92, vermelde belastingverminderingen (het laatstvermelde bedrag vertegenwoordigt het verschil tussen de geïndexeerde bedragen van 1.200.000 F en 600.000 F): | 1.200.000 F 600.000 F 600.000 F |
art. 163 | art. 89, § 9, WIB | Minimumbedrag van de vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan: | 1.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
773.000 F | 800.000 F | 825.000 F | 825.000 F |
619.000 F | 640.000 F | 660.000 F | 660.000 F |
154.000 F | 160.000 F | 165.000 F | 165.000 F |
1.237.000 F | 1.280.000 F | 1.320.000 F | 1.320.000 F |
619.000 F | 640.000 F | 660.000 F | 660.000 F |
618.000 F | 640.000 F | 660.000 F | 660.000 F |
1.000 F | 1.000 F | 1.000 F | 1.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 169, § 1, tweede lid | art. 92, § 1, tweede lid, WIB | Eerste schijf van het kapitaal of de afkoopwaarde van groepsverzekeringscontracten voor de toepassing van het omzettingsstelsel : | 2.000.000 F (kapitalen of afkoopwaarden betaald of toegekend in 1989 of vroeger - zie 178/25) |
art. 171, 5°, a | art. 93, § 1, 3°, a, WIB | Grensbedrag inzake afzonderlijk belastbare opzeggingsvergoedingen : | 25.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
2.062.000 F (kapitalen of afkoopwaarden betaald of toegekend in 1990 – zie 178/25) | 2.133.000 F (kapitalen of afkoopwaarden betaald of toegekend in 1991 - zie 178/25) | 2.200.000 F (kapitalen of afkoopwaarden betaald of toegekend in 1992 - zie 178/25) | 2.200.000 F (kapitalen of afkoopwaarden betaald of toegekend in 1993 tot 1998 - zie 178/25) |
26.000 F | 27.000 F | 27.000 F | 27.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 243, tweede lid | Belastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten verkregen door gewone niet inwoners zonder tehuis in België (zowel voor alleenstaanden als voor echtgenoten samen) als : - het inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten of uit werkloosheidsuitkeringen : - het inkomen uitsluitend bestaat uit brugpensioenen oud stelsel : - het inkomen uitsluitend bestaat uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen : | 96.520 F 140.495 F 111.907 F | |
art. 244bis | art. 28, § 4, W 28.12.1992 | Bedrag van de beroepsinkomsten waarboven echtgenoten als alleenstaanden moeten worden beschouwd : | 270.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
[Van toepassing vanaf aj. 1995.] | |||
- | - | - | 106.513 F |
- | - | - | 154.516 F |
- | - | - | 123.075 F |
278.000 F | 288.000 F | 297.000 F | 297.000 F |
Artikel WIB 92 | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 - Bijzondere wetsbepaling | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 412, derde lid | - | Stelsel van de trimestriele aangifte en betaling van de BV – grensbedrag van de BV op de inkomsten van het vorige jaar : | 1.000.000 F |
art. 516, § 1, 2° | - | In aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag van de leningen : | 2.000.000 F |
art. 516, § 2, tweede lid | - | In aanmerking te nemen eerste schijf van het aanvangsbedrag van de leningen naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening : 0 1 2 3 meer dan 3 | 2.000.000 F 2.100.000 F 2.200.000 F 2.400.000 F 2.600.000 F (leningen afgesloten in 1989 - zie 178/21) |
art. 516, § 3, derde lid | - | In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de leningen : | 2.000.000 F (leningen afgesloten in 1989 – zie 178/21) |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
- | 1.100.000 F | 1.100.000 F | 1.100.000 F |
2.062.000 F (leningen afgesloten in 1990 - zie 178/21) | 2.133.000 F (leningen afgesloten in 1991 - 178/21) | 2.200.000 F (leningen afgesloten in 1992 - zie 178/21) | zie 178/21 |
2.062.000 F | 2.133.000 F | 2.200.000 F | zie 178/21 |
2.165.000 F | 2.240.000 F | 2.310.000 F | |
2.268.000 F | 2.347.000 F | 2.420.000 F | |
2.475.000 F | 2.560.000 F | 2.640.000 F | |
2.681.000 F (leningen afgesloten in 1990 - zie 178/21) | 2.773.000 F (leningen afgesloten in 1991 – zie 178/21) | 2.859.000 F (leningen afgesloten in 1992 - zie 178/21) | |
2.062.000 F (leningen afgesloten in 1990 - zie 178/21) | 2.133.000 F (leningen afgesloten in 1991 – zie 178/21) | 2.200.000 F (leningen afgesloten in 1992 - zie 178/21) |
2. BIJZONDERE WETSBEPALINGEN
a) Wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979- 1980 (Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1980)
Artikel Bijzondere wetsbepaling | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 49, § 2 | - | vrijgestelde schijf van inkomsten van sommige risicodragende kapitalen: | 75.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
77.000 F | - | - | - |
b) Wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen Belgisch Staatsblad van 30 december 1983)
Artikel Bijzondere wetsbepaling | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 42, § 1(1) [Opgeheven met ingang van aj. 1995 (cf. art. 9 en 11, W 16.4.1977 houdende diverse fiscale bepalingen – V 2507, Bull; 773).] | art. 38, Hervormingswet 1988 | Bedrag van de roerende inkomsten inzake de bijzondere heffing op roerende inkomsten : | 490.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
505.000 F | 523.000 F | 539.000 F | 539.000 F [Van toepassing tot en met aj. 1994.] |
c) Herstelwet van 31 juli 1984 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1984)
Artikel Bijzondere wetsbepaling | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 47, § 3 | - | Winstvrijstelling per bijkomende personeelseenheid in België tewerkgesteld : | 500.000 F 400.000 F 300.000 F 200.000 F 100.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
516.000 F | 533.000 F | 550.000 F | 550.000 F |
412.000 F | 427.000 F | 440.000 F | 440.000 F |
309.000 F | 320.000 F | 330.000 F | 330.000 F |
206.000 F | 213.000 F | 220.000 F | 220.000 F |
103.000 F | 107.000 F | 110.000 F | 110.000 F |
d) Programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap (Belgisch Staatsblad van 21 februari 1998)
Artikel Bijzondere wetsbepaling | Artikel - WIB - Hervormingswet 1988 | Omschrijving | Basisbedrag |
1 | 2 | 3 | 4 |
art. 29 | - | Vrijstelling van winst en baten per bijkomende personeelseenheid in België tewerkgesteld : | 150.000 F |
Aj. 1991 | Aj. 1992 | Aj. 1993 | Aj. 1994 tot 1999 |
5 | 6 | 7 | 8 |
- | - | - | 165.000 F [Van toepassing vanaf aj. 1999.] |
Bovenkant formulier B. AJ. 2000 Nummer 178/Bijlage/1.2 1.WIB 92
2.BIJZONDERE WETSBEPALING Programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap (Belgisch Staatsblad van 21 februari 1998)
Onderkant formulier | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovenkant formulier C. AJ. 2001 Nummer 178/Bijlage/1.3 1.WIB 92
2. BIJZONDERE WETSBEPALING Programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap (Belgisch Staatsblad van 21 februari 1998)
Onderkant formulier |
Bijlage
Nummer 178/Bijlage/2
In de art. 116, 145/6, tweede lid, 145/19, tweede lid en 516, WIB 92, vermelde (geïndexeerde) bedragen (zie 178/12, 3°)
A. Aj. 1991 en 1992
1. KAPITAALAFLOSSINGEN (art. 84, § 2, WIB 92 [Eenvoudigheidshalve wordt alleen verwezen naar de artikelen van het WIB 92; uiteraard zijn die artikelen slechts van toepassing met ingang van aj. 1992.])
Datum van de lening | Aard van de in België gelegen woning |
van 1.1.1963 tot 30.4.1986 | Sociale woning Middelgrote woning |
van 1.5.1986 tot 31.12.1988 | Sociale woning Middelgrote woning Nieuwe middelgrote woning |
1989 | Eigen woning (1) Andere woning (2) |
1990 | Eigen woning (1) Andere woning (2) |
1991 | Eigen woning (1) Andere woning (2) |
(1) D.w.z. de woning waarvoor de in art. 16, WIB 92, bedoelde woningaftrek kan worden verleend.
(2) D.w.z. een woning waarvoor de in art. 16, WIB 92, bedoelde woningaftrek niet kan worden verleend.
2. BIJKOMENDE INTEREST VOOR HET BOUWEN OF VERWERVEN VAN EEN NIEUWE EN ENIGE WONING (Art. 116, WIB 92 [Eenvoudigheidshalve wordt alleen verwezen naar de artikelen van het WIB 92; uiteraard zijn die artikelen slechts van toepassing met ingang van aj. 1992.])
Datum van de lening | In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | |
0 | 1 | |
van 1.5.1986 tot 31.12.1989 | 2.000.000 F | 2.100.000 F |
1990 | 2.062.000 F | 2.165.100 F |
1991 | 2.133.000 F | 2.239.650 F |
In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening | ||||
Totaliteit 400.000 F | ||||
Totaliteit 400.000 F 2.000.000 F | ||||
In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | ||||
0 | 1 | 2 | 3 | meer dan 3 |
2.000.000 F | 2.100.000 F | 2.200.000 F | 2.400.000 F | 2.600.000 F |
2.000.000 F | 2.000.000 F | 2.000.000 F | 2.000.000 F | 2.000.000 F |
2.062.000 F | 2.165.100 F | 2.268.200 F | 2.474.400 F | 2.680.600 F |
2.062.000 F | 2.062.000 F | 2.062.000 F | 2.062.000 F | 2.062.000 F |
2.133.000 F | 2.239.650 F | 2.346.300 F | 2.559.600 F | 2.772.900 F |
2.133.000 F | 2.133.000 F | 2.133.000 F | 2.133.000 F | 2.133.000 F |
In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | ||
2 | 3 | meer dan 3 |
2.200.000 F | 2.400.000 F | 2.600.000 F |
2.268.200 F | 2.474.400 F | 2.680.600 F |
2.346.300 F | 2.559.600 F | 2.772.900 F |
3. BIJKOMENDE INTEREST VOOR HET VERNIEUWEN VAN EEN ENIGE EN MINIMUM 20-JAAR OUDE WONING (art. 116, WIB 92 [Eenvoudigheidshalve wordt alleen verwezen naar de artikelen van het WIB 92; uiteraard zijn die artikelen slechts van toepassing met ingang van aj. 1992.)]
Datum van de lening | In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | |
0 | 1 | |
van 1.5.1986 tot 31.12.1989 | 1.000.000 F | 1.050.000 F |
1990 | 1.031.000 F | 1.082.550 F |
1991 | 1.067.000 F | 1.120.350 F |
In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | ||
2 | 3 | meer dan 3 |
1.100.000 F | 1.200.000 F | 1.300.000 F |
1.134.100 F | 1.237.200 F | 1.340.300 F |
1.173.700 F | 1.280.400 F | 1.387.100 F |
B. Aj. 1993 tot 2001
1. VERHOOGDE VERMINDERING VOOR HET BOUWSPAREN
(kapitaalaflossingen en levensverzekeringspremies - art. 145/19, tweede lid en 516, §§ 2 en 3, WIB 92)
Datum van de lening | Aard van de in België gelegen woning [Wat vóór 1.1.1993 aangegane leningen betreft, moet het de eigen woning van de belastingplichtige betreffen, d.w.z. de woning waarvoor de in art. 16, WIB 92, bedoelde woningaftrek wordt verleend. Voor de vanaf 1.1.1993 aangegane leningen moet het een woning betreffen die bij het sluiten van de lening de enige woning van de belastingplichtige was.] |
van 1.1.1963 tot 30.4.1986 | Sociale woning (eigen) Middelgrote woning (eigen) Andere woning (eigen) |
van 1.5.1986 tot 31.12.1988 | Sociale woning (eigen) Middelgrote woning (eigen) Nieuwe middelgrote woning (eigen) Andere woning (eigen) |
1989 | Woning (eigen) |
1990 | Woning (eigen) |
1991 | Woning (eigen) |
1992 | Woning (eigen) |
1993 tot 1998 | Woning (enige) |
1999 | Woning (enige) |
2000 | Woning (enige) |
In aanmerking te nemen aanvangsbedrag | |
Kapitaalaflossing | Levensverzekering |
Totaliteit | 2.000.000 BEF |
400.000 BEF | 2.000.000 BEF |
Nihil | 2.000.000 BEF |
Totaliteit | 2.000.000 BEF |
400.000 BEF | 2.000.000 BEF |
2.000.000 BEF | 2.000.000 BEF |
Nihil | 2.000.000 BEF |
In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening (inzake kapitaalaflossingen en levensverzekeringspremies) naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | ||||
0 | 1 | 2 | 3 | meer dan 3 |
2.000.000 BEF | 2.100.000 BEF | 2.200.000 BEF | 2.400.000 BEF | 2.600.000 BEF |
2.062.000 BEF | 2.165.000 BEF | 2.268.000 BEF | 2.475.000 BEF | 2.681.000 BEF |
2.133.000 BEF | 2.240.000 BEF | 2.347.000 BEF | 2.560.000 BEF | 2.773.000 BEF |
2.200.000 BEF | 2.310.000 BEF | 2.420.000 BEF | 2.640.000 BEF | 2.859.000 BEF |
2.221.000 BEF | 2.332.000 BEF | 2.443.000 BEF | 2.665.000 BEF | 2.887.000 BEF |
(55.057,15 EUR) | (57.808,77 EUR) | (60.560,39 EUR) | (66.063,62 EUR) | (71.566,86 EUR) |
2.245.000 BEF | 2.358.000 BEF | 2.470.000 BEF | 2.694.000 BEF | 2.919.000 BEF |
(55.652,10 EUR) | (58.453,29 EUR) | (61.229,70 EUR) | (66.782,52 EUR) | (72.360,12 EUR) |
2. VERMINDERING VOOR HET LANGE TERMIJNSPAREN
(kapitaalaflossingen - art. 145/6, tweede lid en 516, § 1, WIB 92)
Datum van de lening | Aard van de in België gelegen woning | In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening |
van 1.1.1963 tot 30.4.1986 | Sociale woning(1) Middelgrote woning (1) | Totaliteit 400.000 BEF |
van 1.5.1986 tot 31.12.1988 | Sociale woning(1) Middelgrote woning (1) Nieuwe middelgrote woning (1) | Totaliteit 400.000 BEF 2.000.000 BEF |
1989 | Woning (1) | 2.000.000 BEF |
1990 | Woning (1) | 2.062.000 BEF |
1991 | Woning (1) | 2.133.000 BEF |
1992 | Woning (1) | 2.200.000 BEF |
1993 tot 1998 | Woning (2) | 2.200.000 BEF |
1999 | Woning (2) | 2.221.000 BEF |
(55.057,15 EUR) | ||
2000 | Woning (2) | 2.245.000 BEF |
(55.652,10 EUR) |
(1) Het moet een woning betreffen die niet de eigen woning van de belastingplichtige is, d.w.z. een woning waarvoor de in art. 16, WIB 92, bedoelde woningaftrek niet kan worden verleend.
(2) Het moet een woning betreffen die bij het sluiten van de lening niet de enige woning van de belastingplichtige was.
3. BIJKOMENDE INTEREST VOOR HET BOUWEN OF VERWERVEN VAN EEN NIEUWE EN ENIGE WONING (art. 116, WIB 92)
Datum van de lening | In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | |
0 | 1 | |
van 1.5.1986 tot 31.12.1989 | 2.000.000 BEF | 2.100.000 BEF |
1990 | 2.062.000 BEF | 2.165.000 BEF |
1991 | 2.133.000 BEF | 2.240.000 BEF |
1992 tot 1998 | 2.200.000 BEF | 2.310.000 BEF |
1999 | 2.221.000 BEF | 2.332.000 BEF |
(55.057,15 EUR) | (57.808,77 EUR) | |
2000 | 2.245.000 BEF | 2.358.000 BEF |
(55.652,10 EUR) | (58.453,29 EUR) |
In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | ||
2 | 3 | meer dan 3 |
2.200.000 BEF | 2.400.000 BEF | 2.600.000 BEF |
2.268.000 BEF | 2.475.000 BEF | 2.681.000 BEF |
2.347.000 BEF | 2.560.000 BEF | 2.773.000 BEF |
