Parlementaire vraag nr. 760 van de heer Van der Maelen van 28.04.2005
VRAAG 05/760
Vraag nr. 760 van de heer Van der Maelen dd. 28.04.2005
Vr. en Antw., Kamer, 2005-2006, nr. 105, blz. 19229-19231
Vennootschappen actief op het vlak van boekhouden en fiscaal advies
VRAAG
Artikel 444, WIB 1992, bepaalt dat bij niet-aangifte of in geval van onvolledige of onjuiste aangifte, worden de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen vermeerderd met een belastingverhoging die wordt bepaald naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10% tot 200% van de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen.
Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van het minimum van 10% belastingverhoging. Het totaal van de op het niet-aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen en de belastingverhogingen mag niet hoger zijn dan het bedrag van de niet aangegeven inkomsten. De verhoging wordt slechts toegepast wanneer de niet aangegeven inkomsten 620 euro bereiken.
Ter uitvoering van dit artikel bepaalt artikel 225 KB/WIB 1992 dat de schaal van de belastingverhogingen bij niet-aangifte, andere dan inzake roerende voorheffing en bedrijfsvoorheffing, als volgt wordt vastgesteld.
C. Niet-aangifte met het opzet de belasting te ontduiken:
1. Stel dat een beroepsinstituut erkende vennootschap van een boekhouder of een fiscalist nalaat om zijn fiscale verplichtingen na te komen, (zoals het nietindienen van de samenvattende opgaven en individuele fiches, het niet-vermelden van de voordelen alle aard uit artikel 18 KB/WIB 1992, het systematisch boeken van privé-uitgaven in de boeken van de vennootschap, enzovoort), welke sancties dient de administratie dan te nemen?
2.
ANTWOORD (vice-eerste minister en minister van Financiën, 09.01.2006)
Wanneer er bij het nazicht van de persoonlijke fiscale toestand van een boekhouder, fiscalist of belastingconsulent hetzij in de personenbelasting hetzij in de vennootschapsbelasting, inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden vastgesteld, zijn de gebruikelijke regels van toepassing, ook wat de sancties betreft.
Artikel 5, § 2, van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten laat enkel toe dat de minister van Financiën een klacht kan indienen die betrekking heeft op de functie van belastingconsulent die bestaat uit advies verstrekken in alle belastingaangelegenheden, belastingplichtigen bij te staan bij de nakoming van hun fiscale verplichtingen en belastingplichtigen te vertegenwoordigen. De minister heeft dezelfde bevoegdheid ten aanzien van de leden van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten op basis van artikel 49 van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht.
Vraag nr. 760 van de heer Van der Maelen dd. 28.04.2005
Vr. en Antw., Kamer, 2005-2006, nr. 105, blz. 19229-19231
Vennootschappen actief op het vlak van boekhouden en fiscaal advies
VRAAG
Artikel 444, WIB 1992, bepaalt dat bij niet-aangifte of in geval van onvolledige of onjuiste aangifte, worden de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen vermeerderd met een belastingverhoging die wordt bepaald naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10% tot 200% van de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen.
Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van het minimum van 10% belastingverhoging. Het totaal van de op het niet-aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen en de belastingverhogingen mag niet hoger zijn dan het bedrag van de niet aangegeven inkomsten. De verhoging wordt slechts toegepast wanneer de niet aangegeven inkomsten 620 euro bereiken.
Ter uitvoering van dit artikel bepaalt artikel 225 KB/WIB 1992 dat de schaal van de belastingverhogingen bij niet-aangifte, andere dan inzake roerende voorheffing en bedrijfsvoorheffing, als volgt wordt vastgesteld.
C. Niet-aangifte met het opzet de belasting te ontduiken:
- 1e overtreding : 50%.
- 2e overtreding : 100%.
- 3e overtreding en volgende overtreding : 200%.
1. Stel dat een beroepsinstituut erkende vennootschap van een boekhouder of een fiscalist nalaat om zijn fiscale verplichtingen na te komen, (zoals het nietindienen van de samenvattende opgaven en individuele fiches, het niet-vermelden van de voordelen alle aard uit artikel 18 KB/WIB 1992, het systematisch boeken van privé-uitgaven in de boeken van de vennootschap, enzovoort), welke sancties dient de administratie dan te nemen?
2.
a) | Vindt u het niet aangewezen dat in dergelijke situaties de fiscus in de gelegenheid zou moeten zijn om klacht in te dienen bij de beroepsinstituten zoals bepaald in artikel 5, § 2, van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten ? |
b) | Bent u bereid dit in de toekomst mogelijk te maken? |
Wanneer er bij het nazicht van de persoonlijke fiscale toestand van een boekhouder, fiscalist of belastingconsulent hetzij in de personenbelasting hetzij in de vennootschapsbelasting, inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden vastgesteld, zijn de gebruikelijke regels van toepassing, ook wat de sancties betreft.
Artikel 5, § 2, van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten laat enkel toe dat de minister van Financiën een klacht kan indienen die betrekking heeft op de functie van belastingconsulent die bestaat uit advies verstrekken in alle belastingaangelegenheden, belastingplichtigen bij te staan bij de nakoming van hun fiscale verplichtingen en belastingplichtigen te vertegenwoordigen. De minister heeft dezelfde bevoegdheid ten aanzien van de leden van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten op basis van artikel 49 van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht.