Commentaar van art. 346, WIB 92

HOOFDSTUK V - Aanslagprocedure

Afdeling I - Wijziging van de aangifte

Art. 346, WIB 92

I. WETTEKST

346/0

II. ALGEMEEN

346/1-4

III. SUBSTANTIELE VEREISTE

346/5

IV. GEEN BEWIJS TE LEVEREN VAN DE ONJUISTHEID VAN DE AANGIFTE

346/6-8

V. GEEN BEWIJS TE LEVEREN VAN DE JUISTHEID VAN HET DOOR DE ADMINISTRATIE VOORGESTELDE CIJFER

346/9-10

VI. VOORAFGAAND ONDERZOEK VAN DE AANGIFTE

346/11

VII. TOEPASSING IN BEPAALDE GEVALLEN

346/12-19

A. Gezinslasten - voorheffingen - voorafbetalingen

346/12

B. Verliezen

346/13-15

C. Krachtens art. 219, WIB 92 te vestigen bijzondere afzonderlijke aanslag

346/16

D. Verbeteringen in min aan een oorspronkelijke aangifte

346/17

E. Laattijdige aangifte

346/18

F. Niet-hernieuwbare aangifte

346/19

VIII. BIJZONDER GEVAL : VERHOGING VAN DE BRUTOWINST GECOMPENSEERD DOOR EEN VERMEERDERING VAN DE BEROEPSKOSTEN

346/20

IX. GEVALLEN WAARIN GEEN BERICHT VAN WIJZIGING MOET WORDEN GEZONDEN

346/21-26

A. Vermindering van het inkomen

346/21

B. Aangifte verbeterd met het akkoord van de belastingplichtige

346/22-24

C. Optreden van de fiscale commissie

346/25

D. Samenvoeging van de inkomsten van feitelijk gescheiden echtgenoten

346/26

X. GEVALLEN WAARIN EEN NIEUW BERICHT VAN WIJZIGING MOET WORDEN GEZONDEN

346/27

XI. VORM EN MOTIVERING VAN HET BERICHT VAN WIJZIGING

346/28-38

A. Algemeen

346/28-34

B. Vergelijkingsmethode

346/35-36

C. Toepassing van de buitengewone (art. 354, 2e lid, WIB 92) of bijzondere (art. 358, WIB 92) aanslagtermijn

346/37

D. Belastingverhogingen

346/38

XII. VERZENDING VAN HET BERICHT VAN WIJZIGING

346/39-43

A. Verzending in tweevoud

346/39

B. Aangetekende verzending

346/40

C. Adres

346/41

D. Faillissement van de belastingplichtige

346/42

E. Overlijden van de belastingplichtige

346/43

XIII. ANTWOORD VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

346/44-55

A. Algemeen

346/44

B. Inhoud

346/45

C. Verplichting van een geschreven en ondertekend antwoord

346/46-49

D. Termijn van een maand

346/50-55

XIV. AKKOORD VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

346/56-66

A. Betekenis van het akkoord van de belastingplichtige

346/56-61

B. Akkoord gegeven door een zwakzinnig belastingplichtige

346/62

C. Akkoord gegeven door een mandataris

346/63-64

D. Akkoord gegeven door de echtgenote van de belastingplichtige

346/65-66

XV. ONDERZOEK VAN HET ANTWOORD

346/67

XVI. VESTIGING VAN DE AANSLAG OP DE GEWIJZIGDE INKOMSTEN

346/68-69

I. WETTEKST

Nummer 346/0

Art. 346. - Indien ze meent de inkomsten en andere gegevens te moeten wijzigen welke de belastingplichtige heeft vermeld in een aangifte die voldoet aan de vorm- en termijnvereisten van de artikelen 307 tot 311 of van ter uitvoering van artikel 312 genomen bepalingen, dan wel schriftelijk heeft erkend, stelt de administratie hem bij een ter post aangetekende brief in kennis van de inkomsten en andere gegevens die zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke zijn aangegeven of schriftelijk erkend, en vermeldt zij de redenen die naar haar oordeel de wijziging rechtvaardigen.

Wanneer de administratie gebruik maakt van het bewijsmiddel bedoeld in artikel 342, § 1, eerste lid, deelt zij op dezelfde wijze het bedrag mede van de winst of baten van drie soortgelijke belastingplichtigen, alsmede de gegevens die nodig zijn voor het verhoudingsgewijs bepalen van de winst of baten van de betrokken belastingplichtige.

Binnen de termijn van een maand na de verzending van dat bericht, welke termijn wegens wettige redenen kan worden verlengd, kan de belastingplichtige schriftelijk zijn opmerkingen inbrengen; de aanslag mag niet worden gevestigd voor die, eventueel verlengde, termijn verstreken is, behoudens indien de belastingplichtige met de wijziging van zijn aangifte schriftelijk instemt of indien de rechten van de Schatkist in gevaar verkeren wegens een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijn.

II. ALGEMEEN

Nummer 346/1

Een bericht van wijziging moet aan de belastingplichtige worden gezonden ingeval de administratie meent de inkomsten en andere gegevens (gezinslasten, bedrag der voorheffingen, enz.) te moeten wijzigen, welke de belastingplichtige :

- heeft vermeld in een aangifte die voldoet aan de vorm- en termijnvereisten van de art. 307 tot 311, WIB 92 of van ter uitvoering van art. 312, WIB 92 genomen bepalingen (wijze waarop de schuldenaars van RV en van BV aangifte moeten doen);

- of wel schriftelijk heeft erkend.

Wanneer de aanslagambtenaar als grondslag van de belasting een hoger cijfer neemt dan dat aangegeven door de belastingplichtige, dient aan deze laatste een behoorlijk gemotiveerd bericht van wijziging 279 te worden toegezonden; zo hij geen gegronde redenen doet gelden om een langere termijn te bekomen, beschikt de belastingplichtige slechts over een maand om, zo nodig, zijn opmerkingen schriftelijk in te brengen. Die opmerkingen worden door art. 351, WIB 92, een antwoord genoemd (Cass., 11.12.1956, Pfeffer; Pas. 1957, I, 388).

Nummer 346/2

De in art. 346, 1e lid, WIB 92, aan de administratie opgelegde verplichting, de belastingplichtige bij ter post aangetekende brief in kennis te stellen van de inkomsten en andere gegevens die zij voornemens is in de plaats te stellen van die welke zijn aangegeven of schriftelijk erkend en de redenen te vermelden die naar haar oordeel de wijziging rechtvaardigen, heeft enkel tot doel de belastingplichtige in staat te stellen die redenen te beantwoorden. Er wordt derhalve aan de vereisten van de wet voldaan wanneer de belastingplichtige in de mogelijkheid wordt gesteld de door de administratie aangevoerde redenen te onderzoeken en te betwisten (Cass., 15.10.1963, Eeckhout, Bull. 414, blz. 2456; 17.12.1963, Delrue, Bull. 411, blz. 1873).

Nummer 346/3

Geen enkele wetsbepaling verplicht de aanslagambtenaar de opmerkingen te beantwoorden die de belastingplichtige in antwoord op het bericht van wijziging van zijn aangifte heeft geformuleerd (Brussel, 11.3.1963, Vlimant, Bull. 412, blz. 2054).