2.420.000 BEF | 2.640.000 BEF | 2.859.000 BEF |
2.443.000 BEF | 2.665.000 BEF | 2.887.000 BEF |
(60.560,39 EUR) | (66.063,62 EUR) | (71.566,86 EUR) |
2.470.000 BEF | 2.694.000 BEF | 2.919.000 BEF |
(61.229,70 EUR) | (66.782,52 EUR) | (72.360,12 EUR) |
4. BIJKOMENDE INTEREST VOOR HET VERNIEUWEN VAN EEN ENIGE EN MINIMUM 15 OF 20 [20 jaar indien de lening is aangegaan in de periode van 1.5.1986 tot 31.10.1995; 15 jaar indien de lening na 31.10.1995 is aangegaan.] -JAAR OUDE WONING (art. 116, WIB 92)
Datum van de lening | In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | |
0 | 1 | |
van 1.5.1986 tot 31.12.1989 | 1.000.000 BEF | 1.050.000 BEF |
1990 | 1.031.000 BEF | 1.083.000 BEF |
1991 | 1.067.000 BEF | 1.120.000 BEF |
1992 tot 1998 | 1.100.000 BEF | 1.155.000 BEF |
1999 | 1.110.000 BEF | 1.166.000 BEF |
(27,516,18 EUR) | (28.904,38 EUR) | |
2000 | 1.123.000 BEF | 1.179.000 BEF |
(27.838,44 EUR) | (29.226,65 EUR) |
In aanmerking te nemen aanvangsbedrag van de lening naargelang het aantal kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het jaar van de afsluiting van de lening | ||
2 | 3 | Meer dan 3 |
1.100.000 BEF | 1.200.000 BEF | 1.300.000 BEF |
1.134.000 BEF | 1.237.000 BEF | 1.340.000 BEF |
1.173.000 BEF | 1.280.000 BEF | 1.387.000 BEF |
1.210.000 BEF | 1.320.000 BEF | 1.430.000 BEF |
1.221.000 BEF | 1.332.000 BEF | 1.443.000 BEF |
(30.267,80 EUR) | (33.019,42 EUR) | (35.771,04 EUR) |
1.235.000 BEF | 1.347.000 BEF | 1.460.000 BEF |
(30.614,85 EUR) | (33.391,26 EUR) | (36.192,45 EUR) |
Geïndexeerde bedragen inzake de belastingvrije som voor de aj. 1993 tot en met 1999 (zie 178/32)
Belastingvrije som voor | Bedrag vóór indexatie | Geïndexeerde bedragen | |||
Aj. 1993 | Aj. 1994 | Aj. 1995 | Aj. 1996 | ||
een alleenstaande: | 165.000 F | 181.000 F | 186.000 F | 191.000 F | 196.000 F |
elke echtgenoot | 130.000 F | 143.000 F | 146.000 F | 150.000 F | 154.000 F |
kinderen ten laste : | |||||
- 1 kind : | 35.000 F | 38.000 F | 39.000 F | 41.000 F | 41.000 F |
- 2 kinderen : | 90.000 F | 99.000 F | 101.000 F | 104.000 F | 107.000 F |
- 3 kinderen : | 202.500 F | 223.000 F | 228.000 F | 234.000 F | 240.000 F |
- 4 kinderen : | 327.500 F | 360.000 F | 369.000 F | 379.000 F | 388.000 F |
- supplement per kind boven het vierde : | 125.000 F | 137.000 F | 141.000 F | 145.000 F | 148.000 F |
- bijkomend bedrag per kind jonger dan 3 jaar voor wie geen uitgaven voor kinderoppas worden afgetrokken : | 10.000 F | 11.000 F | 11.000 F | 12.000 F | 12.000 F |
iedere andere persoon ten laste | 35.000 F | 38.000 F | 39.000 F | 41.000 F | 41.000 F |
Belastingvrije som voor | Bedrag vóór indexatie | Geïndexeerde bedragen | ||
Aj. 1997 | Aj. 1998 | Aj. 1999 | ||
een alleenstaande | 165.000 F | 198.000 F | 203.000 F | 206.000 F |
elke echtgenoot | 130.000 F | 156.000 F | 160.000 F | 162.000 F |
kinderen ten laste : | ||||
- 1 kind : | 35.000 F | 42.000 F | 43.000 F | 44.000 F |
- 2 kinderen : | 90.000 F | 108.000 F | 110.000 F | 112.000 F |
- 3 kinderen : | 202.500 F | 244.000 F | 249.000 F | 253.000 F |
- 4 kinderen : | 327.500 F | 394.000 F | 402.000 F | 408.000 F |
- supplement per kind boven het vierde : | 125.000 F | 150.000 F | 153.000 F | 156.000 F |
- bijkomend bedrag per kind jonger dan 3 jaar voor wie geen uitgaven voor kinderoppas worden afgetrokken : | 10.000 F | 12.000 F | 12.000 F | 12.000 F |
iedere andere persoon ten laste | 35.000 F | 42.000 F | 43.000 F | 44.000 F |
Geïndexeerde bedragen inzake de toeslagen op de belastingvrije som voor de aj. 1993 tot en met 1999 (zie 178/32)
Belastingvrije som voor | Bedrag vóór indexatie | Geïndexeerde bedragen | |||
Aj. 1993 | Aj. 1994 | Aj. 1995 | Aj. 1996 | ||
weduwnaar, weduwe of ongehuwde vader of moeder, die één of meer kinderen ten laste heeft : | 35.000 F | 38.000 F | 39.000 F | 41.000 F | 41.000 F |
handicap : | 35.000 F | 38.000 F | 39.000 F | 41.000 F | 41.000 F |
het jaar van huwelijk en onvoldoende bestaansmiddelen van de echtgenoot : | 35.000 F | 38.000 F | 39.000 F | 41.000 F | 41.000 F |
het jaar van overlijden en onvoldoende bestaansmiddelen van de echtgenoot | 95.000 F | 104.000 F | 107.000 F | 110.000 F | 113.000 F |
Belastingvrije som voor | Bedrag vóór indexatie | Geïndexeerde bedragen | ||
Aj. 1997 | Aj. 1998 | Aj. 1999 | ||
weduwnaar, weduwe of ongehuwde vader of moeder, met kind ten laste | 35.000 F | 42.000 F | 43.000 F | 44.000 F |
handicap | 35.000 F | 42.000 F | 43.000 F | 44.000 F |
het jaar van huwelijk en onvoldoende bestaansmiddelen van de echtgenoot | 35.000 F | 42.000 F | 43.000 F | 44.000 F |
het jaar van overlijden en onvoldoende bestaansmiddelen van de echtgenoot | 95.000 F | 114.000 F | 117.000 F | 118.000 F |
Geïndexeerde bedragen inzake nettobestanddelen voor de aj. 1993 tot en met 1999 (zie 178/34)
Maximumbedrag van de netto- bestaansmiddelen | Bedrag vóór indexatie | Geïndexeerde bedragen | |||
Aj. 1993 | Aj. 1994 | Aj. 1995 | Aj. 1996 | ||
algemene regel : | 60.000 F | 66.000 F | 68.000 F | 69.000 F | 71.000 F |
kinderen ten laste van alleenstaanden : | 90.000 F | 99.000 F | 101.000 F | 104.000 F | 107.000 F |
gehandicapte kinderen ten laste van alleenstaanden : | 120.000 F | 132.000 F | 135.000 F | 139.000 F | 142.000 F |
Maximumbedrag van de netto- bestaansmiddelen | Bedrag vóór indexatie | Geïndexeerde bedragen | ||
Aj. 1997 | Aj. 1998 | Aj. 1999 | ||
algemene regel | 60.000 F | 72.000 F | 74.000 F | 75.000 F |
kinderen ten laste van alleenstaanden | 90.000 F | 108.000 F | 110.000 F | 112.000 F |
gehandicapte kinderen ten laste van alleenstaanden | 120.000 F | 144.000 F | 147.000 F | 150.000 F |
Bovenkant formulier Geïndexeerde bedragen inzake de belastingvrije som voor de aj. 2000 en 2001 (zie 178/38)
Geïndexeerde bedragen inzake de toeslagen op de belastingvrije som voor de aj. 2000 en 2001 (zie 178/38)
Geïndexeerde bedragen inzake nettobestaansmiddelen voor de aj. 2000 en 2001 (zie 178/38)
Samenvattende tabel van de toepasselijke indexeringscoëfficiënten voor de aj. 1991 tot 2001 (zie 178/43)
Onderkant formulier |