Commentaar van art. 276, WIB 92
HOOFDSTUK II - Verrekening van de voorheffingen
Art. 276, WIB 92
276/0 | |
276/0 | |
276/1 | |
276/2-73 | |
276/2-7 | |
276/8-49 | |
C. Verrekening van de niet terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen | 276/50-64 |
D. Verrekening van de terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen | 276/65-69 |
E. Terugbetaling van voorheffingen en verrekenbare bestanddelen | 276/70-73 |
276/74-99 | |
276/74 | |
276/75-99 |
Nummer 276/00
De commentaar op de art. 276 tot 296 en 304, § 2, WIB 92, die samen worden besproken met het oog op een rationele voorstelling van de stof, is ingedeeld in twee delen.
In het eerste deel worden de art. 276 tot 296 en 304, § 2, WIB 92, besproken in zover zij betrekking hebben op de verrekening van de in die artikels bedoelde voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen met de PB en de BNI/nat.pers. (zie 276/0 tot 87).
De met de Ven.B, de RPB, de BNI/ven. en de BNI/rechtspers. verrekenbare voorheffingen en andere bestanddelen worden in het tweede deel behandeld.
EERSTE DEEL. - VERREKENING VAN DE VOORHEFFINGEN EN ANDERE MET DE PB EN DE BNI/NAT.PERS. VERREKENBARE BESTANDDELEN
[de in het eerste deel verstrekte commentaar is geldig voor het aj.1993. Bij de uitwerking van de voorbeelden is rekening gehouden met de berekeningsregels van datzelfde aanslagjaar, die zijn uiteengezet in circ. Ci.RH 331/454.020 van 1.8.1994.]
Nummer 276/0
Afdeling I
Algemene bepalingen
Art. 276. - De in artikel 1 vermelde belastingen worden naar de mate als hierna is bepaald gekweten door verrekening van de onroerende, de roerende en de bedrijfsvoorheffing en het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting.
Afdeling II
Onroerende voorheffing
Art. 277. - Als onroerende voorheffing wordt verrekend het bedrag van de onroerende voorheffing zoals bepaald in artikel 255 en verhoogd met de opcentiemen, maar dat bedrag mag niet hoger zijn dan 12,5 pct. van het kadastraal inkomen dat aan de onroerende voorheffing is onderworpen.
In afwijking van het eerste lid wordt geen onroerende voorheffing verrekend met betrekking tot het kadastraal inkomen of het gedeelte daarvan dat ingevolge de artikelen 15 en 16 niet in het belastbare inkomen is begrepen.
Art. 278. - Met betrekking tot onroerende goederen die ingevolge bijzondere wetsbepalingen of ingevolge artikel 253 van de onroerende voorheffing zijn vrijgesteld, kan de Koning, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, de verrekening van een fictieve voorheffing voorschrijven.
Deze bepaling is niet van toepassing op instellingen van openbaar nut.
Afdeling III
Roerende voorheffing
Art. 279. - Als roerende voorheffing wordt verrekend het bedrag van de roerende voorheffing vastgesteld overeenkomstig artikel 269.
Art. 280. - Ten name van de verkrijger van inkomsten van roerende goederen en kapitalen, niet zijnde dividenden en niet zijnde inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, wordt de roerende voorheffing slechts verrekend tot het bedrag van de voorheffing op de inkomsten die belastbaar zijn in verhouding tot het tijdperk waarin de belastingplichtige eigenaar of vruchtgebruiker van de roerende goederen en kapitalen of schuldeiser is geweest.
Wanneer de verkrijger van inkomsten van roerende goederen en kapitalen die goederen of kapitalen gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid, wordt de roerende voorheffing slechts verrekend tot het bedrag van de voorheffing op de inkomsten die belastbaar zijn in verhouding tot het tijdperk waarin de belastingplichtige de volle eigendom van de goederen of kapitalen heeft gehad.
Art. 281. - De roerende voorheffing betreffende dividenden waarvan de verkrijger de effecten gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid, wordt slechts verrekend op voorwaarde dat de belastingplichtige de volle eigendom van de effecten had op het ogenblik waarop de dividenden zijn toegekend of betaalbaar gesteld.
Art. 282. - Uit hoofde van dividenden wordt geen roerende voorheffing verrekend in zover de toekenning of betaalbaarstelling daarvan een waardevermindering of een minderwaarde tot gevolg heeft van de aandelen waarop de dividenden betrekking hebben.
Art. 283. - ... [Betreft alleen de BNI/ven. (zie tweede deel).]
Art. 284. - De Koning kan de verrekening van een fictieve voorheffing voorschrijven binnen de grenzen en onder de voorwaarden die Hij bepaalt met betrekking tot :
1° inkomsten van roerende goederen en kapitalen en diverse inkomsten als vermeld in artikel 90, 5° tot 7° waarvoor Hij ingevolge artikel 266 geheel of ten dele afziet van de inning van de roerende voorheffing;
2° roerende inkomsten van effecten die vóór de inwerkingtreding van de wet van 20 november 1962 houdende hervorming van de inkomstenbelastingen zijn uitgegeven.
Afdeling IV
Forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting
Art. 285. - Met betrekking tot inkomsten van roerende goederen en kapitalen en met betrekking tot diverse inkomsten als vermeld in artikel 90, 5° tot 7°, wordt met de belasting een forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting verrekend voor zover die inkomsten in het buitenland werden onderworpen aan een gelijkaardige belasting als de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners, en voor zover de desbetreffende goederen en kapitalen voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid in België worden gebruikt.
In afwijking van het eerste lid wordt met betrekking tot dividenden enkel een forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting verrekend wanneer het gaat om dividenden die zijn toegekend of toegewezen door beleggingsvennootschappen en in zover vaststaat dat deze dividenden voortkomen uit inkomsten die voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid en in artikel 289.
Art. 286. - Het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting bedraagt vijftien vijfentachtigsten van het netto-inkomen vóór aftrek van de roerende voorheffing.
Art. 287. - Met betrekking tot inkomsten van roerende goederen en kapitalen niet zijnde dividenden, alsmede tot inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, wordt het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting bepaald volgens een breuk waarvan de teller gelijk is aan de werkelijk ingehouden buitenlandse belasting uitgedrukt in een percentage van het inkomen waarop die belasting betrekking heeft, beperkt tot 15, en de noemer gelijk is aan 100 verminderd met het cijfer van de teller. Wanneer de schuldenaar van het inkomen de buitenlandse belasting heeft gedragen tot ontlasting van de verkrijger, bedraagt de noemer 100.
Art. 288. - Ten name van de verkrijger van inkomsten van roerende goederen en kapitalen niet zijnde dividenden en niet zijnde inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, wordt het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting slechts verrekend tot het deel dat betrekking heeft op de inkomsten die belastbaar zijn in verhouding tot het tijdperk waarin de belastingplichtige de volle eigendom van de goederen of kapitalen heeft gehad.
Art. 289. - Het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting wordt niet verrekend ter zake van inkomsten van schuldvorderingen en leningen die de schuldeiser in België gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid, wanneer de schuldeiser, niettegenstaande hij de verrichting in eigen naam heeft gedaan, in werkelijkheid is opgetreden voor rekening van derden die hem voor de financiering van de verrichting de nodige middelen hebben verschaft en geheel of gedeeltelijk de aan de verrichting verbonden risico's dragen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt een in het buitenland gevestigde onderneming die over een Belgische inrichting beschikt die als schuldeiser optreedt, mede als derde aangemerkt.
Afdeling V
Mate van verrekening van de onroerende voorheffing, de roerende voorheffing en het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting
Art. 290. - Voor rijksinwoners en onverminderd het bepaalde in de artikelen 277 en 278 :
1° worden de onroerende voorheffing en de fictieve onroerende voorheffing, voor zover zij betrekking hebben op goederen die niet voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, tot het bedrag van de personenbelasting verrekend;
2° mogen de als onroerende voorheffing, fictieve onroerende voorheffing en forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting verrekenbare sommen, in zover zij betrekking hebben op goederen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, niet meer bedragen dan het deel van de personenbelasting dat evenredig betrekking heeft op de beroepsinkomsten.
Art. 291. - De voorheffingen die wegens de beperkingen ingevolge artikel 290 niet kunnen worden verrekend, worden noch met de aanvullende belastingen vermeld in artikel 466 verrekend, noch aan de belastingplichtige teruggegeven.
Art. 292. - ...[Betreft alleen de Ven.B (zie tweede deel).]
Art. 293. - ...[Betreft alleen de RPB (zie tweede deel).]
Art. 294. - De bepalingen van de artikelen 290 tot 292 zijn, volgens het in de artikelen 243 tot 245 en 246, 1°, bepaalde onderscheid, eveneens van toepassing op niet-inwoners als vermeld in artikel 227.
Voor niet-inwoners als vermeld in de artikelen 232 en 233 die in België andere inkomsten verkrijgen dan inkomsten uit onroerende goederen of beroepsinkomsten, wordt met de volgens de artikelen 243 tot 246, 1°, berekende belasting geen verrekening verricht uit hoofde van voorheffingen op die andere inkomsten.
Geen voorheffingen worden verrekend met de bijzondere afzonderlijke aanslag op niet verantwoorde kosten, gevestigd ingevolge artikel 246, 2°.