Nummer 346/4

De aanslagambtenaar kan de betrokken belastingplichtige evenwel in de vorm van gewone brief, kennis geven van de mate waarin met de door hem gedane opmerkingen rekening wordt gehouden (zie antwoord op de PV nr. 164 van de Hr. Sen. de Clippele, Bull.VA nr. 34, Senaat, zitting 1981-1982, blz. 1116, Bull. 611, blz. 2774).

Hoewel die kennisgeving niet verplicht is, geeft de administratie er de voorkeur aan dat er zoveel mogelijk gebruik van wordt gemaakt en, in ieder geval, telkens wanneer belangrijke meningsverschillen blijven bestaan.

III. SUBSTANTIELE VEREISTE

Nummer 346/5

De in art. 346, 1e lid, WIB 92, aan de administratie opgelegde verplichting, in geval van wijziging van de aangegeven of schriftelijk erkende inkomsten en andere gegevens, heeft tot doel de belastingplichtige te beschermen en is een substantiële vereiste waarvan de niet-naleving de nietigheid van de verbeteringsprocedure medebrengt en, bijgevolg, ook van de onwettelijk gevestigde aanslag (Cass., 30.10.1956, Van Haecht, Pas. 1957, I, 218; 21.5.1959, Funken, Pas. 1959, I, 955).

Hetzelfde geldt wat de handtekening van de aanslagambtenaar op het bericht van wijziging betreft (Brussel, 7.12.1966, NV Entreprises générales Constructart, Bull. 443, blz. 1428).

IV. GEEN BEWIJS TE LEVEREN VAN DE ONJUISTHEID VAN DE AANGIFTE

Nummer 346/6

De administratie is er niet toe gehouden bij het verzenden van een bericht van wijziging, het bewijs van de onjuistheid van de aangifte bij te brengen; zij dient enkel de redenen aan te geven waarom zij de inkomsten of andere gegevens die vermeld zijn in een aangifte meent te moeten wijzigen (zie 339/4 en 346/28 tot 36).

Nummer 346/7

De belastingplichtige kan door die handelwijze geen nadeel ondergaan, vermits de bewijslast van het belastbaar inkomen op de administratie rust wanneer de fiscale commissie niet werd geraadpleegd (Brussel, 11.7.1952, Lenain).

Nummer 346/8

Wanneer vermoedens van onnauwkeurigheden bestaan, mag de aanslagambtenaar, volgens zijn geweten, besluiten tot de wijziging van het aangegeven inkomstencijfer (Brussel, 11.1.1950, Cuvelie, Bull. 254, blz. 83).

V. GEEN BEWIJS TE LEVEREN VAN DE JUISTHEID VAN HET DOOR DE ADMINISTRATIE VOORGESTELDE CIJFER

Nummer 346/9

De taxatie is niet willekeurig wanneer de administratie zonder bewijs het bedrag van de inkomsten heeft vastgesteld, vermits in het stadium van de bij art. 346, 1e lid, WIB 92, bepaalde procedure betreffende het verzenden van een bericht van wijziging, de administratie niet verplicht is het bewijs van zijn raming aan te brengen (Brussel, 10.5.1962, Le Cocq, Bull. 394, blz. 532).

Nummer 346/10

Als de administratie toepassing maakt van art. 346, 1e lid, WIB 92, is zij er niet toe gehouden, in die fase van de procedure, de juistheid te bewijzen van de inkomsten en andere gegevens die zij voornemens is in de plaats te stellen van de aangegeven of schriftelijk erkende inkomsten en andere gegevens, doch moet zij alleen de redenen vermelden welke, naar haar mening, die wijziging wettigen. De administratieve procedure heeft immers in die fase geen ander doel dan de belastingplichtige nopens de door de administratie voorgenomen wijzigingen in te lichten, opdat hij in de gelegenheid gesteld wordt die wijziging te aanvaarden of te betwisten (Cass., 19.3.1963, Vandelanotte, Bull. 412, blz. 2069).

VI. VOORAFGAAND ONDERZOEK VAN DE AANGIFTE

Nummer 346/11

Krachtens art. 346, 1e lid, WIB, moet het bericht van wijziging, op straffe van nietigheid worden gemotiveerd, hetgeen noodzakelijkerwijze een voorafgaand onderzoek insluit van de verschillende elementen vervat in de aangifte van de belastingplichtige. Geen enkele wetsbepaling legt aan de aanslagdienst de verplichting op met de belastingplichtige in contact te treden, alvorens hem het bericht waarvan sprake toe te sturen; dat is trouwens overbodig wanneer die diensten over de inlichtingen beschikken welke het hun mogelijk maken de wijziging van de aangegeven inkomsten of andere gegevens te verantwoorden zonder voorafgaand onderzoek bij de belastingplichtige.

Indien de belastingplichtige met de hem medegedeelde inkomsten en andere gegevens niet akkoord gaat, moet hij zijn opmerkingen schriftelijk inbrengen binnen een termijn van één maand na de verzending van het bericht van wijziging en kan hij, tot staving van zijn argumenten, de documentatie voorleggen die hij nuttig acht. De aanslagambtenaar dient die opmerkingen en documentatie met aandacht te onderzoeken (zie antwoord op de PV nr. 164 van de Hr. Sen. de Clippele, Bull.VA nr. 34, Senaat, zitting 1981-1982, blz. 1116 - Bull. 611, blz. 2774).

VII. TOEPASSING IN BEPAALDE GEVALLEN

A. GEZINSLASTEN - VOORHEFFINGEN - VOORAFBETALINGEN

Nummer 346/12

De vermindering van de aangegeven gezinslasten, van de voorheffingen en van de voorafbetalingen is onderworpen aan de bij art. 346, 1e lid, WIB 92 bepaalde vormvoorschriften.

Een dergelijke vermindering moet dus aanleiding geven tot het verzenden van een bericht van wijziging, opgesteld volgens de bij voormeld artikel voorgeschreven vereisten.

B. VERLIEZEN

Nummer 346/13

Hetzelfde geldt voor het geval waarin de aanslagambtenaar aan het bedrag der overgedragen verliezen, welke door de belastingplichtige bij toepassing van de art. 23, § 2, 3° en 78, WIB 92, werden afgetrokken, wijzigingen brengt waardoor het belastbaar resultaat wordt beïnvloed.

Nummer 346/14

Voor het jaar waarin het aangegeven verlies werd geleden, is geen bericht van wijziging nodig wanneer de aanslagambtenaar het bedrag van dat verlies wijzigt en geen aanslag vestigt, zelfs wanneer hij het verlies omzet in een fiscale winst, die echter niet moet worden belast ingevolge de toepassing van de art. 23, § 2, 3°, 78, 199, 200 of 206, WIB 92 (Gent, 14.3.1961, NV Werk der Vlaamse Katholieke Drukpers, Bull. 380, blz. 1819; 14.5.1963, NV Meubelfabriek A. De Rycke C°).

