Parlementaire vraag nr. 3 van de volksvertegenwoordiger Van Parijs van 12.02.1988

Vr. en Antw., Kamer G.Z. 1987-1988, blz. 381

Tekenen en indiciën - Indiciair tekort - Wedersamenstelling van het omzetcijfer - Supplementaire inkomsten, andere dan bedrijfsinkomsten

VRAAG

Op grond van artikel 247 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen mag de Administratie der directe belastingen het netto-inkomen bepalen op grond van tekenen en indiciën. De BTW-administratie wendt op grond van artikel 59 van het BTW-Wetboek dit indiciair tekort aan om het belastbaar omzetcijfer inzake BTW te bepalen. Hieromtrent werden reeds parlementaire vragen gesteld door Senator Flagothier (bulletin van Vragen en Antwoorden, Senaat, 1978-1979, nr. 7, blz. 179 (1)) en Peeters (bulletin van Vragen en Antwoorden, Senaat, 1981-1982, nr. 18, blz. 568 (2)).

a) Kan de minister meedelen of de BTW-administratie steeds gerechtigd is op grond van artikel 59 van het BTW-Wetboek het vastgesteld indiciair tekort te gebruiken om het omzetcijfer inzake BTW te bepalen ?

b) Zo ja, moet de BTW-administratie dan overgaan tot een wedersamenstelling van het omzetcijfer, of mag het indiciair tekort, zonder dat tot een wedersamenstelling van het omzetcijfer wordt overgegaan, belast worden tegen het geldende tarief ?

c) Moet de belastingplichtige bewijzen dat deze supplementaire inkomsten voortvloeien uit andere dan bedrijfsinkomsten (bijvoorbeeld roerende en onroerende inkomsten), of moet de BTW-administratie het bewijs leveren dat de supplementaire inkomsten voortvloeien uit de belastbare beroepsactiviteit (bijvoorbeeld te lage brutowinstmarge) ?

d) Blijft de aanslag gewettigd zolang de belastingplichtige, indien hij het bewijs moet leveren, dit tegenbewijs niet levert ?

ANTWOORD

De aanslag volgens tekenen en indiciën toegepast door de Administratie der directe belastingen op grond van artikel 247 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen vormt een specifiek bewijs inzake directe belastingen. Deze aanslag, toegepast op een BTW-belastingplichtige, mag dus, uit dien hoofde, niet worden gebruikt om zonder meer het belastbaar omzetcijfer op het stuk van de BTW te wijzigen.

In een dergelijk geval is de Administratie van de BTW, registratie en domeinen evenwel gerechtigd om, in de mate waarin de uit die aanslag afgeleide supplementaire inkomsten op het stuk van de directe belastingen als bedrijfsinkomsten worden beschouwd, na te gaan in hoeverre deze inkomsten begrepen waren in het in de BTW-aangiften opgenomen omzetcijfer.

Op grond van artikel 59 van het BTW-Wetboek is de met de BTW-controle belaste administratie immers gerechtigd om de aanslag volgens indiciën, als bewijs door menselijke vermoedens, in te roepen om het belastbaar omzetcijfer inzake BTW te bepalen, telkens wanneer er kan vermoed worden dat de supplementaire inkomsten voortvloeien uit een aan de BTW onderworpen beroepswerkzaamheid en dat deze inkomsten niet begrepen geweest zijn in het voor deze belasting aangegeven omzetcijfer. Het bewijs door tekenen en indiciën komt immers overeen met het bewijs door menselijke vermoedens voor zover het toelaat uit een gekend feit-de financiële toestand--het aan te tonen feit, namelijk de belangrijkheid van de inkomsten, af te leiden.

Dit onderzoek, hetwelk niet noodzakelijk resulteert in een wijziging van het omzetcijfer, berust op een ernstige ontleding van de interne toestand van de onderneming die verschillend kan zijn voor elk geval afzonderlijk en op een geheel van aanwijzingen en naar voor gebrachte bewijsmiddelen die de controlerende ambtenaar overtuigen.

Indien uit dat onderzoek zou blijken dat het accres in feite overeenkomt met een stilzwijgende verwerping van de bedrijfslasten, zal niet worden overgegaan tot een wijziging van het omzetcijfer.

Zo'n wijziging zal daarentegen wel worden doorgevoerd indien wordt vastgesteld dat deze supplementaire inkomsten bijvoorbeeld voortvloeien uit een onderschatting van de werkelijk toegepaste winstmarge, van het uurloon, van het aantal werkuren of van andere bestanddelen van het omzetcijfer. Dan zal het omzetcijfer principieel worden wedersamengesteld door het aangegeven bedrag te vermeerderen met het bedrag van de bijkomende voordelen afgeleid uit de aanslag volgens indiciën. In de gevallen waar de administratie, met de gewenste zekerheid, kan aantonen dat de supplementaire inkomsten voortvloeien uit de verkoop of het gebruik van goederen waarvan de aankoop werd verzwegen, zal de wijziging van het omzetcijfer tegelijkertijd slaan op deze aankopen en de hieruit behaalde winsten.

Indien het geacht Lid een bepaald geval mocht bedoelen, ben ik bereid, indien mij de identiteit van de betrokken belastingplichtige wordt meegedeeld, een onderzoek te doen instellen waarvan de resultaten hem rechtstreeks zullen worden meegedeeld.

***

In verband met onderhavig antwoord kan worden verwezen naar het antwoord verstrekt op de vraag nr. 26 gesteld door de Heer Senator Flagothier op 3 mei 1979 (Bulletin van Vragen en Antwoorden, buitengewone zitting 1979, Senaat, nr. 7, van 22 mei 1979, blz. 179-180) en verschenen in de BTW-Revue nr. 42, blz. 669, waarin een zelfde standpunt werd weerhouden.

NOTEN

(1) Z. Revue nr. 42 blz. 669.

(2) Z. Revue nr. 54 blz. 435.