Voor niet-inwoners als vermeld in artikel 234, die in België andere inkomsten verkrijgen dan die vermeld in voornoemd artikel, wordt met de volgens artikel 247 berekende belasting geen verrekening verricht uit hoofde van voorheffingen op die andere inkomsten.
Art. 295. - De Koning regelt de uitvoering van de artikelen 276 tot 294.
Afdeling VI
Bedrijfsvoorheffing
Art. 296. - Met de belasting, eventueel verminderd met de onroerende voorheffing, de roerende voorheffing en het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting, wordt het bedrag van de geheven bedrijfsvoorheffing verrekend.
Art. 304. - § 1. ...
§ 2. Bij belastingplichtigen die aan de personenbelasting zijn onderworpen, wordt het eventuele overschot van de in artikelen 279 en 284 vermelde werkelijke of fictieve roerende voorheffingen, van de in de artikelen 270 tot 272 vermelde bedrijfsvoorheffingen en van de in de artikelen 157 tot 168 en 175 vermelde voorafbetalingen desvoorkomend verrekend met de aanvullende belastingen op de personenbelasting, en wordt het saldo teruggegeven indien het ten minste 100 frank bedraagt.
Bij binnenlandse vennootschappen wordt het eventuele overschot van de in artikel 279 vermelde roerende voorheffing en van de in artikelen 157 tot 168 en 218 vermelde voorafbetalingen desvoorkomend verrekend met de bijzondere afzonderlijke aanslagen gevestigd ingevolge artikel 219 en wordt het saldo teruggegeven indien het ten minste 100 frank bedraagt.
Bij belastingplichtigen die ingevolge de artikelen 232 en 233 aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen :
1° zijn het eerste en tweede lid van deze paragraaf onderscheidenlijk van toepassing op de belasting berekend volgens de artikelen 243 tot 245 of 246;
2° wordt de bijzondere aanslag ingevolge artikel 301 voor de toepassing van dit artikel met een voorafbetaling gelijkgesteld, mits die aanslag betrekking heeft op onroerende goederen die winst opbrengen als vermeld in artikel 228, § 2, 3°, a.
Afdeling IV - Verrekening van voorheffingen
Onderafdeling I - Fictieve onroerende voorheffing
Nummer 276/1
Art. 120. - Een fictieve onroerende voorheffing wordt toegekend met betrekking tot de inkomsten uit onroerende goederen die ingevolge artikel 253, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of ingevolge bijzondere wetsbepalingen van onroerende voorheffing zijn vrijgesteld.
Die fictieve onroerende voorheffing is gelijk aan 12,5 pct. van het kadastrale inkomen van de voormelde onroerende goederen; zij mag echter niet meer bedragen dan 5 pct. van het kadastrale inkomen wanneer het belastingplichtigen betreft als vermeld in artikel 216, 2°, van hetzelfde Wetboek.
Onderafdeling II - Fictieve roerende voorheffing
Art. 121. - § 1. De te verrekenen fictieve roerende voorheffing met betrekking tot inkomsten van roerende goederen en kapitalen waarvoor geheel of gedeeltelijk van de inning van roerende voorheffing is afgezien, is gelijk aan :
1° vijfentwintig vijfenzeventigsten van het geïnde of verkregen nettobedrag van premies van Belgische overheidsfondsen die vóór 1 december 1962 zijn uitgegeven en waarop, overeenkomstig artikel 113, § 3, a, geheel is afgezien van de inning van roerende voorheffing;
2° het verschil tussen vijfentwintig vijfenzeventigsten van het geïnde of verkregen nettobedrag en de werkelijk verschuldigde roerende voorheffing voor :
a) premies en interest van vóór 1 december 1962 uitgegeven Belgische overheidsfondsen en inkomsten van obligaties, kasbons of andere soortgelijke effecten, van schuldvorderingen en leningen, die worden verleend of toegekend ter uitvoering van vóór 1 december 1962 gesloten overeenkomsten waarop, overeenkomstig artikel 113, § 4, de roerende voorheffing is geheven tegen een tarief van 12,5 pct.;
b) inkomsten van deposito's met vaste termijn of met opzeggingstermijn die vóór 1 december 1962 aan depositarissen zijn toevertrouwd, waarop overeenkomstig artikel 114, § 3, de roerende voorheffing is geheven tegen een tarief van 12,5 pct.;
3° vijftien vijfentachtigsten van het geïnde of verkregen nettobedrag met betrekking tot :
a) inkomsten van overheidsfondsen als vermeld in artikel 113, § 3, b;
b) loten van vóór 1 december 1962 uitgegeven Belgische overheidsfondsen waarop overeenkomstig artikel 113, § 3, a, geheel is afgezien van de inning van roerende voorheffing;
4° het verschil tussen vijftien vijfentachtigsten van het geïnde of verkregen nettobedrag en de werkelijk verschuldigde roerende voorheffing met betrekking tot niet in 3°, b, vermelde loten van vóór 1 december 1962 uitgegeven Belgische overheidsfondsen.
§ 2. Wanneer de overeenkomstig artikel 126 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 samengevoegde belastbare inkomsten, interest omvatten van verschillende in § 1, 2°, b, vermelde deposito's, wordt geen fictieve roerende voorheffing verrekend voor de schijf van het totale bedrag van de toegekende interest waarop de roerende voorheffing tegen 25 pct. zou zijn geheven indien die interest door een enkel deposito was voortgebracht.
§ 3. Onder geïnd of verkregen nettobedrag als vermeld in § 1 wordt verstaan het nettobedrag van de inkomsten na aftrek van de werkelijk ingehouden roerende voorheffing maar vóór aftrek van de innings- en bewaringskosten en van andere soortgelijke kosten.
Art. 122. - Artikel 121 is van toepassing op de in § 1 van dat artikel vermelde inkomsten die in de belastbare grondslag van de inkomstenbelastingen zijn opgenomen.
Onderafdeling III
Mate van verrekening
Art. 123. - De onroerende voorheffing, de fictieve onroerende voorheffing, de roerende voorheffing, de fictieve roerende voorheffing en het forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting worden, in de mate bepaald in de artikelen 276 tot 294 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners verrekend voor zover zij betrekking hebben op inkomsten die in de belastbare grondslag van die belastingen zijn opgenomen.
Art. 124. - Voor de toepassing van artikel 125 verstaat men :
1° onder "samengeteld gedeelte van het belastbare inkomen" : het gedeelte van het inkomen dat belast wordt volgens de artikelen 130 tot 170, 178, 517 en 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
2° onder "afzonderlijk belast gedeelte van het inkomen" : het gedeelte van het belastbare inkomen waarop de belasting afzonderlijk wordt berekend overeenkomstig de artikelen 171 tot 174 van hetzelfde Wetboek;
3° onder "samengetelde nettoberoepsinkomsten" : de nettoberoepsinkomsten die onder het in 1° vermelde samengetelde gedeelte van het belastbare inkomen opgenomen zijn;
4° onder "afzonderlijk belaste nettoberoepsinkomsten" : de nettoberoepsinkomsten die in het in 2° vermelde afzonderlijk belaste gedeelte van het inkomen begrepen zijn;
5° onder "totaal van de samengetelde netto-inkomsten" : de gezamenlijke netto-inkomsten van de verschillende categorieën, uitgezonderd het in 2° vermelde afzonderlijk belaste gedeelte.
Art. 125. - Het in artikel 290, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde deel van de personenbelasting dat evenredig betrekking heeft op de beroepsinkomsten, is gelijk aan de som van de personenbelasting die betrekking heeft op de afzonderlijk belaste nettoberoepsinkomsten, en het produkt dat wordt verkregen door het bedrag van de personenbelasting dat betrekking heeft op het samengetelde gedeelte van het belastbare inkomen, te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller het bedrag is van de samengetelde nettoberoepsinkomsten en de noemer het totaal van de samengetelde netto-inkomsten.
1. Nomenclatuur - Gebruikte afkortingen
Nummer 276/2
Onroerende voorheffing (werkelijke) :
- betreffende onroerende inkomsten met privé-karakter OV/privé
- betreffende onroerende inkomsten met beroepskarakter OV/bedrijf
Onroerende voorheffing (fictieve) :
- betreffende onroerende inkomsten met privé-karakter FOV/privé
- betreffende onroerende inkomsten met beroepskarakter FOV/bedrijf
Roerende voorheffing (werkelijke) :
- betreffende roerende inkomsten met privé-karakter RV/roer.-privé
- betreffende roerende inkomsten met beroepskarakter RV/roer.-bedrijf
- betreffende diverse inkomsten RV/div.
Roerende voorheffing (fictieve) :
- betreffende roerende inkomsten met privé-karakter FRV/roer.-privé
- betreffende roerende inkomsten met beroepskarakter FRV/roer.-bedrijf
- betreffende diverse inkomsten FRV/div.
Forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting betreffende roerende inkomsten met beroepskarakter FBB
Bedrijfsvoorheffing :
- op bezoldigingen van werknemers, op pensioenen, renten enz. BVL
- op bezoldigingen van bestuurders enz. BV/adm.
- op bezoldigingen van werkende vennoten BV/ven.
– op sommige diverse inkomsten van niet-roerende aard BV/div.
Voorafbetalingen VA Aanvullende gemeentebelasting op de PB PB/gem.
Aanvullende agglomeratiebelasting op de PB PB/agg.
2. Inleidende toelichting
Nummer 276/3
De overeenkomstig de art. 130 tot 178, WIB 92, berekende PB geeft meestal nog niet het bedrag dat van de belastingplichtige moet worden gevorderd. Om dat bedrag te bepalen moet immers rekening worden gehouden met :
- de werkelijke voorheffingen die van bepaalde delen van het belastbare inkomen reeds zijn geheven (OV, RV, BV);
- de fictieve voorheffingen, zijnde sommen die geacht worden te zijn geheven en waarvan de verrekening strekt tot het behoud van bepaalde vrijstellingen of verminderingen die aan de belastingplichtige inzake voorheffingen zijn verleend (FOV, FRV);
- het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting waarvan de verrekening ertoe strekt in een zekere mate dubbele belasting te vermijden van sommige inkomsten die reeds in het buitenland zijn belast (FBB);
- de voorafbetalingen (VA) .
[Zie dienaangaande de commentaar op art. 157, WIB 92.]
3. Indeling van de verrekenbare voorheffingen en bestanddelen en volgorde van verrekening
Nummer 276/4
De voorheffingen en de andere met de PB te verrekenen bestanddelen worden in twee categorieën ingedeeld :
1° die welke slechts in een beperkte mate worden verrekend en niet worden terugbetaald (gewoonlijk "niet terugbetaalbare voorheffingen" genoemd);
2° die welke volledig worden verrekend en eventueel worden terugbetaald (doorgaans "terugbetaalbare voorheffingen" genoemd).
De toepassing van de in 276/0 en 1 aangehaalde wettelijke en reglementaire bepalingen impliceert dat, gelet op het feit dat ze niet alle integraal verrekenbaar en/of terugbetaalbaar zijn, de voorheffingen en verrekenbare bestanddelen in een welbepaalde volgorde in mindering moeten worden gebracht.
Eerst moeten de niet terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen worden verrekend en vervolgens de terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen.
4. Schifting van sommige voorheffingen en verrekenbare bestanddelen naar hun privé- of hun beroepskarakter
Nummer 276/5
Daar de beperkingen inzake verrekening van de OV en de FOV verschillen naargelang die voorheffingen betrekking hebben op inkomsten die hun aard van inkomsten van onroerende goederen behouden, dan wel op inkomsten van onroerende goederen die krachtens art. 37, 1e lid, WIB 92, als beroepsinkomsten worden aangemerkt omdat die goederen voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van die inkomsten worden gebruikt, bestaat er aanleiding toe die voorheffingen in voorkomend geval te splitsen in een privé-gedeelte en in een beroepsgedeelte.
Daar de RV en de FRV die betrekking hebben op de in art. 37,1e lid, WIB 92, vermelde inkomsten van roerende goederen en kapitalen moeten worden afgetrokken van de belasting die tot grondslag dient voor de berekening van de in art. 157, WIB 92, bedoelde vermeerdering, is een gelijkaardig onderscheid nodig inzake RV en FRV.
5. Algemene vereiste voor verrekening
Nummer 276/6
Krachtens art. 123, KB/WIB 92, worden de OV, de FOV, de RV, de FRV en het FBB slechts verrekend voor zover zij betrekking hebben op inkomsten die in de belastbare grondslag van de PB zijn opgenomen (zie evenwel 276/11).
6. Voorheffingen die niet met de Ven.B kunnen worden verrekend
Nummer 276/7
Wanneer de door een vennootschap gedragen voorheffingen niet integraal met de Ven.B kunnen worden verrekend, kan het overschot niet worden verrekend met de PB van de aandeelhouders of vennoten.
B. VASTSTELLING VAN DE IN BEGINSEL VERREKENBARE BEDRAGEN VAN VOORHEFFINGEN EN ERMEDE GELIJKGESTELDE BESTANDDELEN
1. OV (privé en bedrijf)
a) Algemene regel
Nummer 276/8
Wat de OV/privé betreft, is het in principe te verrekenen bedrag steeds gelijk aan 12,5 % van de geïndexeerde KI's (zie 276/16) die in de belastbare grondslag van de PB begrepen zijn, zelfs indien in feite, zoals voor het jaar van ingebruikneming van een nieuw opgericht onroerend goed, geen OV verschuldigd is of indien de onroerende goederen gelegen zijn in een gemeente waar het tarief van de OV lager is dan 12,5 %.
Het in principe te verrekenen bedrag van de OV/bedrijf is gelijk aan 12,5 % van het geïndexeerde KI van de onroerende goederen of de gedeelten daarvan die voor beroepsdoeleinden worden gebruikt.
Nummer 276/9
Wanneer een onroerend goed in erfpacht is gegeven, mag de OV alleen ten name van de erfpachter, d.w.z. de belastingplichtige die het KI moet aangeven, verrekend worden.
b) KI dat niet in het belastbare inkomen is begrepen
Nummer 276/10
Art. 277, 2e lid, WIB 92, bepaalt dat geen OV wordt verrekend met betrekking tot het KI of het gedeelte van het KI dat ingevolge de art. 15 en 16, WIB 92, niet in het belastbare inkomen is begrepen.
Wanneer art. 15, WIB 92 (vermindering van het KI wegens onproduktiviteit van het onroerend goed of wegens het verlies of het ontbreken van het genot van inkomsten) of art. 16, WIB 92 (woningaftrek) is toegepast, wordt slechts de OV in verband met het in het belastbare inkomen begrepen gedeelte van het KI verrekend.
Nummer 276/11
Die regel is echter niet van toepassing op het KI of het gedeelte van het KI dat uit de belastbare grondslag van de PB is verdwenen ingevolge de gewone interestaftrek als bedoeld in art. 14, WIB 92.
c) Genot van een onroerend goed tijdens een gedeelte van het belastbare tijdperk
Nummer 276/12
Wanneer de eigendom, het vruchtgebruik enz., van een onroerend goed tijdens het belastbare tijdperk op een andere persoon is overgegaan, mag voor ieder van de betrokkenen de OV worden verrekend in verband met het gedeelte van het geïndexeerde KI dat in zijn belastbare inkomsten moet voorkomen, ongeacht wie onder hen als belastingplichtige in het kohier van de OV is opgenomen of wie de OV in feite heeft gedragen.
d) Bijzonderheid inzake bepaling van de OV/bedrijf
Nummer 276/13
Wanneer een voor beroepsdoeleinden aangewend onroerend goed niet gedurende het gehele belastbare tijdperk voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid is gebruikt, wordt het bedrag van de verrekenbare OV/bedrijf bepaald in verhouding tot het aantal maanden gebruik tijdens het belastbare tijdperk. Voor de maand van aanvang of beëindiging van het gebruik voor beroepsdoeleinden, wordt de toestand op de 16e van de betrokken maand in acht genomen.
e) Belastbaar tijdperk waarvoor de OV wordt verrekend
Nummer 276/14
De OV die werkelijk voor een belastbaar tijdperk is verschuldigd, wordt verrekend met de PB die slaat op de inkomsten van dat tijdperk, zelfs wanneer de OV slechts na het verstrijken van het inzake PB belastbare tijdperk is gevestigd en/of betaald.
Nummer 276/15
De in beginsel verrekenbare OV/bedrijf in verband met onroerende goederen welke een belastingplichtige, die anders dan per kalenderjaar boekhoudt, voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt, omvat eensdeels het gedeelte van de OV dat evenredig slaat op het tijdperk van de eerste dag van het boekjaar tot 31 december daaropvolgend, en anderdeels het gedeelte van de OV dat evenredig betrekking heeft op het tijdperk van de daaropvolgende 1 januari tot de afsluitingsdatum van het boekjaar.
f) Jaarlijkse indexatie van het KI
Nummer 276/16
Met ingang van het aj. 1992 en tot het in werking treden van de volgende algemene perekwatie van de kadastrale inkomens, wordt het door de Administratie van het Kadaster vastgestelde KI jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk.
Vanaf het aj. 1992 moet de verrekenbare OV derhalve worden berekend op het geïndexeerde KI (zie 518/10).
[De verrekening van een FOV is niet meer van toepassing met ingang van het aj. 1994.]
2. FOV (privé en bedrijf)
a) Inkomsten waarvoor een FOV wordt toegekend
Nummer 276/17
Krachtens art. 278, WIB 92, en art. 120, 1e lid, KB/WIB 92, wordt een FOV toegekend met betrekking tot de inkomsten uit onroerende goederen die ingevolge bijzondere wetsbepalingen van OV zijn vrijgesteld (zie 253/121 en volgende).
b) Vaststelling van het bedrag
Nummer 276/18
Het bedrag van de FOV is krachtens art. 120, 2e lid, KB/WIB 92, gelijk aan 12,5 % van het geïndexeerde KI van die onroerende goederen.
3. RV/roer. en FRV/roer. (privé en bedrijf)
a) Principe
Nummer 276/19
Het in principe als RV/roer.-privé of FRV/roer.- privé te verrekenen bedrag is gelijk aan het geïnde of verkregen nettobedrag (zie 276/20), vermenigvuldigd met :
- 1/4 voor wat de dividenden van AFV-aandelen betreft;
- 1/3 voor wat betreft :
- de andere dividenden;
- de andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen dan dividenden, die zijn verleend of toegekend ter uitvoering van vóór 1.3.1990 gesloten overeenkomsten;
- 1/9 voor wat betreft de andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen dan dividenden, die zijn verleend of toegekend ter uitvoering van vanaf 1.3.1990 gesloten overeenkomsten.
Nummer 276/20
Onder "geïnd of verkregen nettobedrag" wordt verstaan het nettobedrag van de inkomsten na aftrek van de werkelijk ingehouden RV, maar vóór aftrek van de innings- en bewaringskosten en van andere soortgelijke kosten.
Nummer 276/21
In het stadium van de verrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen RV/roer.-privé en FRV/roer.-privé; zij worden verder als "RV/roer.-privé" aangegeven.
b) Proratering van de verrekening van de RV/roer.-privé m.b.t. andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen dan dividenden en royalty's
Nummer 276/22
Ten name van de verkrijger van inkomsten van roerende goederen en kapitalen, niet zijnde dividenden en niet zijnde royalty's (inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen), wordt de RV/roer.-privé slechts verrekend tot het bedrag van de voorheffing op de inkomsten die belastbaar zijn in verhouding tot het tijdperk waarin de belastingplichtige eigenaar of vruchtgebruiker van de roerende goederen en kapitalen of schuldeiser is geweest (art. 280, 1e lid, WIB 92).
c) Bijzondere gevallen
Aankoop of verkoop van vastrentende effecten tussen twee vervaldagen
Nummer 276/23
De inkomsten van vastrentende effecten (1) omvatten benevens de interest van eventuele coupons, iedere som die door de schuldenaar van de inkomsten boven het kapitaal wordt betaald of toegekend bij de terugbetaling of de inkoop van het effect, ongeacht of die al dan niet plaats heeft op de bij de overeenkomst vastgestelde vervaldag.
[Zie art. 2, § 4, WIB 92, voor de definitie van vastrentende effecten.]
Bij aankoop of verkoop van effecten tussen twee vervaldagen, of vóór de vervaldag wanneer de interest wordt gekapitaliseerd, worden de inkomsten naargelang van het geval geacht te zijn toegekend bij de toekenning of betaalbaarstelling van de interest op de vervaldag van de coupon, bij de tussentijdse verhandeling (verkoop) van het effect of bij de terugbetaling of inkoop van het effect.
Nummer 276/24
Met betrekking tot obligaties, kasbons, kapitalisatiebons, zerobons en andere soortgelijke effecten van Belgische oorsprong die tussentijds worden verhandeld (en waarvoor in principe geen mogelijkheid tot vrijstelling van RV bestaat), is de RV/roer.-privé in principe verrekenbaar in verhouding tot het tijdperk waarin de belastingplichtige eigenaar of vruchtgebruiker van de effecten is geweest.
Nummer 276/25
Met betrekking tot vastrentende effecten van buitenlandse oorsprong die tussentijds worden verhandeld, wordt geen enkele verrekening van RV toegestaan, tenzij de belastingplichtige onbetwistbaar het bewijs aanbrengt dat de inkomsten, bij de aanbieding van de desbetreffende effecten op de vervaldag daadwerkelijk in België aan de RV werden onderworpen, in welk geval de in 276/22 bedoelde prorata-verrekening in principe zal kunnen worden toegepast.
Terugbetalingspremies van door de Staat en het Wegenfonds uitgegeven leningen
Nummer 276/26
De terugbetalingspremies m.b.t. de door de Staat of het Wegenfonds uitgegeven leningen die vervroegd worden terugbetaald worden gerangschikt onder de interesten van vastrentende effecten. Er is beslist dat die premies moeten worden geacht betrekking te hebben op de laatste periode waarvoor interest werd toegekend of betaalbaar gesteld of, anders gezegd, op de periode die begrepen is tussen de laatste aan de vervroegde terugbetaling voorafgaande vervaldag van de inkomsten en de datum van die terugbetaling.
Die premies vormen derhalve een belastbaar inkomen ten name van elke opeenvolgende houder van de effecten tijdens de laatste periode waaraan de interest van de bedoelde leningen verbonden is, en zulks in verhouding tot de duur waarin hij gedurende diezelfde periode houder is geweest.
Nummer 276/27
De RV/roer.-privé die betrekking heeft op de bedoelde terugbetalingspremies wordt verrekend tot het bedrag van de voorheffing op de inkomsten die belastbaar zijn in verhouding tot de bovenvermelde periode waarin de belastingplichtige eigenaar of vruchtgebruiker van de effecten is geweest.
d) Roerende goederen en kapitalen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten worden gebruikt
Regel
Nummer 276/28
De RV/roer.-bedrijf en de FRV/roer.-bedrijf m.b.t. inkomsten van roerende goederen en kapitalen die als beroepsinkomsten moeten worden aangemerkt worden berekend op de in 276/19 bepaalde wijze.
Er gelden echter specifieke regels inzake de verrekening van de RV wanneer de verkrijger van inkomsten van roerende goederen en kapitalen die goederen of kapitalen gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid. Die regels worden hierna beknopt uiteengezet. Voor meer details wordt verwezen naar het deel Ven.B.
In het stadium van de verrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen de RV/roer.-bedrijf en de FRV/roer.-bedrijf; zij worden verder als "RV/roer.-bedrijf" aangegeven.
Beperking van de verrekening van de RV/roer.bedrijf m.b.t. dividenden
Waardeverminderingen en minderwaarden
Nummer 276/29
Krachtens art. 282, WIB 92, wordt geen RV/roer.- bedrijf verrekend uit hoofde van dividenden in zover de toekenning of betaalbaarstelling daarvan een waardevermindering of een minderwaarde tot gevolg heeft van de aandelen waarop de dividenden betrekking hebben.
Nummer 276/30
Op fiscaal vlak is er slechts sprake van :
- een waardevermindering wanneer de werkelijke waarde van een aandeel op de afsluitingsdatum van het boekjaar waarin het dividend wordt toegekend of betaalbaar gesteld, lager is dan de fiscale waarde van het desbetreffende aandeel op de afsluitingsdatum van het vorige boekjaar;
- een minderwaarde wanneer de fiscale waarde van het desbetreffende aandeel op het ogenblik van realisatie hoger is dan de overdrachtsprijs ervan.
Het is ter zake echter zonder belang of de waardevermindering al dan niet werd geboekt.
Eigendomsvoorwaarde
Nummer 276/31
De RV/roer.-bedrijf betreffende dividenden waarvan de verkrijger de effecten gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid wordt slechts verrekend op voorwaarde dat de belastingplichtige de volle eigendom van de effecten had op het ogenblik waarop de dividenden zijn toegekend of betaalbaar gesteld (art. 281, WIB 92).
Beperking van de verrekening van de RV/roer.-bedrijf m.b.t. andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen dan dividenden en royalty's
Nummer 276/32
Krachtens art. 280, 2e lid, WIB 92, wordt de RV, wanneer de verkrijger van inkomsten van roerende goederen en kapitalen die goederen of kapitalen gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid, slechts verrekend tot het bedrag van de voorheffing op de inkomsten die belastbaar zijn in verhouding tot het tijdperk waarin de belastingplichtige de volle eigendom van de goederen of kapitalen heeft gehad.
e) Niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen belastbare inkomsten
Nummer 276/33
Geen RV of FRV kan worden verrekend in verband met inkomsten die krachtens art. 21, WIB 92, niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen worden aangemerkt (b.v. eerste schijf van 50.000 F - te indexeren bedrag - inkomsten van sommige spaar- of gelddeposito's).
Er wordt evenmin RV verrekend in verband met het deel van de inkomsten van deposito's als bedoeld in art. 21, 5°, WIB 92, dat het aldaar bepaalde vrijgestelde bedrag van 50.000 F (te indexeren bedrag) overtreft en toch geen RV heeft ondergaan (zie ook commentaar op art. 21, WIB 92).
f) Liquidatiebonussen van binnenlandse vennootschappen
Nummer 276/34
Geen FRV/roer. mag worden verrekend met betrekking tot :
- inkomsten uit aandelen betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van andere binnenlandse vennootschappen dan beleggingsvennootschappen;
- inkomsten uit aandelen betaald of toegekend bij verkrijging van eigen aandelen door andere binnenlandse vennootschappen dan beleggingsvennootschappen.
Wanneer de aandelen die de inkomsten opbrengen niet voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, moeten die inkomsten nooit worden aangegeven; zij genieten dus een feitelijke vrijstelling van PB.
4. RV/div. en FRV/div.
Nummer 276/35
Met betrekking tot diverse inkomsten van roerende aard is het als RV/div. en FRV/div. in aanmerking te nemen verrekenbare bedrag gelijk aan :
- ofwel 10/90 (1/9) van het geïnde bedrag, wanneer het gaat om :
- loten van effecten van vanaf 1.3.1990 uitgegeven leningen van Belgische oorsprong ;
[In de praktijk dateert de laatste Belgische lotenlening van 1941.]
- loten van effecten van vanaf 1.3.1990 uitgegeven leningen van buitenlandse oorsprong die werkelijk aan de RV van 10 % onderworpen geweest zijn.
- ofwel 25/75 (1/3) van het geïnde bedrag, wanneer het gaat om :
- loten van effecten van vóór 1.3.1990 uitgegeven leningen van Belgische oorsprong die niet van elke belasting vrijgesteld zijn;
- loten van effecten van vóór 1.3.1990 uitgegeven leningen van buitenlandse oorsprong die werkelijk aan de RV van 25 % onderworpen geweest zijn.
In het stadium van de verrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen RV/div. en FRV/div.; zij worden verder als "RV/div." aangegeven.
5. FBB
a) Inkomsten waarvoor een FBB wordt verrekend
Nummer 276/36
Met betrekking tot inkomsten van roerende goederen en kapitalen en diverse inkomsten van roerende aard wordt een FBB verrekend met de PB, mits de volgende voorwaarden vervuld zijn :
- die inkomsten moeten in het buitenland onderworpen geweest zijn aan een gelijkaardige belasting als de PB, de Ven.B of de BNI;
- de desbetreffende goederen en kapitalen moeten voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid in België worden gebruikt.
Er wordt dus geen FBB verrekend, wanneer de belastingplichtige die goederen en kapitalen in het buitenland voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt.
Nummer 276/37
In afwijking van dit principe, wordt m.b.t. dividenden geen FBB verrekend, tenzij :
- wanneer het gaat om dividenden die zijn toegekend of toegewezen door beleggingsvennootschappen;
- in zover vaststaat dat die dividenden voortkomen uit inkomsten die voldoen aan de in 276/36 en 276/42 tot 46 vermelde voorwaarden.
b) In beginsel te verrekenen bedrag
Nummer 276/38
Overeenkomstig art. 286, WIB 92, bedraagt het FBB vijftien vijfentachtigsten van het netto-inkomen vóór aftrek van de RV.
Schematisch wordt het bedrag van het FBB bepaald door het bedrag van het werkelijk geïnde of verkregen inkomen vóór aftrek van de innings- en bewaringskosten en andere soortgelijke (Belgische en/of buitenlandse) kosten, te vermenigvuldigen met de breuk :
- 15/85 indien de desbetreffende inkomsten de RV niet ondergaan hebben;
- 20/85 indien de inkomsten een RV van 25 % ondergaan hebben ; [Daar de breuk (20/58) wordt toegepast op een inkomen waarvan de RV is afgetrokken, is zij uiteraard verschillend van die welke wordt toegepast op een inkomen waarvan geen RV is afgetrokken (20/85 x 75 % = 15/85).]
- 10/51 indien de inkomsten een RV van 10 % ondergaan hebben . [10/51 x 90 % = 15/85.]
Nummer 276/39
Met betrekking tot andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen dan dividenden, alsmede tot inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, wordt het FBB bepaald volgens een breuk :
- waarvan de teller gelijk is aan de werkelijk ingehouden buitenlandse belasting uitgedrukt in een percentage van het inkomen waarop die belasting betrekking heeft, maar beperkt tot 15 % van dat inkomen;
- waarvan de noemer gelijk is aan 100, verminderd met het cijfer van de teller.
Wanneer de schuldenaar van het inkomen de buitenlandse belasting heeft gedragen tot ontlasting van de verkrijger, is de noemer gelijk aan 100.
Nummer 276/40
De aandacht wordt er evenwel op gevestigd dat het verrekenbare bedrag van het FBB moet worden bepaald met inachtneming van de bijzonderheden die in de dubbelbelastingverdragen zijn vastgesteld.
c) Beperking van de verrekening van het FBB m.b.t. andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen dan dividenden en royalty's
Nummer 276/41
Ten name van de verkrijger van inkomsten van roerende goederen en kapitalen niet zijnde dividenden en niet zijnde royalty's (inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen), wordt het FBB slechts verrekend tot het deel dat betrekking heeft op de inkomsten die belastbaar zijn in verhouding tot het tijdperk waarin de belastingplichtige de volle eigendom van de goederen of kapitalen heeft gehad.
d) Gevallen waarin geen FBB wordt verrekend
Nummer 276/42
Krachtens art. 289, WIB 92, wordt geen FBB verrekend voor bepaalde inkomsten van buitenlandse oorsprong die zijn geïnd in het kader van een door de schuldeiser in België uitgeoefende beroepswerkzaamheid wanneer die inkomsten voortkomen van :
- ofwel schuldvorderingen, met dien verstande dat dit begrip eveneens deposito's, kredieten, kredietopeningen en voorschotten in rekening-courant omvat;
- ofwel leningen.
De voormelde wettelijke bepaling heeft tot doel te vermijden dat het FBB zou worden verleend voor inkomsten van schuldvorderingen en leningen die in België worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de schuldeiser wanneer deze, hoewel hij de verrichting in eigen naam heeft gedaan, in werkelijkheid is opgetreden voor rekening van derden, hetgeen meestal het geval is indien die derden :
- de nodige middelen verschaffen voor de financiering van de verrichting;
- en geheel of gedeeltelijk de aan de verrichting verbonden risico's dragen.
Nummer 276/43
Schematisch worden dus de inkomsten van financiële verrichtingen bedoeld waarbij zijn betrokken:
1° een Belgische belastingplichtige die in zijn naam leningen toestaat aan één of meer buitenlandse ontleners met fondsen die hem worden verstrekt door derden, niet-inwoners, die direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, het risico van de verrichting dragen;
2° één of meer buitenlandse ontleners die niet noodzakelijk kennis hebben van het opgezette mechanisme en dus eventueel niet van het bestaan van de derden afweten;
3° één of meer derden die uiteindelijk de werkelijke leners en verkrijgers van de inkomsten zijn.
Nummer 276/44
Opdat de verrekening van het FBB kan worden geweigerd, moeten dus niet alleen de financiering van de verrichting doch ook de risico's ervan door dezelfde in het buitenland verblijvende derde(n) worden gedragen. Een verrichting die door een derde wordt gefinancierd en waarvan de risico's worden gedragen door een andere derde is dus niet beoogd, behalve indien er banden bestaan tussen de lener en degene die het risico draagt (Verslag namens de Commissie voor de Financiën, Kamer, Zitting 1984-1985, Stuk 1010, nr. 13, blz. 73). Ter zake moet het hier gebruikte begrip "banden" worden verstaan als banden van afhankelijkheid in de zin van art. 26, WIB 92 (zie dienaangaande 26/4 tot 26/6).
Nummer 276/45
Er wordt op gewezen dat :
- elke vennootschap die van een groep deel uitmaakt als een afzonderlijke derde moet worden beschouwd (Verslag namens de Commissie voor de Financiën, Kamer, Zitting 1984-1985, Stuk 1010, nr. 13, blz. 73);
- een in het buitenland gevestigde onderneming een derde is ten opzichte van haar Belgische inrichting.
Nummer 276/46
Rekening houdend met de bewoordingen van art. 289, WIB 92, is die bepaling van toepassing wanneer blijkt dat de Belgische tussenpersoon ontheven wordt van de terugbetaling -zelfs gedeeltelijk- van de voorgeschoten sommen indien de ontlener zijn verplichtingen niet zou kunnen nakomen.
e) Bewijs van belasting in het buitenland
Nummer 276/47
In principe moet de belastingplichtige met alle toegelaten rechtsmiddelen aantonen dat de buitenlandse inkomsten waarvoor hij de verrekening van een FBB wil verkrijgen, aan de ter zake gestelde voorwaarden voldoen.
6. BV
Nummer 276/48
Het bedrag van de geheven BV wordt verrekend met de belasting, eventueel verminderd met de OV, de RV en het FBB (art. 296, WIB 92).
Het betreft de BV/adm., de BV/ven., de BVL en de BV/div.
De in aanmerking te nemen bedragen zijn doorgaans die welke vermeld zijn op de fiches 281 die door de schuldenaar van de inkomsten op naam van de belastingplichtige opgesteld zijn (zie evenwel 312/42).
7. VA
Nummer 276/49
De VA die met de PB worden verrekend, zijn die welke de belastingplichtige heeft gestort om de belastingvermeerdering als bepaald in art. 157, WIB 92, te vermijden en/of om de krachtens art. 175, WIB 92, verleende bonificatie te genieten (zie commentaar op art. 157, WIB 92).
De als VA in aanmerking te nemen bedragen zijn vermeld op het rekeninguittreksel VA dat bij de aangifte in de PB moet gevoegd worden.
C. VERREKENING VAN DE NIET TERUGBETAALBARE VOORHEFFINGEN EN BESTANDDELEN
1. Algemeen
Nummer 276/50
De niet terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen zijn :
1° de OV (privé en bedrijf);
2° de FOV (privé en bedrijf);
3° het FBB.
Zij kunnen in twee groepen worden ingedeeld :
1° de voorheffingen en bestanddelen die verrekend worden met het gedeelte van de PB dat op de beroepsinkomsten slaat :
- de OV/bedrijf;
- de FOV/bedrijf;
- het FBB.
2° de voorheffingen die met de totale PB verrekend worden :
- de OV/privé;
- de FOV/privé.
Nummer 276/51
Gelet op de regels die voor de verrekening ervan van toepassing zijn, moeten eerst de OV/bedrijf, de FOV/bedrijf en het FBB - binnen de bepaalde beperkingen - worden verrekend met het deel van de PB dat op de beroepsinkomsten slaat; de OV/privé en de FOV/privé worden vervolgens verrekend ten belope van het deel van de PB dat overblijft na verrekening van de eerstvermelde voorheffingen en bestanddelen.
Nummer 276/52
De voorheffingen die wegens die beperkingen niet kunnen worden verrekend, mogen niet worden verrekend met de PB/gem. en de PB/agg., noch aan de belastingplichtige worden teruggegeven.
2. Voorheffingen en bestanddelen die verrekend worden met het gedeelte van de PB dat op de beroepsinkomsten slaat
a) In beginsel te verrekenen bedragen
Nummer 276/53
Voor de vaststelling van het in beginsel te verrekenen bedrag van die voorheffingen en bestanddelen, wordt verwezen naar 276/8 tot 18 (OV/bedrijf en FOV/bedrijf) en naar 276/36 tot 47 (FBB).
b) Beperking van de verrekening
Nummer 276/54
In het stadium van de verrekening worden de OV/bedrijf, de FOV/bedrijf en het FBB samengevoegd. De som van die bestanddelen mag slechts verrekend worden ten belope van het gedeelte van de PB dat slaat op de nettoberoepsinkomsten die gezamenlijk of afzonderlijk belast worden (waarbij de inkomsten van echtgenoten samen genomen worden).
Nummer 276/55
Dat gedeelte is gelijk aan het samengetelde bedrag van :
- de belasting die omgeslagen is over de tegen het volle en de tegen het verlaagde tarief belastbare nettoberoepsinkomsten (in voorkomend geval van beide echtgenoten), verminderd met de vermindering voor de erin begrepen pensioenen en vervangingsinkomsten (vol en verlaagd tarief) en met de vermindering van 50 % voor de tegen het verlaagde tarief belastbare beroepsinkomsten;
- de PB op de afzonderlijk belaste beroepsinkomsten.
Voor de omslag van de belasting, de vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten en de vermindering van 50 % voor inkomsten van buitenlandse oorsprong, wordt verwezen naar de commentaar op de art. 130, 146 en 155, WIB 92.
Indien de beroepsinkomsten uitsluitend uit gezamenlijk belastbare inkomsten van Belgische oorsprong bestaan, is de beperking van de verrekening gelijk aan het bedrag van de belasting die over de beroepsinkomsten omgeslagen is, na aftrek, in voorkomend geval, van de vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten.
Het eventuele overschot wordt niet terugbetaald.
Nummer 276/56
De OV/bedrijf en de FOV/bedrijf zijn slechts verrekenbaar ten belope van 12,5 % van het geïndexeerde KI van de onroerende goederen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt (art. 277 en 278, WIB 92 en art. 120, 2e lid, KB/WIB 92) zelfs indien in feite, zoals voor het jaar van ingebruikneming van een nieuw opgericht onroerend goed, geen OV verschuldigd is of indien de onroerende goederen gelegen zijn in een gemeente waar het tarief van de OV minder dan 12,5 % bedraagt.
c) Voorbeeld
Nummer 276/57
Echtpaar met 3 kinderen ten laste (ouder dan 3 jaar).
Geïndexeerd KI eigen woning : 50.000 F (is niet in de belastbare basis opgenomen ingevolge de toepassing van de woningaftrek).
Geïndexeerd KI verhuurde woning : 60.100 F
Onderhoudsuitkeringen (verschuldigd door de man) : 500.000 F
Uitgaven voor het bouwsparen :
- premie van een gemengde levensverzekering (vrouw) : 50.000 F
Uitgaven voor het lange termijnsparen :
- pensioensparen (vrouw) : 22.000 F
In beginsel verrekenbare OV : 60.100 F x 12,5 % = 7.513 F
OV-bedrijf : 26.000 F
Vaststelling van de netto-beroepsinkomsten
Man Vrouw
Belgische winst Belgische ZIV- uitkering Bij verdrag
vrijgesteld pensioen
Nettoberoepsinkomen : 530.000 F 150.000 F 450.000 F
600.000 F
Vaststelling van de aanslagbasissen
Nettoberoepsinkomsten :
- winst : 530.000 F
- ZIV-uitkering : 150.000 F
- pensioen : 450.000 F
Netto-inkomen van onroerende goederen : 60.100 F
Totaal netto-inkomen (1.190.100 F) : 530.000 F 660.100 F
Aftrekbare bestedingen :
- onderhoudsuitkeringen (man) :
500.000 F x 80 % = - 400.000 F
Afgezonderd beroepsinkomen : 130.000 F
Resterend gezinsinkomen : 660.100 F
GBI : 790.100 F
Berekening van de belasting
1° Afgezonderd beroepsinkomen :
- basisbelasting op 130.000 F : 130.000 F x 25 % = 32.500 F
- belasting op 130.000 F :
[Het saldo (143.000 F - 130.000 F = 13.000 F) wordt op het resterend gezinsinkomen aangerekend.] 130.000 F x 25 % = - 32.500 F
- verschil : 0 F
2° Resterend gezinsinkomen :
- basisbelasting op 660.100 F : 145.050 F + (660.100 F - 478.000 F) x 45 % = 226.995 F
- belasting op 379.000 F (143.000 F + 223.000 F + 13.000 F) : 87.850 F + (379.000 F - 335.000 F) x 40 % = - 105.450 F
- verschil : 121.545 F
- vermindering voor het bouwsparen :
* basisbelasting op 660.100 F : 226.995 F
* basisbelasting op 619.150 F (660.100 F - 40.950 F ) : [50.000 F, te beperken tot 55.000 F x 15 % + (600.000 F - 55.000 F) x6 % = 40.950 F.]
145.050 F + (619.150 F - 478.000 F) x 45 % = - 208.568 F
* verschil : - 18.427 F
- vermindering voor het lange termijnsparen :
* basisbelasting op 660.100 F : 226.995 F
* belasting op 156.000 F (143.000 F + 13.000 F) : 156.000 F x 25 % = - 39.000 F
* verschil : 187.995 F
* tarief van de vermindering : 187.995 x 100/660.100 = 28,4 % met een minimum van
30 %
* bedrag van de vermindering : 22.000 F x 30 % = - 6.600 F
* verschil : 96.518 F
3° Om te slane belasting : 0 F + 96.518 F = 96.518 F
Omslag van de belasting
1e fase
Gedeelte met betrekking tot :
- het afgezonderd beroepsinkomen : 96.518 F x 130.000/790.100 = 15.881 F
- het resterend gezinsinkomen : 96.518 F x 660.100/790.100 = 80.637 F
- het totaal : 96.518 F
2e fase
Gedeelte met betrekking tot :
- de winst : 15.881 F x 530.000/530.000 = 15.881 F
- de ZIV-uitkering : 80.637 F x 150.000/660.100 = 18.324 F
vermindering - 9.122 F
[83.326 F x 150.000/1.190.100 = 10.502 F, te beperken tot (10.502 F x 1/3) + [(10.502 F x 2/3) x (1.320.000 - 790.100) / 660.000] = 9.122 F.]
blijft : 9.202 F
- het buitenlands pensioen : 80.637 F x 450.000/660.100 = 54.971 F
vermindering voor pensioen : - 21.940 F [66.803 F x 450.000/1.190.100 = 25.260 F, te beperken tot (25.260 F x 1/3) + [(25.260 F x 2/3) x (1.320.000 - 790.100) / 660.000] = 21.940 F.]
blijft : 33.031 F
vermindering voor inkomsten van buitenlandse oorsprong (100 %) : 33.031 F x 100 % = - 33.031 F
blijft : 0 F
Totaal (betreffende de beroepsinkomsten) : 25.083 F
Verrekening OV/bedrijf (26.000 F) te beperken tot : 25.083 F
De OV/bedrijf (26.000 F) mag ten belope van 25.083 F verrekend worden. Het overschot van 917 F (26.000 F - 25.083 F) mag niet verrekend worden met het gedeelte van de PB dat op de inkomsten van onroerende goederen slaat (80.637 F x 60.100/660.100 = 7.342 F), noch aan de belastingplichtige terugbetaald worden.
3. Voorheffingen die verrekend worden met de totale PB
a) In beginsel te verrekenen bedragen
Nummer 276/58
Voor de vaststelling van het in beginsel te verrekenen bedrag van die voorheffingen, d.w.z. de OV/privé en de FOV/privé, wordt verwezen naar 276/8 tot 18.
b) Beperking van de verrekening
Nummer 276/59
In tegenstelling tot de andere niet terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen, is de verrekening van de OV/priv é en de FOV/privé niet beperkt tot het gedeelte van de PB dat op de desbetreffende inkomsten slaat (nl. de inkomsten uit onroerende goederen die niet voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid van de eigenaar gebruikt zijn).
Nummer 276/60
De verrekening van de OV/privé en de FOV/privé is daarentegen beperkt tot het bedrag van de PB op de gezamenlijk en afzonderlijk belaste inkomsten van gelijk welke aard (inkomsten van onroerende goederen, inkomsten van roerende goederen en kapitalen, beroepsinkomsten en diverse inkomsten), dat overblijft na aanrekening van de in 276/53 en volgende bedoelde voorheffingen en bestanddelen (OV/bedrijf, FOV/bedrijf en FBB).
Nummer 276/61
Die voorheffingen die wegens die beperkingen niet kunnen verrekend worden, mogen niet worden verrekend met de PB/gem. en de PB/agg., noch aan de belastingplichtige worden teruggegeven.
Nummer 276/62
Inzake de verrekening van de OV/privé en de FOV/privé gelden bovendien mutatis mutandis de bepalingen van 276/56; m.a.w. die voorheffingen zijn slechts verrekenbaar ten belope van 12,5 % van de geïndexeerde KI's van de onroerende goederen die in de belastbare grondslag van de PB opgenomen zijn.
c) Voorbeelden
Voorbeeld 1
Nummer 276/63
Een weduwnaar met één kind ten laste had in 1992 de volgende inkomsten :
Inkomsten van onroerende goederen :
- Geïndexeerd KI woning : 325.800 F
- Aftrekbare interesten : - 30.000 F
- Verschil : 295.800 F
- Woningaftrek :
* gewone (129.900 F + 10.800 F + 10.800 F) : 151.500 F
* aanvullende : 72.150 F
* totaal : - 223.650 F
- Netto-inkomen : 72.150 F
Nettolonen (Belgische) : 240.000 F
Totaal netto-inkomen : 312.150 F
Aftrekbare onderhoudsuitkeringen : 62.500 F x 80 % = - 50.000 F
Gezamenlijk belastbaar inkomen : 262.150 F
In beginsel te verrekenen OV/privé :
- in de belastbare basis begrepen KI : 72.150 F
- door interesten opgeslorpt KI : 30.000 F
- totaal : 102.150 F OV/privé : 102.150 F x 12,5 % = 12.769 F
Berekening van de belasting
- Basisbelasting op 262.150 F : 63.250 F + (262.150 F - 253.000 F) x 30 % = 65.995 F
- Belasting op 257.000 F (181.000 F + 38.000 F + 38.000 F) : 63.250 F + (257.000 F - 253.000 F) x 30 % = - 64.450 F
- Om te slane belasting (= hoofdsom) : 1.545 F
De OV/privé (12.769 F) kan ten belope van 1.545 F verrekend worden. Het overschot van 11.224 F (12.769 F - 1.545 F) kan niet terugbetaald worden.
Voorbeeld 2
Nummer 276/64
Alleenstaande zonder gezinslasten.
Samenvatting van de netto-inkomsten
Geïndexeerd KI verhuurde woning : 50.000 F
Belgische winst : 210.000 F
Totaal netto-inkomen (= gezamenlijk belastbaar inkomen) : 260.000 F
In beginsel te verrekenen OV/privé : 50.000 F x 12,5 % = 6.250 F
OV/bedrijf : 15.563 F
Berekening van de belasting
- Basisbelasting op 260.000 F : 63.250 F + (260.000 F - 253.000 F) x 30 % = 65.350 F
- Belasting op 181.000 F : 181.000 F x 25 % = - 45.250 F
- Om te slane belasting (= hoofdsom) : 20.100 F
Gedeelte van die belasting met betrekking tot :
- de winst : 20.100 F x 210.000/260.000 = 16.235 F
Verrekening van de OV/bedrijf : - 15.563 F
blijft : 672 F
- de inkomsten van onroerende goederen : 20.100 F x 50.000/260.000 = 3.865 F
Totaal : 4.537 F
Verrekening van de OV/privé (zie 276/59) : 6.250 F, te beperken tot 20.100 F (hoofdsom)
- 15.563 F
(werkelijk verrekende OV/bedrijf) = - 4.537 F
Blijft : 0 F
Het overschot van 1.713 F (6.250 F - 4.537 F) kan niet terugbetaald worden.
D. VERREKENING VAN DE TERUGBETAALBARE VOORHEFFINGEN EN BESTANDDELEN
1. Algemeen
Nummer 276/65
De terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen zijn :
- de RV/roer.-privé en de FRV/roer.-privé;
- de RV/roer.-bedrijf en de FRV/roer.-bedrijf;
- de RV/div. en de FRV/div.;
- de BVL;
- de BV/adm.;
- de BV/ven.;
- de BV/div.;
- de VA.
Nummer 276/66
Zij worden verrekend nadat de niet terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen zijn afgetrokken.
2. In beginsel te verrekenen bedragen
Nummer 276/67
De regels inzake de vaststelling van de in beginsel te verrekenen bedragen zijn opgenomen in 276/19 tot 35 (RV en FRV- roer.privé, -roer.bedrijf en -div.), in 276/48 (BVL, BV/adm., BV/ven. en BV/div.) en in 276/49 (VA).
3. Verrekening
Nummer 276/68
De terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen, worden samengeteld en het totale bedrag wordt verrekend met het gedeelte van de PB dat nog verschuldigd blijft (zowel op de gezamenlijk als op de afzonderlijk belaste inkomsten) na verrekening van de niet terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen.
Nummer 276/69
Het eventuele overschot wordt in aanmerking genomen om het eindsaldo van de aanslag in de PB vast te stellen.
E. TERUGBETALING VAN VOORHEFFINGEN EN VERREKENBARE BESTANDDELEN
1. Niet terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen
Nummer 276/70
Het gedeelte van de voorheffingen en bestanddelen dat wegens de ter zake gestelde beperkingen niet kan worden verrekend, wordt niet terugbetaald wanneer het gaat om :
- de OV (privé en bedrijf);
- de FOV (privé en bedrijf);
- het FBB.
2. Terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen
Nummer 276/71
Overeenkomstig art. 304, § 2, 1e lid, WIB 92, wordt het eventuele overschot van de (werkelijke of fictieve) RV, van de BV en van de VA desvoorkomend verrekend met de aanvullende belastingen op de PB (PB/gem. en PB/agg.) en wordt het saldo teruggegeven indien het ten minste 100 F bedraagt.
Die bepaling is van toepassing op de oorspronkelijke en op de aanvullende aanslagen in de PB.
Nummer 276/72
In de praktijk moet er als volgt worden gehandeld :
1° het saldo dat na samentelling van de PB, de PB/gem. en de PB/agg. bekomen wordt is positief en :
- kleiner dan 100 F : saldo te verwaarlozen;
- gelijk aan of groter dan 100 F : saldo te eisen;
2° het saldo dat na samentelling van de PB, de PB/gem. en de PB/agg. bekomen wordt is negatief en :
- kleiner dan 100 F : saldo te verwaarlozen;
- gelijk aan of groter dan 100 F : saldo terug te betalen.
3. Voorbeeld
Nummer 276/73
Een niet-hertrouwde weduwnaar met 3 kinderen ten laste heeft de volgende netto-inkomsten verkregen :
Inkomsten van onroerende goederen (geïndexeerd KI) : 70.000 F
Inkomsten van roerende goederen en kapitalen (zie detail hierna) : 43.277 F
Beroepsinkomsten :
- gewone bezoldiging : 155.292 F
- bezoldiging van bestuurder : 40.000 F
- winst : 120.000 F
- rente (pensioen) : 36.000 F
- totaal : 351.292 F
Diverse inkomsten :
- lot van een effect van een vóór 1.3.1990 uitgegeven buitenlandse lening, waarop de RV (25 %) ingehouden is : 15.000 F
- RV/div. : 15.000 F x 25/75 = 5.000 F
- totaal : 20.000 F
Totaal netto-inkomen : 484.569 F
Aftrekbare onderhoudsuitkeringen (50.000 F x 80 %) : - 40.000 F
Gezamenlijk belastbaar inkomen : 444.569 F
Het bedrag van de inkomsten van roerende goederen en kapitalen is als volgt samengesteld :
1° Inkomsten van Belgische aandelen (gewoon stelsel) : 6.429 F
RV/roer.-privé : 6.429 F x 1/3 = 2.143 F
8.572 F
2° Inkomsten van na 1.3.1990 uitgegeven Belgische overheidsfondsen, waarop de RV (10 %) ingehouden is : 27.000 F
RV/roer.-privé : 27.000 F x 1/9 = 3.000 F
30.000 F
3° Inkomsten van een hypothecaire schuldvordering die dateert van 1.6.1990 : 4.705 F
Totaal : 43.277 F
Verrekenbare voorheffingen en bestanddelen.
Niet terugbetaalbare :
- OV/privé (70.000 F x 12,5 %) : 8.750 F
- OV/bedrijf (geïndexeerd KI-bedrijf = 21.000 F) : 2.625 F
Terugbetaalbare :
- RV/roer.privé : 2.143 F + 3.000 F = 5.143 F
- BVL : 16.456 F
- BV/adm. : 9.000 F - RV/div. : 5.000 F
- VA 1 : : 8.000 F
Totaal (terugbetaalbaar) : 43.599 F
Berekening van de belasting in het stelsel van de volledige samentelling (voordeligste stelsel voor de belastingplichtige)
- Basisbelasting op 444.569 F : 87.850 F + (444.569 F - 335.000 F) x 40 % = 131.678 F
- Belasting op de belastingvrije som :
* basisbedrag (alleenstaande) : 181.000 F
* toeslag voor 3 kinderen ten laste : 223.000 F
* toeslag voor weduwnaar met kinderlast : 38.000 F
* totaal : 442.000 F
87.850 F + (442.000 F - 335.000 F) x 40 % = - 130.650 F
- Om te slane belasting : 1.028 F
Gedeelte met betrekking tot :
- de inkomsten van onroerende goederen : 1.028 F x 70.000/484.569 = 149 F
- de inkomsten van roerende goederen en kapitalen :
1.028 F x 43.277/484.569 = 92 F
- het pensioen (rente) : 1.028 F x 36.000/484.569 = 76 F
vermindering voor pensioen : 57.303 F x 36.000/484.569 = 4.257 F, te beperken tot : - 76 F
blijft : 0 F
- de andere beroepsinkomsten :
* gewone bezoldiging : 155.292 F
* bezoldiging van bestuurder : 40.000 F
* winst : 120.000 F
315.292 F
1.028 F x 315.292/484.569 = 669 F
Verrekening OV/bedrijf : 2.625 F, te beperken tot : - 669 F
blijft : 0 F
- de diverse inkomsten : 1.028 F x 20.000/484.569 = 42 F
Blijft : 283 F
Verrekening OV/privé : 8.750 F, te beperken tot : - 283 F
Verschuldigde PB na verrekening van de niet terugbetaalbare voorheffingen : 0 F
Terugbetaalbare voorheffingen en bestanddelen : - 43.599 F
Negatief saldo : 43.599 F
IV. BELASTING VAN NIET-INWONERS/NATUURLIJKE PERSONEN
Nummer 276/74
Behoudens de hierna uiteengezette bijzonderheden, gelden de regels betreffende de verrekening van voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen met de PB (zie 276/2 tot 73) mutatis mutandis inzake de BNI/nat.pers., die wordt geheven ten name van niet-rijksinwoners die aan een regularisatie zijn onderworpen.
1. Niet-rijksinwoners die aan een regularisatie zijn onderworpen op het totale bedrag van hun Belgische inkomsten van onroerende goederen
Nummer 276/75
Het betreft de niet-rijksinwoners voor wie de belasting overeenkomstig art. 232, 1e lid, 1°, WIB 92, wordt gevestigd, d.w.z. de niet-rijksinwoners die aan een regularisatie zijn onderworpen (aanslag in de BNI/nat.pers.) op grond van het totale bedrag van hun inkomsten uit in België gelegen onroerende goederen (zie 232/3 tot 5).
Nummer 276/76
Met deze aanslag mogen alleen worden verrekend :
- de OV/privé;
- de FOV/privé.
Nummer 276/77
De BNI/nat.pers. betreffende de andere inkomsten welke die belastingplichtigen eventueel in België verkrijgen is gelijk aan de verschillende voorheffingen en aan de in art. 301, WIB 92, vermelde bijzondere aanslag (BNIB-privé) die op die inkomsten betrekking hebben (zie 248/2).
[Het betreft de bijzondere aanslag die overeenkomstig art. 301, WIB 92, door de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen, is gevestigd op meerwaarden verwezenlijkt op ongebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot die goederen.]
2. Niet-rijksinwoners die aan een regularisatie zijn onderworpen op het totale bedrag van hun Belgische inkomsten van onroerende goederen, van hun Belgische beroepsinkomsten en van hun meerwaarden op belangrijke deelnemingen
a) Principe
Nummer 276/78
Het betreft de niet-rijksinwoners voor wie de belasting wordt gevestigd overeenkomstig art. 232, 1e lid, 2°, WIB 92, d.w.z. de niet-rijksinwoners die aan een regularisatie zijn onderworpen op het totale bedrag van hun inkomsten uit in België gelegen onroerende goederen, van hun in België verkregen beroepsinkomsten en van hun meerwaarden op belangrijke deelnemingen (zie 232/6 en 7).
Nummer 276/79
Alleen de voorheffingen en bestanddelen betreffende de voormelde inkomsten zijn dus met deze aanslag te verrekenen, d.w.z. :
- de OV (privé en bedrijf);
- de FOV (privé en bedrijf);
- de RV/roer.-bedrijf;
- de FRV/roer.bedrijf;
- het FBB;
- de BV;
- de BNIB/bedrijf met betrekking tot onroerende goederen die winst opbrengen als bedoeld in art. 228, § 2, 3°, a, WIB 92;
- de VA.
Nummer 276/80
De BNI/nat.pers. betreffende de andere inkomsten welke die belastingplichtigen eventueel in België verkrijgen is gelijk aan de verschillende voorheffingen en aan de in art. 301, WIB 92, vermelde bijzondere aanslag (BNIB-privé) die op die inkomsten betrekking hebben (zie 248/2).
[Het betreft de bijzondere aanslag die overeenkomstig art. 301, WIB 92, door de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen, is gevestigd op meerwaarden verwezenlijkt op ongebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot die goederen.]
Nummer 276/81
De verrekenbare BNIB/bedrijf moet van de belasting m.b.t. de winst enz. worden afgetrokken voor de vaststelling van het bedrag van de belasting waarop de vermeerdering als vermeld in art. 157, WIB 92, wordt berekend.
In de praktijk wordt de BNIB/bedrijf als BV/adm. behandeld. In verband met de verrekening van de BNIB/bedrijf gelden dus alle regels welke op de BV/adm. van toepassing zijn (zie o.m. 276/65 tot 69).
Nummer 276/82
De terugbetaling van de BNIB/bedrijf moet geschieden volgens dezelfde regels als voor de terugbetaalbare voorheffingen en voorafbetalingen.
Ter zake zijn de regels uiteengezet sub 276/71 mutatis mutandis van toepassing, met dien verstande dat inzake de BNI/nat.pers. 6 opcentiemen ten bate van de Staat worden geheven.
b) Bijzondere gevallen
BV betreffende inkomsten van niet-inwonende podiumkunstenaars en sportbeoefenaars
Nummer 276/83
De belasting betreffende de in art. 228, § 2, 8°, WIB 92, bedoelde inkomsten (inkomsten uit een in België door een podiumkunstenaar of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verrichte werkzaamheid) is gelijk aan de BV die op die inkomsten betrekking heeft.
Vermits de in art. 228, § 2, 8°, WIB 92, bedoelde inkomsten niet vermeld worden in art. 232, 1e lid, WIB 92 (opsomming van de regulariseerbare inkomsten) is die BV bevrijdend, zelfs wanneer de verkrijger in België nog andere - regulariseerbare - inkomsten heeft behaald of verkregen. Die BV mag dus niet verrekend worden met de aanslag in de BNI/nat.pers. die wordt gevestigd op aan een regularisatie onderworpen inkomsten.
BV betreffende winst en baten van niet-inwonende vennoten of leden van burgerlijk vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid
Nummer 276/84
Vanaf het aj. 1993 (inkomstenjaar 1992) zijn de bedoelde vennoten of leden, wanneer het natuurlijke personen betreft, niet meer onderworpen aan een regularisatie in de BNI/nat.pers., maar is de belasting betreffende de door hen behaalde winst of baten gelijk aan de voorheffing die op die inkomsten betrekking heeft (cf. art. 248, 2e lid, 1°, WIB 92).
De desbetreffende voorheffing is de BV die zal worden geheven op het aandeel van iedere vennoot of lid in de verdeelde en onverdeelde winst of baten van de vennootschap of vereniging.
Nummer 276/85
Deze BV is evenwel alleen "bevrijdend", wanneer de betrokken belastingplichtigen geen andere "regulariseerbare" inkomsten in België behalen of verkrijgen.
In het tegenovergestelde geval zijn zij onderworpen aan een regularisatie op het totale bedrag van hun in art. 232, 1e lid, 2°, WIB 92, bedoelde inkomsten, met inbegrip van de winst of de baten die zij als vennoot of lid van een burgerlijke vennootschap of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid in België hebben behaald of verkregen.
Het spreekt vanzelf dat in dit geval de BV betreffende die inkomsten verrekenbaar is met de aanslag in de BNI/nat.pers. die wordt gevestigd op de aan een regularisatie onderworpen inkomsten.
3. Niet-rijksinwoners die niet aan een regularisatie zijn onderworpen
Nummer 276/86
Het betreft de niet-rijksinwoners voor wie, overeenkomstig art. 248, WIB 92, de verschuldigde belasting gelijk is aan de verschillende voorheffingen en aan de in art. 301, WIB 92, vermelde bijzondere aanslag die betrekking hebben op hun in België belastbare inkomsten.
De fiscale toestand van die belastingplichtigen wordt dus niet geregulariseerd (geen aanslag in de BNI/nat.pers.). Zie ter zake 248/3.
Nummer 276/87
Deze voorheffingen en bestanddelen, die dus niet met enige aanslag mogen worden verrekend, zijn:
- de OV/privé;
- de RV/roer.-privé;
- de FRV/roer.-privé;
- de RV/div. en de FRV/div.;
- de BV;
- de BNIB/privé .
Nummer 276/88
....
Nummer 276/89
....
Nummer 276/90
....
Nummer 276/91
....
Nummer 276/92
....
Nummer 276/93
....
Nummer 276/94
....
Nummer 276/95
....
Nummer 276/96
....
Nummer 276/97
....
Nummer 276/98
....
Nummer 276/99
....