Nummer 346/15

Wanneer de administratie de aangiften over de aanslagjaren, waarin beweerde beroepsverliezen werden geleden, niet wijzigt en geen aanslagen inkohiert, bij gemis aan belastbare winsten, is zij, na het verloop van de door de wet bepaalde termijnen, vervallen van haar recht om de aangiften over die aanslagjaren te herzien. Deze houding bindt evenwel de administratie slechts voor het bepalen van de inkomsten van de aanslagjaren waarvoor die verliezen werden aangegeven.

Hieruit volgt geenszins, noch dat wanneer de belastingplichtige, bij toepassing van de art. 23, § 2, 3° en 78, WIB 92, de inkomsten van een belastbaar jaar wil verminderen met de gedurende vorige jaren geleden beroepsverliezen, hij zich er kan toe beperken, ten bewijze van die verliezen, naar de ongewijzigde aangiften van vorige jaren te verwijzen, noch dat de administratie, wanneer zij die verliezen betwist, gehouden is, benevens het toezenden van een bericht van wijziging wat de aangifte over het belastbaar jaar betreft, ook nog berichten van wijziging toe te zenden met betrekking tot de aangiften over de jaren waarin de beweerde beroepsverliezen werden geleden (Cass., 19.11.1963, Timmermans, Bull. 411, blz. 1855, zie ook Cass., 17.12.1945, Machines à Coudre Pfaff, Pas., 1945, I, 291).

C. KRACHTENS ART. 219, WIB 92 TE VESTIGEN BIJZONDERE AFZONDERLIJKE AANSLAG

Nummer 346/16

Er moet eveneens een bericht van wijziging worden verstuurd voor de wijziging van de grondslag van de bijzondere afzonderlijke aanslag als bedoeld in art. 219, WIB 92.

Het eventueel om andere redenen aan de belastingplichtige gezonden bericht van wijziging moet, wanneer aanleiding daartoe bestaat, de grondslag van die bijzondere afzonderlijke aanslag vermelden.

D. VERBETERINGEN IN MIN AAN EEN OORSPRONKELIJKE AANGIFTE

Nummer 346/17

De verbeteringen in min, gebracht aan een oorspronkelijke aangifte met instemming van de aanslagambtenaar vormen met de oorspronkelijke aangifte een geheel waarvan het bedrag de door de belastingplichtige voorgestelde belastbare grondslag is. De aanslagambtenaar is gehouden, wanneer hij het cijfer van de aangegeven inkomsten onjuist acht, de bij art. 346, WIB 92, bepaalde procedure te volgen. Zo hij de aanslag op grond van de aanvankelijke aangegeven inkomsten vestigt, zonder rekening te houden met de achteraf aangebrachte wijzigingen in min, heeft het niet naleven van de substantiële vormvereiste van art. 346, WIB 92, de nietigheid van de aanslag tot gevolg; deze kan niet gedeeltelijk nietig zijn (Cass., 28.1.1946, Widdershoven, Pas. 1946, I, 39).

E. LAATTIJDIGE AANGIFTE

Nummer 346/18

Wanneer, in geval van laattijdige aangifte, de administratie geen gebruik maakt van het recht van de aanslag van ambtswege, dat art. 351, WIB 92, haar verleent, en een eerste aanslag bij toepassing van art. 339, WIB 92 vestigt, erkent zij noodzakelijkerwijze het bestaan van de (laattijdige) aangifte. Zij mag vervolgens niet op deze erkenning terugkomen en de aangifte als niet bestaande beschouwen om van ambtswege tot een aanvullende aanslag over te gaan (Cass., 12.1.1948, Bogaert, Pas. 1948, I, 20).

Door het toezenden van een bericht van wijziging erkent de aanslagambtenaar de geldigheid van de aangifte (Brussel, 2.7.1951, Van de Vorst; 24.12.1952, NV L'Aigle Belge).

F. NIET-HERNIEUWBARE AANGIFTE

Nummer 346/19

Er moet eveneens een bericht van wijziging worden gezonden wanneer een niet hernieuwbare aangifte die geldig is gemaakt voor een volgend aj. moet worden gewijzigd, tenzij de verbetering ervan steunt op gegevens waarover de administratie beschikt krachtens de bepalingen ter uitvoering van art. 312, WIB 92 (bedrag van de bezoldigingen, de pensioenen of de zogenaamde vervangingsinkomsten blijkend uit individuele fiches alsmede het bedrag van de desbetreffende voorheffingen) of waarvan de belastingplichtige, spontaan en schriftelijk, uiterlijk op 1 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, overeenkomstig art. 308, § 4, WIB 92 de bevoegde aanslagdienst in kennis heeft gesteld.

VIII. BIJZONDER GEVAL : VERHOGING VAN DE BRUTOWINST GECOMPENSEERD DOOR EEN VERMEERDERING VAN DE BEROEPSKOSTEN

Nummer 346/20

Ingeval een verhoging van een positief bestanddeel van de inkomsten (brutowinst of -baten) door een vermeerdering van een negatief bestanddeel van dezelfde inkomsten (beroepslasten) wordt gecompenseerd, verdient het aanbeveling, de betrokken belastingplichtige daarvan in te lichten door middel van een bericht van wijziging.

IX. GEVALLEN WAARIN GEEN BERICHT VAN WIJZIGING MOET WORDEN GEZONDEN

A. VERMINDERING VAN HET INKOMEN

Nummer 346/21

Ingeval de aanslagambtenaar een aangifte wijzigt en als grondslag van de belasting een lager cijfer neemt dan datgene aangegeven door de belastingplichtige, is hij er niet toe gehouden, alvorens de aanslag te vestigen, dat cijfer aan de betrokkene te doen kennen (Cass., 9.3.1936, Le Jeune en Van Opstal, Pas. 1936, I, 180) (zie evenwel 346/20).

Evenzo, wanneer, na een bericht van wijziging en na rekening te hebben gehouden met de opmerkingen van de belastingplichtige, de aanslagambtenaar het cijfer van de aangifte vervangt door een cijfer dat hoger is dan dit laatste maar lager dan dat vermeld in het bericht van wijziging, zonder dat evenwel de wijze van berekening van de belastbare grondslag wordt gewijzigd, is hij niet verplicht een nieuw bericht van wijziging aan de belastingplichtige te zenden (Cass., 17.12.1963, Delrue, Bull. 411, blz. 1873).

B. AANGIFTE VERBETERD MET HET AKKOORD VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

Nummer 346/22

Art. 346, 1e lid, WIB 92, bepaalt slechts één van de wijzen voor het vaststellen van het bedrag van de belastbare inkomsten. Geen enkele wettekst verbiedt de administratie dat bedrag te bepalen met het vrijelijk betuigde akkoord van de belastingplichtige.

Nummer 346/23

Wanneer een belastingplichtige zelf zijn vroeger ingediende aangifte wijzigt, is er geen reden om de procedure van art. 346, 1e lid, WIB 92 te volgen (Gent, 4.12.1945, De Vloo, Bull. 207, blz. 9; Brussel, 24.12.1948, Gerstmans; Luik, 16.1.1952, Rijckaerts; Cass., 23.4.1959, Deper, Pas. 1959, I, 857).

