Artikel 460, WIB 92
Art. 460, § 2, treedt in werking op de datum bepaald door de Koning en ten laatste op 01.01.2020 (art. 119 en 200, 3de lid, W 05.05.2019 - B.S. 24.05.2019; Numac: 2019030435)
§ 1. De strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie.
§ 2. Het openbaar ministerie kan echter geen vervolgingen instellen, indien het kennis heeft gekregen van de feiten ten gevolge van een klacht of een aangifte van een ambtenaar die niet de machtiging had waarvan sprake is in artikel 29, § 2, van het Wetboek van Strafvordering.
Het openbaar ministerie beslist om al dan niet de strafvervolging in te stellen van de feiten waarvan het kennis heeft genomen gedurende het overleg bedoeld in artikel 29, § 3, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering binnen de 3 maanden na de initiële aangifte bedoeld in artikel 29, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek.