Artikel 209, WIB 92
Art. 209, tweede lid, 1°/1, treedt in werking op 18.08.2015 (art. 79 en 83, progW 10.08.2015 - B.S. 18.08.2015; Numac: 2015203736)
Wanneer het maatschappelijk vermogen van een vennootschap wordt verdeeld ten gevolge van ontbinding of om enige andere reden, wordt als een uitgekeerd dividend aangemerkt het positieve verschil tussen de uitkeringen in geld, in effecten of in enige andere vorm, en de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal.
De uitkeringen worden geacht achtereenvolgens voort te komen:
1° eerst uit de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal;
1°/1 vervolgens uit de liquidatiereserve, bedoeld in de artikelen 184quater of 541;
2° vervolgens uit de voorheen gereserveerde winst, andere dan deze bedoeld in de bepaling onder 1°/1, die reeds aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, de meerwaarden die worden verwezenlijkt of vastgesteld naar aanleiding van de verdeling van het vermogen inbegrepen;
3° en tenslotte uit de voorheen vrijgestelde winst.
Wanneer de verdeling van het maatschappelijk vermogen trapsgewijze plaatsvindt, wordt het eerste lid toegepast telkens wanneer een verdeling het verschil overtreft tussen, eensdeels, het bedrag van het bij de ontbinding gestorte kapitaal, gerevaloriseerd volgens de coëfficiënten van toepassing op de datum van die verdeling en, anderdeels, de vroegere verdelingen na revalorisatie daarvan volgens de coëfficiënten die op dezelfde datum van toepassing zijn voor de jaren waarin die verdelingen hebben plaatsgehad.