Nummer 346/24

De aanslagambtenaar die ter gelegenheid van een bezoek ter plaatse bij de belastingplichtige een ontoereikende aangifte wijzigt, is niet gehouden de procedure van art. 346, 1e lid, WIB 92 toe te passen wanneer die belastingplichtige op dat ogenblik zich zonder voorbehoud akkoord verklaart op de grondslagen vastgesteld na wederzijds overleg; het toesturen van een bericht van wijziging wordt doelloos bij gebrek aan enig geschil omtrent de uiteindelijk aangegeven inkomsten (Luik, 29.5.1978, Vigneron, Bull. 586, blz. 1223).

C. OPTREDEN VAN DE FISCALE COMMISSIE

Nummer 346/25

Er moet ook geen nieuw bericht van wijziging worden verzonden, wanneer het belastbare inkomen door de fiscale commissie wordt vastgesteld op een hoger bedrag dan datgene dat aanvankelijk door de aanslagambtenaar aan de belastingplichtige is voorgesteld.

Door het advies van de fiscale commissie te betekenen en aan de betrokkene mede te delen dat hij voornemens is aanslagen te vestigen op de door de commissie vastgestelde cijfers, voldoet de aanslagambtenaar aan de wettelijke voorschriften (Brussel, 16.2.1953, De Mul).

D. SAMENVOEGING VAN DE INKOMSTEN VAN FEITELIJK GESCHEIDEN ECHTGENOTEN

Nummer 346/26

Wanneer iedere echtgenoot voor het aanslagjaar dat betrekking heeft op het belastbare tijdperk waarin de feitelijke scheiding zich heeft voorgedaan, een afzonderlijke aangifte heeft ingediend waarin de respectieve eigen inkomsten van het volledige jaar zijn vermeld, moet de belastbare grondslag met de samengevoegde inkomsten van de echtgenoten (zie commentaar op de art. 126 en 128, WIB 92) niet in een bericht van wijziging aan ieder van de echtgenoten worden medegedeeld.

Indien één van de echtgenoten evenwel in zijn aangifte sommen heeft vermeld die hij tijdens het jaar van de feitelijke scheiding aan de andere echtgenoot heeft betaald, moet die aangifte worden gewijzigd en is derhalve een bericht van wijziging te verzenden. Die sommen kunnen inderdaad niet als onderhoudsuitkeringen worden aangemerkt omdat de inkomsten van de echtgenoten voor dat jaar nog worden samengevoegd (zie commentaar op art. 104, WIB 92).

X. GEVALLEN WAARIN EEN NIEUW BERICHT VAN WIJZIGING MOET WORDEN GEZONDEN

Nummer 346/27

Een nieuw bericht van wijziging moet worden gezonden :

1° wanneer de aanslagambtenaar, na verzending van een bericht van wijziging waarmede de belastingplichtige zich niet akkoord verklaarde, op grond van nieuwe vaststellingen tot de bevinding komt dat de belastbare inkomsten hoger zijn dan die welke in dat bericht werden vermeld (Brussel, 22.3.1963, Cas, Bull. 412, blz. 2080);

2° wanneer de aanslagambtenaar, na verzending van een bericht van wijziging waarop de belastingplichtige niet antwoordt, op grond van nieuwe vaststellingen tot de bevinding komt dat de belastbare inkomsten hoger zijn dan die welke in dat bericht werden vermeld;

3° wanneer een eerste wijziging van zijn aangifte aan de belastingplichtige werd medegedeeld en door hem werd aangenomen en tot een nieuwe verificatie, aanleiding gevend tot een hogere belastinggrondslag, wordt overgegaan. Die verificatie kan geschieden hetzij voor het vestigen van de aanslag op grond van de eerste wijziging, hetzij na die aanslag doch voor het verstrijken van de termijn bepaald bij art. 354, WIB 92 (Cass., 4.9.1962, De Vos, Bull. 397, blz. 1123; 23.4.1963, Willems, Bull. 413, blz. 2215; 23.6.1964, Van de Maele, Bull. 421, blz. 1408);

4° wanneer de aanslagambtenaar ingevolge het antwoord van de belastingplichtige op een eerste bericht, voornemens is volledig de oorspronkelijke berekeningsmethode van de aanslag op te geven en deze aanslag te vestigen op een basis die volstrekt verschilt van die welke wordt uiteengezet in het oorspronkelijk bericht. Dit zou het geval zijn indien de aanslagambtenaar van zins is vergelijkingspunten in aanmerking te nemen die verschillen van die welke hij eerst gekozen had. Er dient aldus te worden gehandeld zelfs indien de nieuwe basis lager is dan die welke vroeger werd bekendgemaakt (Cass., 17.12.1963, Delrue, Bull. 411, blz. 1873).

XI. VORM EN MOTIVERING VAN HET BERICHT VAN WIJZIGING

A. ALGEMEEN

Nummer 346/28

De administratie moet in het bericht van wijziging niet alleen kennis geven van de inkomsten maar ook van de andere gegevens die ze voornemens is in de plaats te stellen van die welke zijn aangegeven of schriftelijk erkend. Ze moet tevens de redenen vermelden die naar haar oordeel de wijziging rechtvaardigen.

1. Vorm

Nummer 346/29

De procedure tot wijziging van de aangifte ingevolge art. 346, WIB 92 wordt nageleefd wanneer de belastingplichtige, wat betreft de categorie van de te wijzigen inkomsten, nauwkeurig en in de vereiste vormen in kennis wordt gesteld van, eensdeels het brutobedrag dat de aanslagdienst in de plaats wil stellen van het aangegeven of erkende bedrag, en, anderdeels, de redenen van de wijziging.

Nummer 346/30

Daaruit mag echter niet worden besloten dat de aanslagambtenaar zich systematisch moet beperken tot het vermelden in het bericht van wijziging van alleen de meest noodzakelijke gegevens.

De aan de belastingplichtige verstrekte inlichtingen moeten zo volledig mogelijk zijn en zodanig worden opgesteld dat de betrokkene gemakkelijk de draagwijdte ervan kan vatten en zijn aanmerkingen met volledige kennis van zaken kan formuleren. Ter zake moet blijk worden gegeven van doorzicht. Hoewel in beginsel niet kan worden geëist dat meer gegevens (positieve of negatieve) worden verstrekt dan die welke de belastingplichtige in zijn aangifte moet vermelden, toch moet de aanslagambtenaar oordelen of het in sommige gevallen niet aangewezen is de gevolgen te vermelden van de wijzigingen welke aan die gegevens werden aangebracht.

2. Motivering

Nummer 346/31

De aanslagambtenaar moet in het bericht van wijziging melding maken van elke reden -feitelijke of rechtelijke precisering- welke naar zijn mening de wijziging van het cijfer van de aangegeven inkomsten (of van andere gegevens van de aangifte) wettigt, ongeacht of de rectificatie berust op becijferde inlichtingen, op comptabiliteitsgegevens of op tekenen en indiciën. Hij dient niet noodzakelijk de motieven te vermelden die de verbetering wettigen (Cass., 16.12.1958, Dony, Bull. 356, blz. 675).

Nummer 346/32

De berichten van wijziging moeten worden gemotiveerd in die zin, dat de betrokken belastingplichtige zich voldoende rekenschap moet kunnen geven van de cijfers, feiten en omstandigheden waarop de aanslag berust en aldus in de gelegenheid wordt gesteld ze te weerleggen en ertegen op te komen door tegenbewijs, door aan de hand van bewijskrachtige gegevens, te laten blijken, van de onjuistheid van het als aanslagbasis genomen cijfer en anderdeels van het juiste bedrag van zijn werkelijke inkomsten (Cass., 22.9.1936, Compagnie du Congo belge, Pas. 1936, I, 364).

Het is dus niet voldoende het voorwerp van de aan de aangifte toegebrachte wijzigingen te doen kennen; de redenen daarvan moeten eveneens worden opgegeven.

Nummer 346/33

Een bericht van wijziging hoeft evenwel niet zo nauwkeurig gemotiveerd te zijn als vereist wordt voor beslissingen, vermits dat bericht een uitnodiging behelst om bezwaren in te brengen en het niets anders is dan het uitgangspunt van tussen de administratie en de belastingplichtige ingezette onderhandelingen met het oog op de latere vaststelling van het belastbare inkomen (Cass., 21.11.1939, Lauwers, Pas. 1939, I, 485; 2.10.1956, Maenhoudt, Pas. 1957, I, 82). In het bericht wordt het definitieve bedrag van de belastbare grondslag niet vastgesteld (Cass., 26.10.1965, Van de Perre, Bull. 435, blz. 1559).

Zoals gezegd sub 346/2, voldoet het bericht van wijziging aan de wettelijke vereisten wanneer de belastingplichtige erdoor in de mogelijkheid wordt gesteld de redenen die de administratie aanvoert om de wijziging te verantwoorden die zij aan de aangegeven of schriftelijk erkende inkomsten en andere gegevens wil brengen, te onderzoeken en te bespreken.

Aan art. 346, WIB 92 wordt derhalve voldaan als de belastingplichtige in de mogelijkheid wordt gesteld, al ware het door verwijzing naar een ander bericht van wijziging dat regelmatig te zijner kennis werd gebracht (Cass., 30.4.1957, Van Buul, Pas. 1957, I, 1036) of al bevatte het bericht een vergissing (Cass., 26.5.1959, Soubry, Bull. 360, blz. 112), de door de administratie aangehaalde redenen te onderzoeken en te betwisten.

Het arrest dat beslist dat art. 346, WIB 92 te dezen niet werd geschonden, is naar recht verantwoord wanneer het vaststelt dat de berichten van wijziging zoals die naar de zaakvoerder werden verzonden, verwijzen naar de berichten van aanslag van ambtswege die dezelfde dag aan de vennootschap waren toegezonden en dat aldus de mogelijkheid was geboden de meegedeelde gegevens te bespreken en te weerleggen zoals trouwens uit het tegenvoorstel blijkt dat ter zake in naam van de eisers was gedaan (Cass., 12.5.1989, Sergeant en Gevaert, Bull. 692, blz. 769).

Alvorens een voor een vennoot bestemd bericht van wijziging te motiveren door een verwijzing naar een aan de vennootschap toegezonden bericht van wijziging of van aanslag van ambtswege, moet de aanslagambtenaar zich ervan vergewissen dat de vennoot bevoegd is om kennis te nemen van de aan zijn vennootschap toegezonden berichten.

Nummer 346/34

Voldoende gemotiveerd is het bericht van wijziging dat aan de belastingplichtige de reden van het niet-aannemen van zijn aangifte, de wettelijke bepaling waarop de rectificatie gegrond is en de voorgestelde nieuwe aanslaggrondslagen bekendmaakt (Luik, 14.7.1952, Cassart; 7.1.1958, Soubry).

Voorts is de geldigheid van een bericht van wijziging niet afhankelijk van de juistheid van de erin vooropgestelde berekeningen of elementen (Brussel, 4.10.1971, Benoy, Bull. 494, blz. 461).

Tenslotte is de omstandigheid dat het door het bericht van wijziging voorgestelde inkomstencijfer kennelijk overdreven is onder voorbehoud van de door de belastingplichtige verantwoorde minderingen, niet van die aard dat het gezegd bericht ongeldig maakt (Brussel, 10.5.1962, Le Cocq, Bull. 394, blz. 532).

B. VERGELIJKINGSMETHODE

Nummer 346/35

Als men niet over vaste gegevens beschikt om het belastbare inkomen nauwkeurig vast te stellen en de aanslagambtenaar het cijfer van de aangegeven inkomsten niet aanneemt, kan het voor de aanslag aan de belastingplichtige te zenden bericht van wijziging worden gemotiveerd door zich te beroepen op art. 342, § 1, WIB 92.

Om aan de voorschriften van art. 346,2e lid, WIB 92 te voldoen, moet het bericht van wijziging in dat geval duidelijk de structuur van de aangewende vergelijking weergeven.

Dus moeten worden medegedeeld :

- het bedrag van de winst of baten van drie soortgelijke belastingplichtigen die als referentie hebben gediend;

- de ter zake aangewende gegevens, zoals die welke zijn opgesomd in art. 342, § 1, 1e lid, WIB 92 (aangewende kapitaal, omzet, aantal werklieden, benuttigde drijfkracht, huurwaarde van de in bedrijf genomen gronden, zomede alle nuttige inlichtingen);

- de berekening om de winst of baten van de te belasten belastingplichtige vast te stellen.

De te verstrekken inlichtingen moeten de belastingplichtige in de mogelijkheid stellen zich ervan te vergewissen dat de vergelijkingsmethode oordeelkundig is toegepast (zie evenwel 346/36). Zij worden ontleend aan die welke voorkomen op de nota 276A (zie commentaar op art. 342, WIB 92).

Nummer 346/36

De bepalingen betreffende het beroepsgeheim dienen nauwgezet te worden in acht genomen bij het vermelden van de redenen van de wijziging. Men mag dus de naam niet doen kennen van de soortgelijke belastingplichtigen wier winstbestanddelen als punten van vergelijking hebben gediend, noch andere gegevens vermelden, waarmee de soortgelijke belastingplichtigen, waarnaar wordt verwezen, kunnen worden geïdentificeerd. Zulks houdt in dat de nota's 276A (zie commentaar op art. 342, WIB 92) in geen geval als dusdanig aan de belastingplichtigen mogen worden medegedeeld.

C. TOEPASSING VAN DE BUITENGEWONE (ART. 354, 2e LID, WIB 92) OF BIJZONDERE (ART. 358, WIB 92) AANSLAGTERMIJN

Nummer 346/37

Indien het bericht van wijziging de eerste mededeling uitmaakt aan de belastingplichtige betreffende de voorgenomen taxatie op grond van art. 354, 2e lid, WIB 92 of van art. 358, WIB 92, moet de omstandigheid worden vermeld die aanleiding geeft tot het toepassen van de buitengewone resp. bijzondere aanslagtermijn. Wat art. 358, WIB 92 betreft, past het bovendien melding te maken van de aanvangsdatum van de bijzondere aanslagtermijn.

D. BELASTINGVERHOGINGEN

Nummer 346/38

Het is geraden in de berichten van wijziging nauwkeurig alle bestanddelen te vermelden die verkeerd als beroepskosten in rekening werden gebracht of ten onrechte in de aangifte van de belastbare inkomsten werden weggelaten, en tevens de belastingplichtige attent te maken op zijn verplichtingen ter zake en op de gevolgen ten aanzien van de strafmaatregelen.

XII. VERZENDING VAN HET BERICHT VAN WIJZIGING

A. VERZENDING IN TWEEVOUD

Nummer 346/39

Het bericht van wijziging wordt in drievoud opgesteld op een drukwerk 279 (wijziging van aangiften die voldoen aan de vorm- en termijnvereisten van de artikelen 307 tot 311, WIB 92) of 279 V (wijziging van aangiften opgemaakt in uitvoering van art. 312, WIB 92) en eventueel op een drukwerk 279 Bijlage of 279 V Bijlage (volgens hetzelfde onderscheid). Het wordt in tweevoud aan de belastingplichtige gezonden : één exemplaar moet de vermelding "Afschrift voor de belastingplichtige" dragen, het andere exemplaar, dat moet worden teruggestuurd naar de dienst die het verzonden heeft, moet de vermelding "Origineel" dragen (die twee vermeldingen zijn bovenaan het bericht van wijziging gedrukt, en het volstaat de overbodige vermelding te schrappen). Het overblijvende exemplaar wordt in het dossier geplaatst.

Het formulier 279 Bijlage of 279 V Bijlage wordt gebruikt voor de gevallen waarin het formulier 279 of 279 V ontoereikend is; in voorkomend geval kunnen verscheidene te nummeren bijlagen worden gebruikt.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van drukwerken "Bijlage", moeten alle voorgestelde grondslagen voor de aanslag (inkomsten en andere gegevens) op het bericht van wijziging zelf worden vermeld.

B. AANGETEKENDE VERZENDING

Nummer 346/40

Het bericht van wijziging moet aan de belastingplichtige bij ter post aangetekende brief worden gezonden.

C. ADRES

Nummer 346/41

Er werd gevonnist dat de administratie aan haar verplichtingen heeft voldaan door bij ter post aangetekende brief het bericht van wijziging te verzenden aan het adres waar de belastingplichtige woonde op het ogenblik van de aangifte en waar de brief werd afgegeven, tegen handtekening, aan een persoon die bevoegd was hem in de plaats van de betrokkene te ontvangen; deze laatste, zelfs indien hij op regelmatige wijze zijn adresverandering bij de bevolkingsdienst kenbaar had gemaakt, moest alle nodige schikkingen bij het Postbestuur getroffen hebben opdat hij persoonlijk de briefwisseling zou ontvangen welke hem op zijn vroeger adres kan worden toegestuurd (Luik, 9.6.1958, Simons).

Er werd eveneens gevonnist dat door het bericht van wijziging te zenden aan de "directeur" van een vennootschap, zonder die persoon met name te vermelden, de administratie stellig de door de geadresseerde uitgeoefende functie beoogt en niet de natuurlijke persoon; dat de ontvangst en de verdeling van de aan een vennootschap gerichte briefwisseling, handelingen uitmaken die tot het dagelijkse beheer behoren; dat iedere persoon die met dat beheer bekleed is, bijgevolg bevoegd is om, namens de vennootschap een bericht van wijziging te ontvangen en er kennis van te nemen (Cass., 20.5.1969, NV "Les Moulins de St. François", Bull. 477, blz. 1419).

D. FAILLISSEMENT VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

Nummer 346/42

Geen enkele wetsbepaling schrijft voor dat in geval van faillissement van de belastingplichtige, het bericht van wijziging dient te worden geadresseerd aan de curator en niet aan de gefailleerde. Anderdeels, moeten krachtens art. 478 van het Wetboek van Koophandel de aan de gefailleerde gerichte brieven worden afgegeven aan de curatoren, die ze openen (Luik, 9.7.1957, Furst).

E. OVERLIJDEN VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

Nummer 346/43

De wet bevat geen bijzondere bepaling betreffende het bestellen van een bericht van wijziging na het overlijden van de belastingplichtige. De regels betreffende het toezenden van dat bericht, in geval van overlijden, dienen naar analogie, te worden geput uit de regels betreffende het inkohieren van de belasting; het bericht van wijziging strekt overigens tot de inkohiering van de belasting.

XIII. ANTWOORD VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

A. ALGEMEEN

Nummer 346/44

Het staat de belastingplichtige vrij opmerkingen in te brengen op het hem door de administratie toegezonden bericht van wijziging.

Die opmerkingen moeten schriftelijk worden gemaakt en ondertekend zijn.

Zij moeten bij de aanslagdienst toekomen binnen een termijn van één maand die wegens wettige redenen kan worden verlengd.

B. INHOUD

Nummer 346/45

Indien het antwoord op een bericht van wijziging van aangifte de redenen niet moet doen kennen waarop het berust, moet het nochtans een standpunt behelzen waarbij de belastingplichtige laat kennen of hij met het bericht van wijziging instemt of niet (Cass., 15.5.1974, Jacobs, Bull. 531, blz. 1347).

In dit verband werd gevonnist :

1° dat de schriftelijke verklaring van de belastingplichtige dat zijn toestand andersluidend is dan opgegeven bij het bericht van wijziging of dat hij het niet eens is met de voorgestelde wijziging, een antwoord is in de zin van art. 346, 3e lid, WIB 92 (Cass., 11.12.1956, Pfeffer, Pas. 1957, I, 388; 26.1.1960, Van Hollebeke, Bull. 366, blz. 1165);

2° dat daarentegen, geen dusdanig antwoord is, een brief waarbij de belastingplichtige laat weten dat eerstdaags op het bericht van wijziging zal worden geantwoord (voormeld arrest Cass. 15.5.1974, Jacobs, Bull. 531, blz. 1347).

C. VERPLICHTING VAN EEN GESCHREVEN EN ONDERTEKEND ANTWOORD

Nummer 346/46

De vorm van het schriftelijk en ondertekend antwoord op het bericht van wijziging is verplicht; die verplichting is het voorwerp van een gebiedend voorschrift van art. 346, 3e lid, WIB 92 (Cass., 26.10.1965, Van de Perre, Bull. 435, blz. 1559).

De belastingplichtige vermeldt op het exemplaar van het bericht van wijziging dat hij terugstuurt alleen zijn akkoord- of zijn niet akkoordverklaring en eventueel het verzoek tot voorlegging aan de fiscale commissie of aan het comité van advies. Zijn eventuele opmerkingen vermeldt hij in een bijlage van het bericht van wijziging.

Een mondeling onderhoud van de betrokkene met de aanslagambtenaar, binnen de toegestane termijn van een maand, beantwoordt niet aan de wettelijke voorschriften. Eventueel moet de belastingplichtige erop worden gewezen dat zijn opmerkingen schriftelijk moeten worden ingediend.

Nummer 346/47

Wanneer een belastingplichtige van gevorderde ouderdom en die ziek is, zijn zoon naar de aanslagambtenaar afvaardigt om aan deze te melden dat hij met het voorgestelde inkomstencijfer niet akkoord gaat, en dit antwoord door de Hfd.cr. in het dossier wordt geboekt, mag de administratie niet beweren dat de verzoeker nagelaten heeft, zonder wettige redenen, een schriftelijk antwoord op het bericht van wijziging te geven (Gent, 24.1.1945, De Moor-Van Gaver).

Nummer 346/48

Geen enkele wettekst verplicht de administratie door één enkel bericht van wijziging de aangifte te verbeteren welke zij onjuist bevindt (Luik, 9.7.1957, Walmag).

Dienvolgens mag de belastingplichtige zijn antwoord op een eerste bericht van wijziging niet inroepen om het niet-antwoorden op een tweede bericht te rechtvaardigen (Luik, 20.2.1952, Sequaris).

Nummer 346/49

Het antwoord op de vragen om inlichtingen, die het bericht van wijziging voorafgaan, geldt niet als antwoord op dit bericht naar de zin van wat voorgeschreven wordt bij art. 346, 3e lid, WIB 92 (Brussel, 2.1.1952, Trippelsdorf).

D. TERMIJN VAN EEN MAAND

1. Beginsel

Nummer 346/50

Tenzij hij wettige redenen doet gelden om een langere termijn te bekomen, beschikt de belastingplichtige over een termijn van één maand na de verzending van het bericht van wijziging om schriftelijk zijn opmerkingen in verband met het voorgestelde inkomstenbedrag en de andere gegevens te laten kennen of om zich daarmee akkoord te verklaren.

2. Berekening

Nummer 346/51

Die termijn wordt gerekend vanaf de dag na die van de verzending (art. 52, Ger.W) en hij wordt gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste (art. 54, Ger.W).

Is de laatste dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de termijn tot de eerstvolgende werkdag verlengd (art. 53, Ger.W).

Het antwoord op het bericht van wijziging moet uiterlijk de laatste nuttige dag van de termijn bij de aanslagdienst toekomen, zo neen wordt de aanslag van ambtswege gevestigd.

Als het antwoord op het bericht van wijziging niet over de post werd toegezonden maar persoonlijk aan de aanslagambtenaar of aan zijn dienst werd overhandigd, dient men aan te nemen dat de datum van de ontvangstmelding gevolgd door een paraaf die op het document door een beëdigd ambtenaar in de uitoefening van zijn functie werd aangebracht, als bewijs geldt zolang het tegendeel niet is bewezen (Luik, 22.4.1961, Dumont).

3. Voorbeeld

Nummer 346/52

Bericht van wijziging verzonden op donderdag 1 juli 1993. De termijn wordt gerekend vanaf de dag na die van de verzending, "de zoveelste", nl. vanaf vrijdag 2 juli 1993. Hij bedraagt één maand en loopt tot de dag vóór de zoveelste, nl. tot 1 augustus 1993. Aangezien 1 augustus 1993 evenwel een zondag is, wordt maandag 2 augustus 1993 als de laatste nuttige dag beschouwd waarop de belastingplichtige zijn opmerkingen bij de aanslagdienst kan inbrengen.

4. Verlenging

Nummer 346/53

De bij art. 346, 3e lid, WIB 92 bepaalde termijn kan worden verlengd indien de belastingplichtige voor het verstrijken ervan daartoe wettige redenen aanvoert waarvan het bestaan door de aanslagdienst wordt beoordeeld.

De ambtenaren moeten in geweten, met ruim inzicht en met inachtneming van de overgelegde bewijsstukken of uitleggingen, de gegrondheid beoordelen van de redenen die worden aangevoerd door een belastingplichtige die een verlenging vraagt van de termijn.

Over het algemeen en in de mate als aanneembaar erkend in elk afzonderlijk geval, mogen als wettige redenen worden aangezien :

- het feit dat er materieel meer dan een maand nodig is om de opmerkingen als antwoord op het bericht van wijziging met bewijsstukken te staven;

- de ernstige ziekte of de langdurige afwezigheid van de belastingplichtige;

- elke omstandigheid van overmacht (zie commentaar op art. 371, WIB 92).

In geval van weigering om de antwoordtermijn te verlengen moet de aan de belastingplichtige mede te delen beslissing verwijzen naar art. 346, 3e lid, WIB 92 en de redenen vermelden waarom de in de vraag om verlenging aangehaalde motieven niet kunnen worden aangemerkt als wettige redenen in de zin van wat voorafgaat.

5. Laattijdig antwoord

Nummer 346/54

Een buiten de termijn van een maand binnengekomen antwoord moet als ongedaan worden beschouwd, tenzij de vertraging door wettige redenen is gerechtvaardigd.

Nummer 346/55

Wanneer het antwoord op een bericht van wijziging dat door de belastingplichtige is gedagtekend en ondertekend voor het verstrijken van de gestelde termijn of dat is ondertekend zonder vermelding van de datum, slechts na het verstrijken van die termijn aan de aanslagdienst wordt afgegeven, moet een ontvangstdatum worden aangebracht die wordt echt verklaard door de vermelding van naam en graad van de daartoe bevoegde ambtenaar, gevolgd door zijn handtekening; eventueel wordt de briefomslag bewaard.

XIV. AKKOORD VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

A. BETEKENIS VAN HET AKKOORD VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

Nummer 346/56

Het bericht van wijziging van de aangifte dat aan de administratie werd teruggezonden en door de belastingplichtige voor akkoord werd ondertekend, heeft dezelfde bewijskracht als de aangifte.

Het is derhalve aan de belastingplichtige eventueel het bewijs te leveren dat een dwaling in rechte of in feite werd begaan (Cass., 25.1.1949, Ranquin, Pas. 1949, I, 75; 21.9.1954, Schaeffer, Pas. 1955, I, 33; 6.11.1962, NV Billiet C°, Bull. 402, blz. 2302).

Nummer 346/57

Door het akkoord van de belastingplichtige op de door de aanslagambtenaar wettelijk vastgestelde belastbare grondslagen, komen deze in de plaats te staan van de in de aangifte vermelde bedragen en moeten ze, overeenkomstig art. 346, WIB 92, als aanslaggrondslag dienen, tenzij zij onjuist worden bevonden ingevolge het door de belastingplichtige geleverde bewijs dat bij de wijziging een dwaling in zijn nadeel werd begaan (Cass., 26.6.1951, Atta-Dehousse, Pas. 1951, I, 734; Luik, 9.1.1953, Strauwez).

Nummer 346/58

Daar de instemming van de belastingplichtige of van zijn lasthebber met een hoger winstcijfer insluit dat de onjuistheid van de aangifte wordt erkend, is de administratie niet meer gehouden de aangekondigde wijzigingsprocedure door te drijven en haar vermoeden van onjuistheid van het aangegeven winstcijfer nader te rechtvaardigen (Cass., 9.10.1962, Duthoo, Bull. 399, blz. 1606).

Nummer 346/59

Er kan geen sprake zijn van een willekeurig karakter van de aanslagen, wanneer de administratieve bundel aanwijst dat de akkoorden gegeven door een belastingplichtige nopens het bedrag van zijn belastbare winst, met kennis van zaken werden ondertekend, na bespreking met de aanslagambtenaar ten huize van de belastingplichtige, en deze laatste geen enkel bewijskrachtig bescheid voorlegt waaruit zou blijken dat de tot stand gekomen akkoorden op een morele dwang, een gebrek aan toestemming of een vergissing berusten (Luik, 5.7.1950, Willems; 23.3.1951, Nelissen).

De loutere bewering van de belastingplichtige, dat een morele dwang op hem werd uitgeoefend om hem ertoe te brengen het bedrag van zijn belastbaar inkomen te verhogen, kan het niet halen op de ontkenning van de aanslagambtenaar (Gent, 20.1.1942, Scheldeman; 20.3.1951, Vroman).

Nummer 346/60

Vermits de belasting haar grondslag slechts in de wet kan vinden, kan het akkoord van de belastingplichtige nopens een aanslag, die met de wet strijdig zou zijn, geen uitwerking hebben (Cass., 5.12.1961, NV "Tissage Van Leynseele et de Brabandere", Bull. 388, blz. 1266).

Nummer 346/61

Het akkoord van de belastingplichtige nopens de wijziging door de administratie, van het aangegeven inkomen, is geen dading in de zin van art. 2044, BW; derhalve geeft de vergissing in de berekening welke in die wijziging voorkomt geen aanleiding tot toepassing van art. 2058, van hetzelfde Wetboek (Cass., 4.9.1962, De Vos, Bull. 397, blz. 1123).

B. AKKOORD GEGEVEN DOOR EEN ZWAKZINNIG BELASTINGPLICHTIGE

Nummer 346/62

De juridische bekwaamheid van een zwakzinnig belastingplichtige, die niet het voorwerp is geweest van enigerlei wettelijke maatregel, blijft onveranderd. Zelfs indien het uitgemaakt is dat deze belastingplichtige aan krankzinnigheid heeft geleden, was hij in rechte bevoegd om zich tijdens zijn ziekte akkoord te verklaren omtrent de aan zijn aangifte aangebrachte verbetering. Dat akkoord wordt dus niet ongeldig gemaakt door de ziekte van de belastingplichtige (Gent - Verwijzing - 28.10.1953, Atta-Dehousse).

C. AKKOORD GEGEVEN DOOR EEN MANDATARIS

Nummer 346/63

Het akkoord van een mandataris van de belastingplichtige op de gewijzigde aanslagbasissen, staat gelijk met een akkoord van de belastingplichtige zelf en heeft dezelfde bewijskracht als de aangifte.

Een mandaat voor het afhandelen van "alle fiscale zaken" behelst de machtiging voor de lasthebber tot het sluiten van een akkoord op een hogere aanslagbasis. Dergelijk akkoord bindt de belastingplichtige, tenzij hij bewijst dat het door een wilsgebrek aangetast is, maar het volstaat niet naar de boekhouding te verwijzen vermits door de akkoordverklaring impliciet werd erkend dat die boekhouding -al ware zij zelfs regelmatig naar de vorm- onjuist is (Gent, 20.12.1960, Duthoo, bevestigd bij Cass., 9.10.1962, Bull. 399, blz. 1606).

Nummer 346/64

Bij ontstentenis van een vordering van de administratie is de mandataris niet gehouden het bestaan van een mandaat en de draagwijdte van zijn bevoegdheid te verantwoorden.

Hieruit vloeit voort dat alleen in het geval waarin het mandaat, dat mondeling kan gegeven zijn, niet is verantwoord, de administratie het antwoord gegeven door een derde persoon op een bericht van wijziging als onregelmatig mag beschouwen en de aanslag van ambtswege mag vestigen (Cass., 17.1.1956, Bourgeois, Pas. 1956, I, 473).

D. AKKOORD GEGEVEN DOOR DE ECHTGENOTE VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

Nummer 346/65

Het akkoord gegeven door de echtgenote van de belastingplichtige op het bericht van wijziging kan enkel geschieden krachtens een stilzwijgend bijzonder mandaat van de belastingplichtige, aangezien het bericht per aangetekende zending aan eiser zelf wordt toegestuurd. Indien de echtgenote van de belastingplichtige er over beschikt heeft om er het gepaste gevolg aan te geven, kan zij zulks niet hebben gedaan zonder de machtiging van de echtgenoot (Gent, 4.1.1949, De Block).

Nummer 346/66

Uit het eenvoudig feit dat de echtgenote zich ten kantore der belastingen heeft begeven, mag evenwel niet worden afgeleid dat zij gemandateerd was. Bij gebrek aan bewijs van het mandaat, is de schriftelijke instemming gegeven door de echtgenote van de belastingplichtige op de haar door de Hfd.cr. mondeling voorgestelde aanslagbasis zonder waarde (Luik, 21.11.1952, Kindermans).

XV. ONDERZOEK VAN HET ANTWOORD

Nummer 346/67

De aanslagambtenaar mag niet weigeren kennis te nemen van de documentatie die door de belastingplichtige tot staving van zijn argumenten wordt voorgelegd en die hij tot zijn verdediging nuttig acht (zie 346/11).

XVI. VESTIGING VAN DE AANSLAG OP DE GEWIJZIGDE INKOMSTEN

Nummer 346/68

De aanslag op de te wijzigen inkomsten mag niet worden gevestigd voor het verstrijken van de -eventueel verlengde-termijn toegekend aan de belastingplichtige voor het inbrengen van opmerkingen op het bericht van wijziging.

Op dit verbod bestaan twee uitzonderingen :

1° de belastingplichtige heeft met de wijziging van zijn aangifte schriftelijk ingestemd;

2° de rechten van de Schatkist verkeren in gevaar wegens een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijn (d.w.z., oorzaken te wijten aan de belastingplichtige zoals wankelend krediet, staking van betaling, vertrek naar het buitenland, enz.).

Nummer 346/69

De overeenkomstig de regels van art. 346, WIB 92, te vestigen aanslagen mogen niet worden ingekohierd vóór het verstrijken van de termijn van een maand (Cass., 14.10.1942, NV Compagnie des Charbonnages de Tamines, Pas. 1942, I, 229; Luik, 22.1.1943, Wwe De Paepe; Brussel 24.4.1958, De Haeck).

Wanneer echter de belastingplichtige zich akkoord verklaart op het hem bij bericht van wijziging medegedeelde cijfer, heeft dat bericht dezelfde bewijskracht als de oorspronkelijke aangifte (zie 346/56), zodanig dat, door het op deze wijze gegeven akkoord, het in acht nemen van de termijn van een maand zijn bestaansreden verliest en de wettelijke hinderpaal tot de vestiging uit de weg wordt geruimd (Cass., 3.5.1955, Van Essche, Pas. 1955, I, 959; Brussel, 8.3.1956, Pourbaix).